Uitspraak Nº 201404380/1/R3 en 201408209/1/R3. Raad van State, 2015-10-07

ECLIECLI:NL:RVS:2015:3105
Docket Number201404380/1/R3 en 201408209/1/R3
Date07 Octubre 2015
CourtCouncil of State (Netherlands)

201404380/1/R3 en 201408209/1/R3.

Datum uitspraak: 7 oktober 2015

AFDELING

BESTUURSRECHTSPRAAK

Uitspraak in het geding tussen:

1. de maatschap [appellant sub 1], gevestigd te Oosteind, gemeente Oosterhout,

2. [appellant sub 2], h.o.d.n. Maatschap [appellant sub 2], wonend te Den Hout, gemeente Oosterhout,

3. [appellant sub 3], wonend te Oosteind, gemeente Oosterhout,

4. [appellant sub 4A] en [appellant sub 4B], wonend te Dorst, gemeente Oosterhout (hierna tezamen en in enkelvoud: [appellant sub 4]),

5. de vereniging Milieuvereniging Oosterhout, gevestigd te Oosterhout,

appellanten,

en

de raad van de gemeente Oosterhout,

verweerder.

Procesverloop

Bij besluit van 18 februari 2014, kenmerk BI.0140041, heeft de raad het bestemmingsplan "Correctieve herziening op herziening 4 - Gebied ten zuiden van Oosteind (goothoogte glastuinbouw)" vastgesteld.

Tegen dit besluit heeft [appellant sub 1] beroep ingesteld. Dit beroep is geregistreerd onder zaak nr. 201404380/1/R3.

De raad heeft een verweerschrift ingediend.

Bij besluit van 8 juli 2014, kenmerk BI.0140288, heeft de raad het bestemmingsplan "Buitengebied 2013 (incl. Lint Oosteind)" vastgesteld.

Tegen dit besluit hebben [appellant sub 1], [appellant sub 2], [appellant sub 3], [appellant sub 4] en de vereniging beroep ingesteld. Deze beroepen zijn geregistreerd onder zaak nr. 201408209/1/R3.

De raad heeft een verweerschrift ingediend.

[appellant sub 4], de vereniging, de raad en [belanghebbende A] en [belanghebbende B], belanghebbenden, hebben nadere stukken ingediend.

De Afdeling heeft de beroepen ter zitting gevoegd behandeld op 16 juli 2015, waar [appellant sub 1], vertegenwoordigd door mr. C.R. Jansen, [appellant sub 2], vertegenwoordigd door mr. C.R. Jansen, [appellant sub 3], bijgestaan door mr. J.T.F. van Berkel, [appellant sub 4], bijgestaan door mr. J.T.F. van Berkel, de vereniging, vertegenwoordigd door S. Schokken, bijgestaan door mr. J.E. Dijk, advocaat te Haarlem, en de raad, vertegenwoordigd door mr. F.W.L. Versteegh, ing. D.P.A.W. van Dongen, ing. R.K. Jansen, allen werkzaam bij de gemeente, en drs. B. van Dijck, zijn verschenen. Voorts is ter zitting gehoord [belanghebbende A] en de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid [belanghebbende B] (hierna tezamen en in enkelvoud: de initiatiefnemer) beiden vertegenwoordigd door mr. M.P. Wolf, advocaat te Breda.

Overwegingen

1. Bij de vaststelling van een bestemmingsplan heeft de raad beleidsvrijheid om bestemmingen aan te wijzen en regels te geven die de raad uit een oogpunt van een goede ruimtelijke ordening nodig acht. De Afdeling toetst deze beslissing terughoudend. Dit betekent dat de Afdeling aan de hand van de beroepsgronden beoordeelt of aanleiding bestaat voor het oordeel dat de raad zich niet in redelijkheid op het standpunt heeft kunnen stellen dat het plan strekt ten behoeve van een goede ruimtelijke ordening. Voorts beoordeelt de Afdeling aan de hand van de beroepsgronden of het bestreden besluit anderszins is voorbereid of genomen in strijd met het recht.

Het beroep van [appellant sub 1]

2. Bij besluit van 8 juli 2014 heeft de raad het besluit van 18 februari 2014 vervangen. Dit besluit wordt, gelet op artikel 6:19, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: Awb), van rechtswege geacht onderwerp te zijn van dit geding.

