Uitspraak Nº 18/01166. Hoge Raad, 2019-05-17

ECLIECLI:NL:HR:2019:757
Docket Number18/01166
Date17 Mayo 2019

17 mei 2019

Eerste Kamer

18/01166

EV/AS

Hoge Raad der Nederlanden

Arrest

in de zaak van:

1. [eiseres 1] ,
wonende te [woonplaats] ,

2. [eiser 2] ,
wonende te [woonplaats] ,

3. [eiseres 3] ,
wonende te [woonplaats] ,

EISERS tot cassatie,

advocaat: mr. J.A.M.A. Sluysmans,

t e g e n

GEMEENTE EINDHOVEN,
zetelende te Eindhoven,

VERWEERSTER in cassatie,

advocaat: mr. T. van Malssen.

Partijen zullen hierna ook worden aangeduid als [eisers] en de Gemeente.

1 Het geding in feitelijke instanties

Voor het verloop van het geding in feitelijke instanties verwijst de Hoge Raad naar:

a. zijn eerdere arrest in deze zaak van 25 februari 2011, zaaknummer 09/05049;

b. het vonnis in de zaak C/01/126102/HA ZA 05-1069 van de rechtbank Oost-Brabant van 11 maart 2015;

c. het arrest in de zaak 200.177.662/01 van het gerechtshof 's-Hertogenbosch van 19 december 2017.

Het arrest van het hof is aan dit arrest gehecht.

2 Het geding in cassatie

Tegen het arrest van het hof hebben [eisers] beroep in cassatie ingesteld. De procesinleiding is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.

De Gemeente heeft een verweerschrift tot verwerping ingediend.

De zaak is voor partijen toegelicht door hun advocaten.

De conclusie van de Advocaat-Generaal W.L. Valk strekt tot vernietiging en verwijzing.

De advocaat van de Gemeente heeft schriftelijk op die conclusie gereageerd.

3 Beoordeling van het middel
3.1

In cassatie kan van het volgende worden uitgegaan.

( i) Wijlen [erflaatster] (hierna: [erflaatster] ) was eigenares van een perceel in de Gemeente. [eisers] zijn de gezamenlijke erfgenamen van [erflaatster] .

(ii) De Gemeente wilde ten behoeve van woningbouw uitbreiden op gronden van het militaire vliegveld [A] . De Staat wilde daaraan meewerken, mits hij dan elders, aangrenzend aan het vliegveld, vervangende grond zou verkrijgen om deze voor militaire doeleinden in te richten. In 1993 hebben de Gemeente en de Staat een convenant hierover gesloten.

(iii) De Gemeente heeft vervolgens gronden onteigend, onder meer van [erflaatster] . Het besluit tot onteigening dateert van medio 1998. De rechtbank heeft de vervroegde onteigening uitgesproken. Het daartegen ingestelde cassatieberoep is door de Hoge Raad verworpen (HR 20 december 2000, ECLI:NL:HR:2000:AA9970), waarmee de onteigening onherroepelijk werd. Het onteigeningsvonnis is op 21 mei 2001 ingeschreven in de openbare registers. De Gemeente heeft het onteigende op 10 december 2003 aan de Staat in eigendom overgedragen.

(iv) Er is niet binnen drie jaar na 20 december 2000 (het moment waarop het vonnis tot onteigening kracht van gewijsde heeft verkregen), maar wel binnen drie jaar na 21 mei 2001 (het moment waarop het onteigeningsvonnis is ingeschreven in de openbare registers), een aanvang gemaakt met werken van fysieke aard op het onteigende. Dat was niet binnen de driejaarstermijn van art. 61 lid 1 Ow, welke bepaling de onteigende recht geeft op teruglevering van het onteigende als niet binnen eerstbedoelde termijn een aanvang is gemaakt met het werk waarvoor is onteigend.

( v) Bij vonnis van 30 mei 2007 is in de onteigeningsprocedure de schadeloosstelling voor [erflaatster] vastgesteld. Tegen dit vonnis is door [erflaatster] geen rechtsmiddel aangewend.

