Uitspraak Nº 17/04820. Hoge Raad, 2018-04-13

ECLIECLI:NL:HR:2018:604
Docket Number17/04820
Date13 Abril 2018

13 april 2018

Eerste Kamer

17/04820

TT/EE

Hoge Raad der Nederlanden

Prejudiciële beslissing

in de zaak van:

1. [A] ,
wonende te [woonplaats] , Volksrepubliek China,

2. [B] ,
wonende te [woonplaats] ,

3. de rechtspersoon naar vreemd recht CADENZA MANAGEMENT LIMITED,
gevestigd te Tortola, Britse Maagdeneilanden,

APPELLANTEN in hoger beroep,

advocaat in de prejudiciële procedure: mr. A.E.H. van der Voort Maarschalk,

4. de gezamenlijke erven van [C] ,

laatst gewoond hebbende te [woonplaats] ,

5. [D] ,
wonende te [woonplaats] , België,

APPELLANTEN in hoger beroep,

niet verschenen in de prejudiciële procedure,

t e g e n

1. FAIRSTAR HEAVY TRANSPORT N.V.,
gevestigd te Rotterdam,

2. DOCKWISE WHITE MARLIN B.V.,
gevestigd te Breda,

GEÏNTIMEERDEN in hoger beroep,

advocaat in de prejudiciële procedure: mr. F.E. Vermeulen.

Partijen zullen hierna ook worden aangeduid als [A] , [B] , Cadenza, Erven [C] , [D] , Fairstar en Dockwise.

1 Het geding in feitelijke instanties

Voor het verloop van het geding in feitelijke instanties verwijst de Hoge Raad naar de navolgende stukken:

a. de vonnissen in de zaak C/13/534453/HA ZA 13-97 van de rechtbank Amsterdam van 10 juli 2013, 30 oktober 2013, en 19 februari 2014;

b. het vonnis in de gevoegde zaken C/13/534453/HA ZA 13-97 en C/13/538536/HA ZA 13-319 van de rechtbank Amsterdam van 30 september 2015;

c. de arresten in de gevoegde zaken 200.186.069/01, 200.186.100/01 en 200.186.113/01 van het gerechtshof Amsterdam van 9 mei 2017 en 10 oktober 2017.

De arresten van het hof zijn aan deze beslissing gehecht.

2 De prejudiciële procedure

Bij laatstgenoemd arrest heeft het hof op de voet van art. 392 Rv de volgende prejudiciële vragen aan de Hoge Raad gesteld:

“1. Geldt een vonnis van een meervoudige kamer als ‘gewezen’ op het moment dat de schriftelijke weergave van de genomen beslissingen in concept gereed is, ook indien nadien op ondergeschikte punten nog wijzigingen hebben plaatsgevonden?

2. Is een vonnis in burgerlijke zaken nietig op grond van artikel 5 lid 2 Wet RO indien dit in een meervoudige kamer is gewezen door drie rechterlijke ambtenaren met rechtspraak belast, van wie een of meer niet zijn aan te merken als rechterlijke ambtenaren met rechtspraak belast bedoeld in artikel 40 lid 1 Wet RO?

3. Indien het antwoord op vraag 2 bevestigend luidt, dient de zaak dan te worden teruggewezen naar de rechtbank waar de zaak vandaan komt?

4. Indien het antwoord op vraag 3 bevestigend luidt, kan de zaak na terugwijzing worden beoordeeld door een combinatie die mede bestaat uit rechterlijke ambtenaren met rechtspraak belast die eerder aan het nietige vonnis hebben meegewerkt?

5. Indien het antwoord op vraag 3 ontkennend luidt, dient de zaak dan te worden verwezen naar een andere rechtbank binnen het hofressort Amsterdam?

6. Indien het antwoord op vraag 5 ontkennend luidt, wat zijn de consequenties van de nietigheid van het vonnis voor de verdere behandeling en beoordeling in hoger beroep?”

[A] , [B] en Cadenza enerzijds en Fairstar en Dockwise anderzijds hebben schriftelijke opmerkingen als bedoeld in art. 393 lid 1 Rv ingediend.

De conclusie van de plaatsvervangend Procureur-Generaal strekt tot beantwoording van de prejudiciële vragen als vermeld onder 2.27 van de conclusie.

De advocaat van Fairstar en Dockwise heeft bij brief van 28 februari 2018 op die conclusie gereageerd.

3 Beantwoording van de prejudiciële vragen
3.1

Bij de beantwoording van de prejudiciële vragen gaat de Hoge Raad uit van de volgende feiten.

  • -

    i) De rechtbank Amsterdam heeft twee zaken gevoegd behandeld, waarin Fairstar, respectievelijk Dockwise als eisers vorderingen hebben ingesteld jegens (een aantal van) de overige partijen in deze procedure. Nadat twee tussenvonnissen (in incidenten) waren gewezen, heeft op 9 februari 2015 een pleitzitting plaatsgevonden ten overstaan van mr. A.W.H. Vink, mr. A.E. de Vos en mr. R.A. Dudok van Heel.

  • -

    ii) Op 30 juni 2015 is mr. Vink...