De Afdeling zal eerst het beroep van [appellant sub 1] tegen het besluit van 8 juli 2014 beoordelen en vervolgens beoordelen of er nog belang bestaat bij een beoordeling van het besluit van 18 februari 2014.

3. [appellant sub 1], die is gevestigd aan de [locatie 1] in Oosteind, komt in beroep op tegen de vaststelling van artikel 3, lid 3.7.2, van de planregels. Zij betoogt dat een wijzigingsbevoegdheid onevenredig zwaar is voor het mogelijk maken van grotere goothoogte voor kassen. De raad had hiertoe volgens haar een binnenplanse afwijkingsbevoegdheid moeten opnemen. Volgens [appellant sub 1] is niet duidelijk waarom voor het mogelijk maken van een grotere goothoogte voor gebouwen, geen kassen zijnde, wel een afwijkingsbevoegdheid is opgenomen, mede nu aan deze bevoegdheid dezelfde voorwaarden zijn gesteld als in artikel 3, lid 3.7.2, van de planregels. Ter zitting heeft zij gewezen op de uitspraak van de Afdeling van 4 augustus 2010, in zaak nr. 200903145/1/R3, waaruit volgens haar volgt dat de raad gehouden was een afwijkingsbevoegdheid voor een grotere goothoogte voor kassen in de planregels op te nemen.

Voorts zijn de wijzigingsvoorwaarden in artikel 3, lid 3.7.2, onder a, b, c, en f, van de planregels volgens [appellant sub 1] overbodig. Zo wordt de milieukundige aanvaardbaarheid volgens haar gewaarborgd door het Activiteitenbesluit milieubeheer en blijkt uit de milieueffectrapportage (hierna: plan-MER) dat zelfs een maximale invulling van de planologische mogelijkheden voor glastuinbouw zal leiden tot slechts een geringe toename van verkeersbewegingen. Voorts zal een vergroting van de goothoogte van 6 m naar 8 m volgens [appellant sub 1] niet leiden tot een onevenredige aantasting van eventueel aanwezige landschappelijke waarden. Deze landschappelijke waarden waren volgens haar al inzichtelijk bij de vaststelling van het plan. Dat sprake is van een zorgvuldige landschappelijke inpassing van de kassen van [appellant sub 1] volgt naar haar zeggen uit een bijlage bij de toelichting op het bestemmingsplan "Correctieve herziening op herziening 4 - Gebied ten zuiden van Oosteind (goothoogte glastuinbouw)".

3.1. Aan het plandeel aan de [locatie 1] zijn de bestemming "Agrarisch" en de aanduidingen "bouwvlak" en "specifieke vorm van agrarisch - glastuinbouw doorgroei" toegekend.

Ingevolge artikel 3, lid 3.1.1, aanhef en onder a, van de planregels zijn de voor "Agrarisch" aangewezen gronden bestemd voor agrarisch gebruik.

Ingevolge lid 3.1.2, aanhef en onder a, mag ter plaatse van de aanduiding "bouwvlak" een grondgebonden agrarisch bedrijf worden uitgeoefend. Voorts is, al dan niet in combinatie hiermee, ter plaatse van de aanduiding "specifieke vorm van agrarisch - glastuinbouw doorgroei" een glastuinbouwbedrijf in het mogelijk doorgroeigebied glastuinbouw toegestaan.

Ingevolge lid 3.2.3, aanhef en onder e, geldt ter plaatse van de aanduiding "specifieke vorm van agrarisch - glastuinbouw doorgroei" dat de goothoogte van kassen niet meer bedraagt dan 6 m.

