Uitspraak Nº 201603579/4/R1. Raad van State, 2020-03-04

ECLIECLI:NL:RVS:2020:684
Date04 Marzo 2020
Docket Number201603579/4/R1

201603579/4/R1.

Datum uitspraak: 4 maart 2020

AFDELING

BESTUURSRECHTSPRAAK

Uitspraak in het geding tussen:

1. [appellant sub 1], wonend te Aalten,

2. [appellant sub 2A] en [appellant sub 2B], beiden wonend te Aalten,

3. Stichting Natuur en Milieu Aalten, gevestigd te Aalten (hierna: SNMA),

4. Coöperatie Mobilisation for the Environment U.A., gevestigd te Nijmegen (hierna: MOB), en anderen,

5. [appellante sub 5], waarvan de maten zijn [maat A] & [maat B], beiden wonend te Aalten,

6. [appellant sub 6], wonend te Aalten,

7. [appellant sub 7], wonend te Aalten,

en

de raad van de gemeente Aalten,

verweerder.

Procesverloop

Bij besluit van 19 april 2016 heeft de raad het bestemmingsplan "Landelijk gebied 2015" vastgesteld.

Tegen dit besluit hebben [appellant sub 1], [appellant sub 2A] en [appellant sub 2B], MOB en anderen, SNMA, [appellante sub 5], [appellant sub 6], [appellant sub 7] en een aantal andere appellanten beroep ingesteld.

De raad heeft een verweerschrift ingediend.

Bij besluit van 21 maart 2017 heeft de raad het bestemmingsplan "Landelijk gebied 2015" opnieuw vastgesteld.

Appellanten zijn in de gelegenheid gesteld tegen dit besluit een zienswijze naar voren te brengen. Een aantal appellanten heeft van deze mogelijkheid gebruik gemaakt.

Tegen het besluit van 21 maart 2017 hebben [appellant sub 6] en [appellant sub 7] beroep ingesteld.

De raad heeft een aanvullend verweerschrift ingediend.

Een aantal appellanten heeft nadere stukken ingediend.

Daartoe in de gelegenheid gesteld heeft [belanghebbende] een schriftelijke uiteenzetting gegeven.

De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 15 november 2017, waar een aantal partijen is verschenen of zich heeft doen vertegenwoordigen. Ook de raad heeft zich doen vertegenwoordigen.

De Afdeling heeft bij uitspraak van 10 januari 2018, ECLI:NL:RVS:2018:52, geoordeeld op de beroepen van een aantal appellanten. De Afdeling heeft de behandeling van de beroepen van [appellant sub 1], [appellant sub 2A] en [appellant sub 2B], SNMA, MOB en anderen, [appellante sub 5], [appellant sub 6] en [appellant sub 7] afgesplitst en voortgezet onder zaak nr. 201603579/4/R1.

De Afdeling heeft deze zaak opnieuw ter zitting behandeld op 30 september 2019, waar [appellant sub 2A] en [appellant sub 2B], bijgestaan door [gemachtigde], MOB en anderen, vertegenwoordigd door [gemachtigde], SNMA, vertegenwoordigd door [gemachtigden], [appellante sub 5], vertegenwoordigd door [gemachtigde], [appellant sub 6], bijgestaan door [gemachtigde], en de raad, vertegenwoordigd door G.H. Scheffer, ing. H. Eskes en A.H.M. Krabbenborg, zijn verschenen. Voorts is ter zitting [belanghebbende], vertegenwoordigd door [gemachtigde], als partij gehoord.

Overwegingen

De opbouw van de uitspraak is als volgt (met tussen haakjes het nummer van de overweging(en)):

Inleiding (1-7);

Het besluit van 21 maart 2017 (8);

De beroepen van [appellant sub 1] en [appellant sub 2A] en [appellant sub 2B] (9-19);

De beroepen van SNMA en MOB en anderen (20-41.3);

Het beroep van [appellante sub 5] (42-44);

Het beroep van [appellant sub 6] (45-46);

Het beroep van [appellant sub 7] (47-48);

Het besluit van 19 april 2016 (49);

Proceskosten (50).

Inleiding

1. Het plangebied van het besluit van 19 april 2016 had betrekking op nagenoeg het gehele buitengebied van de gemeente, met uitzondering van de kernen. Het bestemmingsplan was hoofdzakelijk conserverend van aard, met dien verstande dat in het plan tevens invulling werd gegeven aan het geactualiseerde (ruimtelijke) beleid van de gemeente.

