Uitspraak Nº 201609327/1/A2. Raad van State, 2017-10-04

ECLIECLI:NL:RVS:2017:2677
Docket Number201609327/1/A2
Date04 Octubre 2017
CourtCouncil of State (Netherlands)

201609327/1/A2.

Datum uitspraak: 4 oktober 2017

AFDELING

BESTUURSRECHTSPRAAK

Uitspraak op het hoger beroep van:

[appellant], handelend onder de naam [kinderdagverblijf], wonend te Amsterdam,

tegen de uitspraak van de rechtbank Amsterdam van 3 november 2016 in zaak nr. 15/128 in het geding tussen:

[appellant]

en

het college van burgemeester en wethouders van Amsterdam.

Procesverloop

Bij besluit van 6 juni 2014 heeft het college aan [appellant] een bestuurlijke boete van € 2.750,00 opgelegd wegens een vijftal overtredingen.

Bij besluit van 2 december 2014 heeft het college het door [appellant] daartegen gemaakte bezwaar gegrond verklaard, het besluit van 6 juni 2014 herroepen wat drie overtredingen betreft en het besluit van 6 juni 2014 in stand gelaten wat twee overtredingen betreft. Het college heeft het boetebedrag vastgesteld op € 1.000,00.

Bij uitspraak van 3 november 2016 heeft de rechtbank het door [appellant] daartegen ingestelde beroep ongegrond verklaard. Deze uitspraak is aangehecht.

Tegen deze uitspraak heeft [appellant] hoger beroep ingesteld.

Het college heeft een schriftelijke uiteenzetting gegeven.

Als reactie op een door de Afdeling schriftelijk gestelde vraag heeft het college een nader stuk ingediend.

De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 11 juli 2017, waar [appellant], vertegenwoordigd door mr. R. Brouwer, advocaat te Zoetermeer, vergezeld door [gemachtigde], en het college, vertegenwoordigd door mr. E.T. ‘t Jong, mr. J.C.M. Jochems en M. Verweij-Gumusel, zijn verschenen.

Overwegingen

Inleiding

1. [appellant] is houder van [kinderdagverblijf]. Op 22 november 2013 heeft de GGD Amsterdam een onaangekondigd jaarlijks onderzoek uitgevoerd bij dat kinderdagverblijf. De bevindingen zijn neergelegd in een rapport van 17 januari 2014. Op basis van dit rapport heeft het college aan [appellant] een boete opgelegd van € 2.750,00, wegens vijf verschillende overtredingen.

Het college heeft bij het besluit van 2 december 2014, onder verwijzing naar het advies van de Adviescommissie Bezwaarschriften, het bezwaar gegrond verklaard, het besluit van 6 juni 2014 herroepen voor zover het betreft de overtredingen van de bepalingen inzake het kennis kunnen nemen van de risico-inventarisatie gezondheid, het per kind beschikbaar zijn van voldoende speelruimte en het passend inrichten van de binnenruimte en het besluit van 6 juni 2014 in stand gelaten voor zover het betreft de overtredingen van de bepalingen inzake het plan van aanpak veiligheid en het plan van aanpak gezondheid. Die overtredingen bestaan eruit dat in het plan van aanpak veiligheid niet is beschreven het risico dat ontstaat als een beroepskracht van de babygroep oranje de stamgroep verlaat om een kind te verschonen in de gang en dat in het plan van aanpak gezondheid onvoldoende aandacht wordt besteed aan gezondheidsmaatregelen met betrekking tot ventilatie in het kinderdagverblijf. Het college heeft bij het besluit van 2 december 2014 de hoogte van de bestuurlijke boete bepaald op € 1.000,00.

2. Het wettelijk kader is opgenomen in de bijlage, die deel uitmaakt van deze uitspraak.

De gronden

Toezichthoudende bevoegdheid

3. Allereerst is de rechtsvraag aan de orde of aanleiding bestaat voor het buiten beschouwing laten van het inspectierapport omdat de inspecteurs van de GGD niet bevoegd waren om toezicht te houden.