Ingevolge lid 3.7.2 kan het college van burgemeester en wethouders de in lid 3.2.3, onder e, gestelde regels ten aanzien de goothoogte van kassen bij glastuinbouwbedrijven in het doorgroeigebied wijzigen, teneinde een hogere goothoogte voor kassen toe te staan, mits wordt voldaan aan de volgende voorwaarden:

a. de hogere goothoogte van de kassen is stedenbouwkundig, verkeerskundig en milieukundig aanvaardbaar;

b. er vindt geen onevenredige aantasting plaats van de belangen van eigenaren en gebruikers van omliggende gronden, waaronder de schaduwwerking naar een glastuinbouwbedrijf;

c. er vindt geen onevenredige aantasting plaats van in de omgeving aanwezige landschappelijke waarden;

d. uit onafhankelijk deskundig advies is gebleken dat een hogere goothoogte van de kassen noodzakelijk is voor de bedrijfsvoering; hiertoe wordt advies van de Adviescommissie Agrarische Bouwaanvragen ingewonnen;

e. de goothoogte van kassen bedraagt maximaal 8 m;

f. er is sprake van een zorgvuldige landschappelijke inpassing; hiertoe wordt de gebiedsaanduiding "overige zone - landschappelijke inpassing" opgenomen.

3.2. De Afdeling stelt voorop dat de raad bij zijn keuze tussen het mogelijk maken van een ruimtelijke ontwikkeling door middel van een wijzigingsbevoegdheid of door middel van een afwijkingsbevoegdheid beleidsvrijheid toekomt. De Afdeling toetst deze keuze terughoudend.

De raad stelt zich op het standpunt dat een grotere goothoogte bij kassen gelet op de grote oppervlakten daarvan een aanzienlijke ruimtelijke impact kan hebben en heeft daarom voor een wijzigingsbevoegdheid gekozen. Ter zitting heeft de raad toegelicht dat in het gebied met de aanduiding "specifieke vorm van agrarisch - glastuinbouw doorgroei" de oppervlakte van de bestaande kassen ongeveer 40 ha is. Nu bij gebouwen, niet zijnde kassen sprake is van aanzienlijk minder grote oppervlakten, is voor het mogelijk maken van een grotere goothoogte daarvan een afwijkingsbevoegdheid opgenomen. Het voorgaande is naar het oordeel van de Afdeling niet onredelijk. Voorts heeft [appellant sub 1] ter zitting desgevraagd niet kunnen concretiseren in welk opzicht een wijzigingsprocedure voor haar zodanig meer bezwarend is dan een afwijkingsprocedure dat de raad in redelijkheid niet tot de gekozen plansystematiek heeft kunnen besluiten. Haar stelling dat het gemeentebestuur in het verleden niet bereid was medewerking te verlenen aan een grotere goothoogte voor kassen en dat zij daarom vreest dat het college van burgemeester en wethouders van Oosterhout (hierna: het college) zal weigeren een wijzigingsplan vast te stellen voor de door haar gewenste hogere goothoogte van haar kassen, is daarvoor onvoldoende. Overigens wordt ook een besluit tot verlening van een omgevingsvergunning voor het afwijken van een bestemmingsplan door het college genomen.

Wat betreft de verwijzing van [appellant sub 1] ter zitting naar genoemde uitspraak van de Afdeling van 4 augustus 2010 overweegt de Afdeling als volgt. In deze uitspraak heeft de Afdeling zelfvoorziend goedkeuring onthouden aan de zinsnede "de goothoogte van de kassen mag ten hoogste 6 m bedragen" in artikel 15, vierde lid, aanhef en onder e, van de voorschriften van het bestemmingsplan "Reparatieherziening bestemmingsplan Buitengebied" (hierna: de reparatieherziening). Daartoe heeft zij overwogen dat ter zitting vast is komen te staan dat een goothoogte van 6 m voor kassen toereikend is voor de meeste vormen van glastuinbouwteelt, maar dat voor sommige vormen van glastuinbouwteelt vanwege ontwikkelingen in de...