2. Mede naar aanleiding van de uitspraak van de voorzieningenrechter van de Afdeling van 14 september 2016, ECLI:NL:RVS:2016:2529, op verzoeken tot het treffen van een voorlopige voorziening van onder meer MOB en anderen en SNMA, heeft de raad bij besluit van 21 maart 2017 het bestemmingsplan "Landelijk gebied 2015" opnieuw vastgesteld. Dit bestemmingsplan ziet op hetzelfde plangebied als het bestemmingsplan dat is vastgesteld bij het besluit van 19 april 2016. Inhoudelijk wijkt het bestemmingsplan van 21 maart 2017 op enkele onderdelen af van het bestemmingsplan van 19 april 2016. Een prominent verschil tussen de twee bestemmingsplannen betreft de regeling waarmee is beoogd een plafond op te nemen voor de stikstofdepositie van veehouderijen op de voor stikstof gevoelige habitattypen in Natura 2000-gebieden in de omgeving van het plangebied.

3. Artikel 6:19, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: de Awb) luidt: "het bezwaar of beroep heeft van rechtswege mede betrekking op een besluit tot intrekking, wijziging of vervanging van het bestreden besluit, tenzij partijen daarbij onvoldoende belang hebben."

4. Het besluit van 21 maart 2017 vervangt het besluit van 10 april 2016. Gelet op artikel 6:19, eerste lid, van de Awb zijn de beroepen van appellanten daarom van rechtswege mede gericht tegen het besluit van 21 maart 2017.

5. Omdat het besluit van 21 maart 2017 het besluit van 10 april 2016 geheel vervangt, zal de Afdeling eerst, aan de hand van de door appellanten naar voren gebrachte beroepsgronden, het besluit van 21 maart 2017 beoordelen. Afhankelijk van het resultaat van deze beoordeling wordt nader bezien of nog een belang bestaat bij de beoordeling van het besluit van 10 april 2016.

Toetsingskader

6. Bij de vaststelling van een bestemmingsplan moet de raad bestemmingen aanwijzen en regels geven die de raad uit een oogpunt van een goede ruimtelijke ordening nodig acht. De raad heeft daarbij beleidsruimte en moet de betrokken belangen afwegen. De Afdeling beoordeelt aan de hand van de beroepsgronden of het besluit tot vaststelling van het bestemmingsplan in overeenstemming is met het recht. De Afdeling stelt niet zelf vast of het plan in overeenstemming is met een goede ruimtelijke ordening, maar beoordeelt aan de hand van die gronden of de raad zich in redelijkheid op het standpunt heeft kunnen stellen dat het plan strekt ten behoeve van een goede ruimtelijke ordening.

Bijlage

7. De relevante wettelijke bepalingen en planregels zijn opgenomen in de uitspraak, dan wel in de bij deze uitspraak behorende bijlage.

Het besluit van 21 maart 2017

8. Voor zover in het navolgende wordt gesproken van het plan, wordt daarmee gedoeld op het bestemmingsplan als vastgesteld bij besluit van 21 maart 2017.

De beroepen van [appellant sub 1] en [appellant sub 2A] en [appellant sub 2B]

9. [appellant sub 1] woont op het perceel [locatie 1]. Hij exploiteert ter plaatse een agrarisch bedrijf, met als nevenactiviteit een kleinschalig kampeerterrein. [appellant sub 2A] en [appellant sub 2B] wonen op het perceel [locatie 2]. De beroepen van [appellant sub 1] en [appellant sub 2A] en [appellant sub 2B] zijn gericht tegen de planregeling voor het perceel van [belanghebbende] aan de [locatie 3]. Het plan voorziet ter plaatse in de uitbreiding van de bestaande intensieve veehouderij (varkenshouderij) van [belanghebbende].

[appellant sub 1] vreest dat deze uitbreiding leidt tot een aantasting van zijn woon- en leefgenot en de exploitatiemogelijkheden van het kleinschalige kampeerterrein op zijn perceel. Het perceel van [appellant sub 1] ligt ten zuiden van de [locatie 3], op een afstand van ongeveer 200 m.