Om verder te lezen

PROBEER HET UIT
10 temas prácticos
  • Uitspraak Nº 200.262.490/01 - Wr 290-13-2019. Gerechtshof 's-Hertogenbosch, 2019-08-19
    • Nederland
    • Gerechtshof 's-Hertogenbosch (Nederland)
    • 19 augustus 2019
    ...22 495, nr. 3 (MvT), p. 114. Zie ook HR 31 oktober 2000, ECLI:NL:HR:2000:AA7956, JOL 2000/544, r.o. 3.3. 9 Vgl. HR 13 april 2018, ECLI:NL:HR:2018:604, r.o. 3.5.2. en 3.5.3. en HR 16 januari 2009, ECLI:NL:HR:2009:BG4012, r.o. 3.2. 10 Hof Arnhem-Leeuwarden 25 januari 2019, ECLI:NL:GHARL:2019:......
  • Uitspraak Nº 200.307.766_01 en 200.307.766_02. Gerechtshof 's-Hertogenbosch, 2022-10-12
    • Nederland
    • Gerechtshof 's-Hertogenbosch (Nederland)
    • 12 oktober 2022
    ...tekst daarvan hebben vastgesteld (HR 18 november 2016, ECLI:NL:HR:2016:2607 en ECLI:NL:HR:2016:2614 (Meavita), HR 13 april 2018, ECLI:NL:HR:2018:604, HR 20 september 2019, ECLI:NL:HR:2019:1408 (Valerbosch/X) en HR 13 december 2019, ECLI:NL:HR:2019:1940 (Valerbosch/X). Gelet op het beroepsch......
  • Uitspraak Nº 18/01945. Hoge Raad, 2019-12-13
    • Nederland
    • 13 december 2019
    ...13 december 2019. 1 HR 18 november 2016, ECLI:NL:HR:2016:2607 en ECLI:NL:HR:2016:2614 (Meavita), rov. 3.3.2-3.3.3 en HR 13 april 2018, ECLI:NL:HR:2018:604, rov. 3.4.2-3.4.3. 2 Zie rov. 3.2 en 3.3.2 van het tussenarrest. ...
  • Uitspraak Nº 18/01945. Hoge Raad, 2019-09-20
    • Nederland
    • 20 september 2019
    ...voor een en ander HR 18 november 2016, ECLI:NL:HR:2016:2607 en ECLI:NL:HR:2016:2614 (Meavita), rov. 3.3.2-3.3.3 en HR 13 april 2018, ECLI:NL:HR:2018:604, rov. 3.4.2-3.4.3. 2 Zie de conclusie van de Advocaat-Generaal onder 3.13, onder verwijzing naar gerechtshof Amsterdam 9 mei 2017, ECLI:NL......
  • Vraag een proefperiode aan om aanvullende resultaten te zien
10 sentencias
  • Uitspraak Nº 200.262.490/01 - Wr 290-13-2019. Gerechtshof 's-Hertogenbosch, 2019-08-19
    • Nederland
    • Gerechtshof 's-Hertogenbosch (Nederland)
    • 19 augustus 2019
    ...22 495, nr. 3 (MvT), p. 114. Zie ook HR 31 oktober 2000, ECLI:NL:HR:2000:AA7956, JOL 2000/544, r.o. 3.3. 9 Vgl. HR 13 april 2018, ECLI:NL:HR:2018:604, r.o. 3.5.2. en 3.5.3. en HR 16 januari 2009, ECLI:NL:HR:2009:BG4012, r.o. 3.2. 10 Hof Arnhem-Leeuwarden 25 januari 2019, ECLI:NL:GHARL:2019:......
  • Uitspraak Nº 200.307.766_01 en 200.307.766_02. Gerechtshof 's-Hertogenbosch, 2022-10-12
    • Nederland
    • Gerechtshof 's-Hertogenbosch (Nederland)
    • 12 oktober 2022
    ...tekst daarvan hebben vastgesteld (HR 18 november 2016, ECLI:NL:HR:2016:2607 en ECLI:NL:HR:2016:2614 (Meavita), HR 13 april 2018, ECLI:NL:HR:2018:604, HR 20 september 2019, ECLI:NL:HR:2019:1408 (Valerbosch/X) en HR 13 december 2019, ECLI:NL:HR:2019:1940 (Valerbosch/X). Gelet op het beroepsch......
  • Uitspraak Nº 18/01945. Hoge Raad, 2019-12-13
    • Nederland
    • 13 december 2019
    ...13 december 2019. 1 HR 18 november 2016, ECLI:NL:HR:2016:2607 en ECLI:NL:HR:2016:2614 (Meavita), rov. 3.3.2-3.3.3 en HR 13 april 2018, ECLI:NL:HR:2018:604, rov. 3.4.2-3.4.3. 2 Zie rov. 3.2 en 3.3.2 van het tussenarrest. ...
  • Uitspraak Nº 18/01945. Hoge Raad, 2019-09-20
    • Nederland
    • 20 september 2019
    ...voor een en ander HR 18 november 2016, ECLI:NL:HR:2016:2607 en ECLI:NL:HR:2016:2614 (Meavita), rov. 3.3.2-3.3.3 en HR 13 april 2018, ECLI:NL:HR:2018:604, rov. 3.4.2-3.4.3. 2 Zie de conclusie van de Advocaat-Generaal onder 3.13, onder verwijzing naar gerechtshof Amsterdam 9 mei 2017, ECLI:NL......
  • Vraag een proefperiode aan om aanvullende resultaten te zien

VLEX uses login cookies to provide you with a better browsing experience. If you click on 'Accept' or continue browsing this site we consider that you accept our cookie policy. ACCEPT