3.2.1

[erflaatster] heeft in deze procedure primair teruglevering van het onteigende gevorderd van de Gemeente op de voet van art. 61 leden 1 en 3 Ow dan wel op grond van art. 6:162 BW en van de Staat op grond van art. 6:162 BW. Deze vordering is door de rechtbank bij tussenvonnis toewijsbaar geoordeeld op grond van art. 6:162 BW. Het hof heeft dit vonnis in een tussentijds hoger beroep vernietigd op de grond dat de vordering tot teruglevering niet toewijsbaar is (hierna: het tussenarrest). Het hiertegen gerichte tussentijdse cassatieberoep is door de Hoge Raad verworpen bij het hiervoor in 2 genoemde arrest (HR 25 februari 2011, ECLI:NL:HR:2011:BO9557).

3.2.2

Subsidiair heeft [erflaatster] in deze procedure, voor zover in cassatie van belang, op de voet van art. 61 leden 2 en 3 Ow een schadeloosstelling naar billijkheid gevorderd jegens de Gemeente, bovenop de reeds door haar ontvangen onteigeningsschadeloosstelling. Deze vordering is door de rechtbank na voortzetting van de procedure na het hiervoor in 3.2.1 genoemde arrest van de Hoge Raad afgewezen. Het hof heeft dit eindvonnis van de rechtbank bekrachtigd.

3.2.3

Het hof heeft, voor zover in cassatie van belang, het volgende overwogen.

Het hof heeft in rov. 4.10.1 van het tussenarrest overwogen dat de Gemeente zal moeten worden veroordeeld tot een aanvullende schadeloosstelling als bedoeld in art. 61 lid 2 Ow. De rechtbank heeft in haar eindvonnis geen aanvullende schadeloosstelling toegekend. Dat is echter niet in strijd...

Om verder te lezen

PROBEER HET UIT
2 temas prácticos
  • Uitspraak Nº 202106410/2/R1. Raad van State, 2022-06-23
    • Nederland
    • Council of State (Netherlands)
    • 23 Junio 2022
    ...Staat het werk waarvoor is onteigend niet rechtmatig kan aanleggen. Hierbij wijst hij op het arrest van de Hoge Raad van 17 mei 2019, ECLI:NL:HR:2019:757, waarin is overwogen dat onder bijzondere omstandigheden de onteigenaar en de verkrijger - in dit geval de Staat en de provincie - voor d......
  • Uitspraak Nº 202106410/1/R1. Raad van State, 2022-10-19
    • Nederland
    • Council of State (Netherlands)
    • 19 Octubre 2022
    ...Staat het werk waarvoor is onteigend niet rechtmatig kan aanleggen. Hierbij wijst hij op het arrest van de Hoge Raad van 17 mei 2019, ECLI:NL:HR:2019:757, waarin is overwogen dat onder bijzondere omstandigheden de onteigenaar en de verkrijger - in dit geval de Staat en de provincie - voor d......
2 sentencias
  • Uitspraak Nº 202106410/2/R1. Raad van State, 2022-06-23
    • Nederland
    • Council of State (Netherlands)
    • 23 Junio 2022
    ...Staat het werk waarvoor is onteigend niet rechtmatig kan aanleggen. Hierbij wijst hij op het arrest van de Hoge Raad van 17 mei 2019, ECLI:NL:HR:2019:757, waarin is overwogen dat onder bijzondere omstandigheden de onteigenaar en de verkrijger - in dit geval de Staat en de provincie - voor d......
  • Uitspraak Nº 202106410/1/R1. Raad van State, 2022-10-19
    • Nederland
    • Council of State (Netherlands)
    • 19 Octubre 2022
    ...Staat het werk waarvoor is onteigend niet rechtmatig kan aanleggen. Hierbij wijst hij op het arrest van de Hoge Raad van 17 mei 2019, ECLI:NL:HR:2019:757, waarin is overwogen dat onder bijzondere omstandigheden de onteigenaar en de verkrijger - in dit geval de Staat en de provincie - voor d......

VLEX uses login cookies to provide you with a better browsing experience. If you click on 'Accept' or continue browsing this site we consider that you accept our cookie policy. ACCEPT