[appellant sub 2A] en [appellant sub 2B] zijn tegen de voorziene uitbreiding van de varkenshouderij vanwege de gevolgen daarvan voor hun woon- en leefgenot. Hun perceel ligt ten noorden van de [locatie 3], op een afstand van eveneens ongeveer 200 m.

10. Blijkens de verbeelding is aan het perceel [locatie 3] de bestemming "Agrarisch" toegekend. Aan de gronden met deze bestemming in het noordelijke deel van het perceel zijn tevens de aanduidingen "bouwvlak", "intensieve veehouderij" en "specifieke vorm van agrarisch - ontwikkelingslocatie intensieve veehouderij" toegekend.

11. In artikel 3, lid 3.1.1, onder c, van de planregels is vastgelegd dat de voor "Agrarisch" aangewezen gronden bestemd zijn voor een niet grondgebonden agrarische bedrijfsvoering, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding "intensieve veehouderij" en wel: binnen een agrarisch bouwvlak en tot maximaal 1 ha van dat vlak, dan wel maximaal 1,5 ha ter plaatse van de aanduiding "specifieke vorm van agrarisch - ontwikkelingslocatie intensieve veehouderij".

Artikel 2:4 Awb

12. [appellant sub 2A] en [appellant sub 2B] betogen dat de raad bij het vaststellen van het plan heeft gehandeld in strijd met artikel 2:4, tweede lid, van de Awb. Zij voeren hiertoe aan dat een raadslid, dat volgens hen een persoonlijk belang heeft bij het bestreden besluit, een zienswijze naar voren heeft gebracht tegen het ontwerpplan en heeft deelgenomen aan de besluitvorming over het bestemmingsplan.

12.1. In artikel 2:4, tweede lid, van de Awb staat dat het bestuursorgaan ertegen waakt dat tot het bestuursorgaan behorende of daarvoor werkzame personen die een persoonlijk belang bij een besluit hebben, de besluitvorming beïnvloeden.

12.2. De raad heeft toegelicht dat een raadslid, dat een agrarisch bedrijf exploiteert in het plangebied, een zienswijze naar voren heeft gebracht tegen de planregeling voor zijn eigen perceel. Deze zienswijze zag mede op de stikstofregeling van het bestemmingsplan in relatie tot de percelen van het betreffende raadslid ([locatie 4] en [locatie 5]). Volgens de raad heeft het betrokken raadslid evenwel niet meegedaan aan de beraadslagingen over zijn eigen percelen en hij heeft zich voorts onthouden van stemming over de vaststelling van het plan. Gelet ook op de omstandigheid dat [appellant sub 2A] en [appellant sub 2B] hun betoog niet nader hebben gemotiveerd, bestaat geen aanleiding voor het oordeel dat de raad bij het vaststellen van het plan heeft gehandeld in strijd met artikel 2:4, tweede lid, van de Awb vanwege de handelwijze van het betreffende raadslid. Het betoog slaagt niet.

Stikstof

13. [appellant sub 1] en [appellant sub 2A] en [appellant sub 2B] betogen dat de voorziene uitbreiding van de varkenshouderij aan de...

Om verder te lezen

PROBEER HET UIT
1 temas prácticos
  • Uitspraak Nº 20-943. Rechtbank Gelderland, 2020-04-30
    • Nederland
    • Rechtbank Gelderland (Neederland)
    • 30 april 2020
    ...griffier voorzieningenrechter Afschrift verzonden aan partijen op: Rechtsmiddel Tegen deze uitspraak staat geen rechtsmiddel open. 1 ECLI:NL:RVS:2020:684 2 Vergelijk de uitspraak van 1 februari 2017 van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State, ECLI:NL:RVS:2017:247 , r.o. 7. 3 ......
1 sentencias
  • Uitspraak Nº 20-943. Rechtbank Gelderland, 2020-04-30
    • Nederland
    • Rechtbank Gelderland (Neederland)
    • 30 april 2020
    ...griffier voorzieningenrechter Afschrift verzonden aan partijen op: Rechtsmiddel Tegen deze uitspraak staat geen rechtsmiddel open. 1 ECLI:NL:RVS:2020:684 2 Vergelijk de uitspraak van 1 februari 2017 van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State, ECLI:NL:RVS:2017:247 , r.o. 7. 3 ......

VLEX uses login cookies to provide you with a better browsing experience. If you click on 'Accept' or continue browsing this site we consider that you accept our cookie policy. ACCEPT