Uitspraak Nº 201503291/1/A3. Raad van State, 2016-05-04

ECLIECLI:NL:RVS:2016:1217
Date04 Mayo 2016
Docket Number201503291/1/A3
CourtCouncil of State (Netherlands)

201503291/1/A3.

Datum uitspraak: 4 mei 2016

AFDELING

BESTUURSRECHTSPRAAK

Uitspraak op het hoger beroep van:

de burgemeester van Groningen,

appellant,

tegen de uitspraak van de rechtbank Noord-Nederland van 25 maart 2015 in zaak nr. 14/3275 in het geding tussen:

[wederpartij]

en

de burgemeester.

Procesverloop

Bij besluit van 16 september 2013 heeft de burgemeester de aan [wederpartij] ten behoeve van de [coffeeshop A], gelegen aan de [locatie] te Groningen, verleende exploitatievergunning ingetrokken.

Bij besluit van 4 juli 2014 heeft de burgemeester het door [wederpartij] daartegen gemaakte bezwaar ongegrond verklaard.

Bij uitspraak van 25 maart 2015 heeft de rechtbank het door [wederpartij] daartegen ingestelde beroep gegrond verklaard, het besluit van 4 juli 2014 vernietigd en de burgemeester opgedragen een nieuw besluit op bezwaar te nemen, met inachtneming van deze uitspraak. Deze uitspraak is aangehecht.

Tegen deze uitspraak heeft de burgemeester hoger beroep ingesteld.

[wederpartij] heeft voorwaardelijk incidenteel hoger beroep ingesteld en een verweerschrift ingediend.

De burgemeester heeft een zienswijze naar voren gebracht.

Bij besluit van 15 december 2015 heeft de burgemeester het bezwaar van [wederpartij] gedeeltelijk gegrond verklaard.

[wederpartij] heeft een zienswijze naar voren gebracht.

De burgemeester heeft een reactie op deze zienswijze gegeven.

De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 16 februari 2016, waar de burgemeester, vertegenwoordigd door mr. R. Snel, advocaat te Groningen, en mr. H.J. Blaauw, werkzaam bij de gemeente, en [wederpartij], bijgestaan door mr. G.G.J. Knoops en mr. E. Vogelvang, beiden advocaat te Amsterdam, en [belanghebbende], werkzaam bij [bedrijf], zijn verschenen.

Overwegingen

Wetgeving

1. Voor de toepasselijke wetgeving wordt verwezen naar de bijlage bij deze uitspraak.

Inleiding

2. [wederpartij] exploiteert de coffeeshop. Daartoe zijn hem in het verleden een exploitatievergunning en een gedoogbeschikking verleend.

In het kader van een landelijk geïnitieerde screening van coffeeshops heeft de burgemeester het Landelijk Bureau bevordering integriteitsbeoordelingen door het openbaar bestuur (hierna: het Bureau) verzocht om een advies met betrekking tot de coffeeshop. Het Bureau heeft op 12 juni 2012 advies uitgebracht, aangevuld op 28 augustus 2012 en 2 april 2013.

Advies van het Bureau

3. In het advies van het Bureau is de volgende informatie vermeld, zoals samengevat in het besluit van 4 juli 2014:

1. In het Justitieel Documentatiesysteem (hierna: JDS) is vermeld dat [wederpartij] op 12 oktober 2000 onherroepelijk is veroordeeld wegens het op 6 december 1999 aanwezig hebben van een grote hoeveelheid softdrugs in een kantoor boven de coffeeshop.

2. Uit een proces-verbaal van 12 december 2000 volgt dat in de coffeeshop een (te) grote hoeveelheid softdrugs alsmede een grote hoeveelheid geld is aangetroffen. [wederpartij] is daarvoor gearresteerd en in verzekerde bewaring gesteld. Het OM heeft de desbetreffende zaak op 30 juni 2004 geseponeerd wegens "oud feit".