3.1. De rechtbank heeft in dit verband vastgesteld dat het college bij besluit van 31 mei 2011 de directeur van de GGD met terugwerkende kracht vanaf 1 januari 2011 heeft aangewezen als toezichthouder op de kwaliteitseisen die in de Wet kinderopvang en kwaliteitseisen peuterspeelzalen (hierna: de Wkkp) zijn opgenomen. Het college heeft bij dit besluit eveneens de directeur van de GGD mandaat gegeven om voor de uitvoering van deze toezichtstaak gekwalificeerde toezichthouders aan te stellen. De toezichthouders waren door dit besluit gevolmachtigd om feitelijk toezicht te houden op de naleving van het bepaalde bij of krachtens de Wkkp, aldus de rechtbank.

3.2. [appellant] betoogt dat de rechtbank ten onrechte tot dit oordeel is gekomen. Op grond van artikel 5:11 van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: de Awb) kan een toezichthouder alleen worden aangewezen op grond van een wettelijk voorschrift. Voorts leent de bevoegdheid om toezicht te houden zich vanwege haar karakter niet voor mandatering daarvan of het daarvoor verlenen van een volmacht, omdat die vormen van bevoegdheidsoverdracht onvoldoende met waarborgen zijn omkleed. Verder betekent de bevoegdheid van de directeur van de GGD om medewerkers aan te stellen niet dat die medewerkers bevoegd zijn om toezicht te houden of dat de directeur bevoegd is om aan medewerkers van de GGD die bevoegdheid te mandateren of daarvoor een volmacht te verlenen, aldus [appellant].

3.3. Tot 1 januari 2010 was in artikel 61, eerste lid, van de Wet kinderopvang, de voorloper van de Wkkp, bepaald dat het college ambtenaren van de GGD aanwijst als toezichthouder. Vanaf die datum is daarin bepaald dat het college de directeur van de GGD aanwijst als toezichthouder. Na vernummering van de artikelen van de Wet kinderopvang en wijziging van de citeertitel per 1 augustus 2010 is dit bepaald in artikel 1.61, eerste lid, van de Wkkp. Volgens de memorie van toelichting bij die bepaling mandateert de directeur zijn toezichthoudende bevoegdheden vervolgens aan medewerkers die werkzaam zijn als toezichthouder met betrekking tot de Wkkp. Dit maakt het mogelijk dat bijvoorbeeld ook niet-ambtenaren worden aangewezen als toezichthouder, voor zover deze personen voldoen aan de daarvoor geldende deskundigheids- en opleidingseisen. De voorgestelde wijziging biedt de GGD meer mogelijkheden voor een flexibele inzet van personeel, aldus de memorie van toelichting (Kamerstukken II 2008/09, 31 874, nr. 3, blz. 50-51).

3.4. De Afdeling stelt vast dat het college...

Om verder te lezen

PROBEER HET UIT
1 temas prácticos
  • Uitspraak Nº 201601765/1/A2. Raad van State, 2018-06-27
    • Nederland
    • Council of State (Netherlands)
    • 27 Junio 2018
    ...niet dienen als grondslag voor de opgelegde boetes. 6.1. Zoals de Afdeling eerder heeft overwogen (uitspraak van 4 oktober 2017, ECLI:NL:RVS:2017:2677) heeft het college bij besluit van 31 mei 2011 de directeur van de GGD aangewezen als toezichthouder op de naleving van de kwaliteitseisen d......
1 sentencias
  • Uitspraak Nº 201601765/1/A2. Raad van State, 2018-06-27
    • Nederland
    • Council of State (Netherlands)
    • 27 Junio 2018
    ...niet dienen als grondslag voor de opgelegde boetes. 6.1. Zoals de Afdeling eerder heeft overwogen (uitspraak van 4 oktober 2017, ECLI:NL:RVS:2017:2677) heeft het college bij besluit van 31 mei 2011 de directeur van de GGD aangewezen als toezichthouder op de naleving van de kwaliteitseisen d......

VLEX uses login cookies to provide you with a better browsing experience. If you click on 'Accept' or continue browsing this site we consider that you accept our cookie policy. ACCEPT