Om verder te lezen

PROBEER HET UIT
5 temas prácticos
  • Uitspraak Nº 201501072/1/R2. Raad van State, 2017-02-01
    • Nederland
    • Council of State (Netherlands)
    • 1 Febrero 2017
    ...voor stikstofneutraal moet worden verstaan. De vereniging en andere wijzen op de uitspraak van de Afdeling van 7 oktober 2015, ECLI:NL:RVS:2015:3105. De raad stelt dat met het begrip externe saldering is bedoeld dat een ontwikkeling van een bedrijf die leidt tot een toename van de stikstofd......
  • Uitspraak Nº 201504212/1/A1. Raad van State, 2016-06-15
    • Nederland
    • Council of State (Netherlands)
    • 15 Junio 2016
    ...en veehouderij. Zoals volgt uit de uitspraken van de Afdeling van 8 november 2006, ECLI:NL:RVS:2006:AZ1764, en 7 oktober 2015, ECLI:NL:RVS:2015:3105, was op grond van het ten tijde van het nemen van het besluit van 3 juni 2014 geldende bestemmingsplan op het perceel [locatie 2] geen grondve......
  • Uitspraak Nº 201601663/1/R2. Raad van State, 2017-10-04
    • Nederland
    • Council of State (Netherlands)
    • 4 Octubre 2017
    ...van de Afdeling van 13 november 2013, ECLI:NL:RVS:2013:1889, van 18 november 2015, ECLI:NL:RVS:2015:3507 en van 7 oktober 2015, ECLI:NL:RVS:2015:3105 waarin is geoordeeld dat, kort gezegd, onbenutte bouwmogelijkheden van veehouderijen dienen te worden betrokken bij de vraag of een passende ......
  • Uitspraak Nº 201605078/1/R2. Raad van State, 2017-04-26
    • Nederland
    • Council of State (Netherlands)
    • 26 Abril 2017
    ..."Buitengebied 2013 (incl. Lint Oosteind)" vastgesteld. De Afdeling heeft dat bestemmingsplan bij uitspraak van 7 oktober 2015, ECLI:NL:RVS:2015:3105, gedeeltelijk vernietigd en de raad opgedragen met inachtneming van hetgeen daarin is overwogen een nieuw besluit te nemen. Met het besluit va......
  • Vraag een proefperiode aan om aanvullende resultaten te zien
5 sentencias
  • Uitspraak Nº 201501072/1/R2. Raad van State, 2017-02-01
    • Nederland
    • Council of State (Netherlands)
    • 1 Febrero 2017
    ...voor stikstofneutraal moet worden verstaan. De vereniging en andere wijzen op de uitspraak van de Afdeling van 7 oktober 2015, ECLI:NL:RVS:2015:3105. De raad stelt dat met het begrip externe saldering is bedoeld dat een ontwikkeling van een bedrijf die leidt tot een toename van de stikstofd......
  • Uitspraak Nº 201504212/1/A1. Raad van State, 2016-06-15
    • Nederland
    • Council of State (Netherlands)
    • 15 Junio 2016
    ...en veehouderij. Zoals volgt uit de uitspraken van de Afdeling van 8 november 2006, ECLI:NL:RVS:2006:AZ1764, en 7 oktober 2015, ECLI:NL:RVS:2015:3105, was op grond van het ten tijde van het nemen van het besluit van 3 juni 2014 geldende bestemmingsplan op het perceel [locatie 2] geen grondve......
  • Uitspraak Nº 201601663/1/R2. Raad van State, 2017-10-04
    • Nederland
    • Council of State (Netherlands)
    • 4 Octubre 2017
    ...van de Afdeling van 13 november 2013, ECLI:NL:RVS:2013:1889, van 18 november 2015, ECLI:NL:RVS:2015:3507 en van 7 oktober 2015, ECLI:NL:RVS:2015:3105 waarin is geoordeeld dat, kort gezegd, onbenutte bouwmogelijkheden van veehouderijen dienen te worden betrokken bij de vraag of een passende ......
  • Uitspraak Nº 201605078/1/R2. Raad van State, 2017-04-26
    • Nederland
    • Council of State (Netherlands)
    • 26 Abril 2017
    ..."Buitengebied 2013 (incl. Lint Oosteind)" vastgesteld. De Afdeling heeft dat bestemmingsplan bij uitspraak van 7 oktober 2015, ECLI:NL:RVS:2015:3105, gedeeltelijk vernietigd en de raad opgedragen met inachtneming van hetgeen daarin is overwogen een nieuw besluit te nemen. Met het besluit va......
  • Vraag een proefperiode aan om aanvullende resultaten te zien

VLEX uses login cookies to provide you with a better browsing experience. If you click on 'Accept' or continue browsing this site we consider that you accept our cookie policy. ACCEPT