3. Uit een politiemutatie van 18 (lees: 19) maart 2008 blijkt dat in een woning onder meer bijna 10 kilo aan verdovende middelen is aangetroffen. De bewoner van de desbetreffende woning is ex-werknemer van de coffeeshop en heeft verklaard dat de softdrugs eigendom zijn van [wederpartij], die deze met een zekere regelmaat bij hem stalt, en dat een getuige zijn verklaring kan bevestigen.

4. Uit een politieregistratie van 2 oktober 2008 volgt dat een persoon die is gehoord in verband met een politieonderzoek naar grootscheepse handel in marihuana met Duitsland heeft verklaard dat onder andere "[coffeeshop A] te Groningen de grote leverancier was", te weten een persoon met een signalement waaraan [wederpartij] voldoet.

5. Uit een politiemutatie van 21 oktober 2009 blijkt dat een auto die volgens BPS bij [wederpartij] in gebruik is (geweest) verdacht is opgesteld bij een woning waarvan de politie vermoedt dat deze een zogenaamd safehouse is.

6. Uit politiemutaties van 30 januari en 9 februari 2010 volgt dat in een woning een beroving heeft plaatsgevonden van stashes, waarna [wederpartij] zich ter zake bij de politie heeft gemeld en een advocaat voor de betrokkene heeft geregeld. De betrokkene heeft verklaard dat de wiet werd gebracht door iemand uit Amsterdam, maar dat zij denkt dat [wederpartij] de vermoedelijke eigenaar is. Voorts volgt uit een politiemutatie van 18 februari 2010 dat [wederpartij] in een getapt telefoongesprek op 8 februari 2010 letterlijk heeft gezegd: "die jongens hebben ons geript. Die jongens hebben in huis ingebroken van ehh.. en heel veel wiet meegenomen".

7. In het JDS is vermeld dat [wederpartij] ervan werd verdacht op of omstreeks de periode van 27 november 2009 tot en met 2 maart 2010 te hebben gehandeld in strijd met de Opiumwet. De dagvaarding werd nietig verklaard omdat was verzuimd de locatie en de hoeveelheden te vermelden.

8. Uit door de rechtbank en het Hof bewezen verklaarde feiten in een strafrechtelijke procedure tegen een andere verdachte is volgens het Bureau af te leiden dat [wederpartij] in elk geval op 18 december 2009 en 11 februari 2010 betrokken is geweest bij handel in verdovende middelen. Uit het desbetreffende arrest volgt dat op 17 december 2009 diverse telefoongesprekken hebben plaatsgevonden tussen de verdachte en [wederpartij], waarbij zij in versluierd taalgebruik kennelijk hebben gesproken over handel in wiet, welke gesprekken de dag erna tot een daadwerkelijke transactie hebben geleid. Voorts kan uit het arrest worden afgeleid dat ook op 8, 10 en 11 februari 2010 telefoongesprekken tussen hen hebben plaatsgevonden betreffende handel in hennep, waaruit eveneens een transactie in hennep is voortgevloeid. Ook kan uit het arrest blijken dat de verdachte hennepplanten heeft verkocht aan een ander, waarbij [wederpartij] als tussenpersoon fungeerde.

9. Uit een politiemutatie van 16 januari 2010 blijkt dat in Frankrijk een verdachte is gehoord in een strafrechtelijk onderzoek naar de smokkel van 2380 kilo hasj vanuit Spanje naar Frankrijk. De verdachte heeft verklaard dat de smokkel is geschied in opdracht van de organisatie van [wederpartij]. Voorts heeft hij verklaard vanaf 1990 voor [wederpartij] te werken en dat hij in opdracht van [wederpartij] naar Duitsland heeft gekoerierd ten behoeve van 450 afnemers in verschillende steden. Die verklaring is bevestigd door zijn telefoongegevens. Ook heeft de verdachte [wederpartij] aangewezen in een fotoconfrontatie. Verder heeft de verdachte verklaard dat [wederpartij] hasj, verstopt in zeepjes, vanuit Marokko naar Engeland exporteert. De politie heeft dergelijke zeepjes in beslag genomen.

10. Uit een politiemutatie van 18 februari 2010 blijkt dat [wederpartij] gebruik maakt van twee auto’s die de politie in verband brengt met een autohandelaar in Leek, die in verband is gebracht met één van de vrachtwagens waarmee vanuit Spanje is gesmokkeld.

11. Uit een politiemutatie van 10 februari 2010 blijkt dat een getuige heeft verklaard dat "[persoon] van de [coffeeshop A]" hoort bij de organisatie die zijn vader heeft belast met de invoer van hasj uit Spanje in 2006. Deze getuige heeft volgens het Bureau de onder 9. bedoelde verklaring bevestigd en heeft [wederpartij] eigenstandig als opdrachtgever genoemd.

12. Uit een politiemutatie van 18 februari 2010 blijkt dat [wederpartij] is getapt in het onderzoek naar een verdachte. Uit de afgeluisterde gesprekken blijkt dat de desbetreffende verdachte meermalen gesprekken met [wederpartij] heeft gevoerd over partijen marihuana aan [wederpartij].

13. Uit politiemutaties van 9 maart en 7 april 2010 blijkt dat [wederpartij] is aangehouden als verdachte van handel in softdrugs wegens de vondst van een ontmantelde hennepkwekerij met versneden hennep.

14. Er zijn zes als verdacht gemelde transacties van [wederpartij] waarvan drie met de meldcode dat aanleiding bestaat te veronderstellen dat deze verband kunnen houden met witwassen en één met de meldcode dat de voorkeur van betrokkenen voor contante transacties onder het grensbedrag aanleiding geeft te veronderstellen dat zij daarmee een melding willen voorkomen.

15. [wederpartij] is op 31 januari 2001 strafrechtelijk veroordeeld wegens valsheid in geschrifte, handelen in strijd met de sociale verzekeringswetgeving en met artikel 68 en 69 van de Algemene wet inzake rijksbelastingen (hierna: Awr).

16. Er zijn acht rapportages van bedrijfsbezoeken van de Belastingdienst aan de coffeeshop in de periode van december 2007 tot en met januari 2012, waarbij is gebleken van diverse op- en aanmerkingen wat betreft - kort gezegd - gebreken in de administratie van de onderneming.

Het Bureau heeft geconcludeerd dat deze feiten en omstandigheden in onderlinge samenhang bezien leiden tot de conclusie dat er een ernstig vermoeden bestaat dat [wederpartij] op 12 december 2000, 19 maart 2008 en in de periode van 27 november 2009 tot en met 9 maart 2010, langdurig en meermalen heeft gehandeld in strijd met de Opiumwet. Voorts is er een minder ernstig vermoeden dat [wederpartij] reeds in de jaren vanaf 1990 en in 2006 en in de periode tot aan 2 oktober 2008 heeft gehandeld in strijd met de Opiumwet. Het hiermee verkregen of te verkrijgen financieel voordeel is groot. Daarnaast leiden bepaalde feiten en omstandigheden tot de conclusie dat een ernstig vermoeden bestaat dat...

Om verder te lezen

PROBEER HET UIT
5 temas prácticos
  • Uitspraak Nº 201801763/1/A1. Raad van State, 2019-02-06
    • Nederland
    • Council of State (Netherlands)
    • February 6, 2019
    ...E], verklaringen omtrent het gedrag zijn aangevraagd en verkregen. Onder verwijzing naar de uitspraak van de Afdeling van 4 mei 2016, ECLI:NL:RVS:2016:1217, overweegt de Afdeling dat bij de vraag of een verklaring omtrent het gedrag al dan niet wordt verleend ingevolge de Wet justitiële en ......
  • Uitspraak Nº AWB - 18 _ 4742. Rechtbank Den Haag, 2019-05-29
    • Nederland
    • Rechtbank Den Haag (Neederland)
    • May 29, 2019
    ...op 12 september 2017 de zaak geseponeerd heeft. Gezien de rechtspraak van de Afdeling (zie bijvoorbeeld de uitspraak van 4 mei 2016, ECLI:NL:RVS:2016:1217), behoeft aan een sepot wegens tijdsverloop niet de conclusie te worden verbonden dat niet aannemelijk kan zijn dat betrokkene het straf......
  • Uitspraak Nº 21/2612. Rechtbank Noord-Holland, 2022-01-12
    • Nederland
    • Rechtbank Noord-Holland (Neederland)
    • January 12, 2022
    ...bijvoorbeeld de uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (kortweg: Raad van State) van 4 mei 2016, ECLI:NL:RVS:2016:1217. 11 Het ging daarbij slechts om voorlopige aanslagen over de jaren 2015 en 2016, terwijl de aanslag nog niet definitief was geregeld, omdat het......
  • Uitspraak Nº AWB- 20_9635 HOREC VV. Rechtbank Zeeland-West-Brabant, 2020-12-15
    • Nederland
    • Rechtbank Zeeland-West-Brabant (Neederland)
    • December 15, 2020
    ...is verleend. 9. Zoals de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (AbRS) in haar uitspraak van 4 mei 2016 (ECLI:NL:RVS:2016:1217) heeft overwogen, worden bij de beoordeling of zich een gevaar als bedoeld in artikel 3, eerste lid, aanhef en onder b, van de Wet Bibob voordoet, feite......
  • Vraag een proefperiode aan om aanvullende resultaten te zien
5 sentencias
  • Uitspraak Nº 201801763/1/A1. Raad van State, 2019-02-06
    • Nederland
    • Council of State (Netherlands)
    • February 6, 2019
    ...E], verklaringen omtrent het gedrag zijn aangevraagd en verkregen. Onder verwijzing naar de uitspraak van de Afdeling van 4 mei 2016, ECLI:NL:RVS:2016:1217, overweegt de Afdeling dat bij de vraag of een verklaring omtrent het gedrag al dan niet wordt verleend ingevolge de Wet justitiële en ......
  • Uitspraak Nº AWB - 18 _ 4742. Rechtbank Den Haag, 2019-05-29
    • Nederland
    • Rechtbank Den Haag (Neederland)
    • May 29, 2019
    ...op 12 september 2017 de zaak geseponeerd heeft. Gezien de rechtspraak van de Afdeling (zie bijvoorbeeld de uitspraak van 4 mei 2016, ECLI:NL:RVS:2016:1217), behoeft aan een sepot wegens tijdsverloop niet de conclusie te worden verbonden dat niet aannemelijk kan zijn dat betrokkene het straf......
  • Uitspraak Nº 21/2612. Rechtbank Noord-Holland, 2022-01-12
    • Nederland
    • Rechtbank Noord-Holland (Neederland)
    • January 12, 2022
    ...bijvoorbeeld de uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (kortweg: Raad van State) van 4 mei 2016, ECLI:NL:RVS:2016:1217. 11 Het ging daarbij slechts om voorlopige aanslagen over de jaren 2015 en 2016, terwijl de aanslag nog niet definitief was geregeld, omdat het......
  • Uitspraak Nº AWB- 20_9635 HOREC VV. Rechtbank Zeeland-West-Brabant, 2020-12-15
    • Nederland
    • Rechtbank Zeeland-West-Brabant (Neederland)
    • December 15, 2020
    ...is verleend. 9. Zoals de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (AbRS) in haar uitspraak van 4 mei 2016 (ECLI:NL:RVS:2016:1217) heeft overwogen, worden bij de beoordeling of zich een gevaar als bedoeld in artikel 3, eerste lid, aanhef en onder b, van de Wet Bibob voordoet, feite......
  • Vraag een proefperiode aan om aanvullende resultaten te zien

VLEX uses login cookies to provide you with a better browsing experience. If you click on 'Accept' or continue browsing this site we consider that you accept our cookie policy. ACCEPT