Uitspraak Nº 201601765/1/A2. Raad van State, 2018-06-27

ECLIECLI:NL:RVS:2018:2115
Date27 Junio 2018
Docket Number201601765/1/A2
CourtCouncil of State (Netherlands)

201601765/1/A2.

Datum uitspraak: 27 juni 2018

AFDELING

BESTUURSRECHTSPRAAK

Uitspraak op het hoger beroep van:

[appellante], gevestigd te Amsterdam,

appellante,

tegen de uitspraak van de rechtbank Amsterdam van 2 februari 2016 in zaak nr. 15/510 in het geding tussen:

[appellante]

en

het college van burgemeester en wethouders van Amsterdam.

Procesverloop

Bij besluit van 23 mei 2014 heeft het college aan [appellante] een bestuurlijke boete van € 6.000,00 opgelegd wegens twee overtredingen van de Wet kinderopvang en kwaliteitseisen peuterspeelzalen (hierna: Wkkp).

Bij besluit van 22 december 2014 heeft het college het door [appellante] daartegen gemaakte bezwaar ongegrond verklaard.

Bij uitspraak van 2 februari 2016 heeft de rechtbank het door [appellante] daartegen ingestelde beroep ongegrond verklaard. Deze uitspraak is aangehecht.

Tegen deze uitspraak heeft [appellante] hoger beroep ingesteld.

Het college heeft een schriftelijke uiteenzetting gegeven.

De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 22 mei 2018, waar [appellante], vertegenwoordigd door mr. R. Brouwer, advocaat te Zoetermeer, en het college, vertegenwoordigd door mr. J.C. Smit en B.R. van der Zee, zijn verschenen.

Overwegingen

1. Deze zaak gaat over de vraag of aan [appellante] op 23 mei 2014 terecht een bestuurlijke boete van € 6.000,00 is opgelegd. Daarbij komt aan de orde of de cautie had moeten worden gegeven en zo ja, op welk moment en aan welke personen.

2. [appellante] is houder van een aantal kindercentra in de gemeente Amsterdam, waaronder de buitenschoolse opvang [opvang], gevestigd aan de [locatie] te Amsterdam. Op 13 november 2013 heeft drs. A. Schaap, werkzaam als inspecteur bij de GGD Amsterdam, in opdracht van het stadsdeel Nieuw-West van de gemeente Amsterdam een inspectiebezoek afgelegd aan deze locatie. Van deze inspectie heeft zij op 9 januari 2014 een rapport opgesteld. In dat rapport is melding gemaakt van zeven overtredingen en is geadviseerd ter zake handhavend op treden. Bij het besluit van 23 mei 2014 heeft het college aan [appellante] voor twee overtredingen een boete van in totaal € 6.000,00 opgelegd. De eerste overtreding betrof het niet voldoen aan de eis dat kinderen worden opgevangen in basisgroepen die uit ten hoogste 20 kinderen bestaan. Deze eis is vastgelegd in artikel 6, eerste lid, van de ten tijde van belang geldende Regeling kwaliteit kinderopvang en peuterspeelzalen 2012 (hierna: de Regeling). De tweede overtreding betrof het niet voldoen aan de beroepskracht/kind-ratio, vastgelegd in artikel 6, vijfde lid, van de Regeling.

3. Bij het besluit van 22 december 2014 heeft het college het advies van de Adviescommissie bezwaarschriften (hierna: de Adviescommissie) van 28 november 2014 overgenomen en het besluit van 23 mei 2014 gehandhaafd, met dien verstande dat ten aanzien van de eerste overtreding de motivering van het advies van de Adviescommissie wordt gevolgd.

4. De rechtbank heeft vastgesteld dat het college bij besluit van 31 mei 2011 aan de directeur van de GGD Amsterdam mandaat heeft verleend om toezicht te houden op de kwaliteitseisen die in de Wkkp zijn opgenomen voor onder andere de kinderopvang. De directeur heeft ondermandaat verleend aan onder andere de Inspecteur Kinderopvang. Deze was dus bevoegd toezicht te houden op [appellante].

Ten aanzien van de vraag of gewezen had moeten worden op het zwijgrecht (de cautie) heeft de rechtbank geoordeeld dat het college heeft erkend dat voorafgaande aan een tweede inspectiebezoek van 20 maart 2014 en de hoorzitting op 3 oktober 2014 aan [appellante] de cautie had moeten worden gegeven, maar dat deze nalatigheid geen gevolgen heeft voor de aan de orde zijnde boete. Dit komt omdat de boete is gebaseerd op de conclusies en bevindingen van het inspectiebezoek van 13 november 2013. Het college heeft alleen maar ten overvloede gewezen op de bevindingen van het inspectiebezoek van 20 maart 2014. Verder is de boete niet gebaseerd op hetgeen tijdens de hoorzitting van 3 oktober 2014 naar voren is gebracht.

De rechtbank heeft voorts geoordeeld dat het college heeft aangetoond dat de 28 kinderen die aanwezig waren tijdens het inspectiebezoek werden opgevangen in één basisgroep in plaats van in twee basisgroepen. De rechtbank heeft voorts vastgesteld dat op vrijdagen drie beroepskrachten aanwezig hadden moeten zijn in plaats van twee. Alleen al hierom heeft [appellante] de beroepskracht/kind-ratio overtreden.

Ten slotte heeft de rechtbank geoordeeld dat het college voldoende heeft gemotiveerd waarom het aan [appellante] een boete heeft opgelegd. In het Afwegingsmodel is al rekening gehouden met de aard en de ernst van de overtredingen en de omvang van de onderneming.

5. De van toepassing zijnde regelgeving, zoals die luidde ten tijde van belang, is opgenomen in de bijlage. De bijlage maakt deel uit van deze uitspraak.

6. [appellante] betoogt dat de rechtbank niet heeft onderkend dat de inspecteur van de GGD die het inspectiebezoek op 13 november 2013 heeft afgelegd en het rapport van 9 januari 2014 heeft opgesteld, daartoe niet bevoegd was. Niet de betrokken inspecteur, maar de directeur van de GGD Amsterdam is als toezichthouder is aangewezen. Het rapport van 9 januari 2014 kon daarom niet dienen als grondslag voor de opgelegde boetes.

6.1. Zoals de Afdeling eerder heeft overwogen (uitspraak van 4 oktober 2017, ECLI:NL:RVS:2017:2677) heeft het college bij besluit van 31 mei 2011 de directeur van de GGD aangewezen als toezichthouder op de naleving van de kwaliteitseisen die in de Wkkp zijn opgenomen. Daarbij is tevens aan de directeur toestemming verleend om voor uitvoering van deze toezichtstaak gekwalificeerde toezichthouders aan te stellen. De directeur heeft gebruik makend van die toestemming zijn toezichthoudende taak aan inspecteurs van de GGD opgedragen. Daarmee is geen mandaat verleend aan de inspecteurs om besluiten te nemen die uit de toezichthoudende taak voortvloeien, maar is een machtiging verleend om feitelijk toezicht te houden op de...

Om verder te lezen

PROBEER HET UIT
22 temas prácticos
  • Uitspraak Nº ROT 18/5483. Rechtbank Rotterdam, 2018-12-20
    • Nederland
    • 20 december 2018
    ...heeft overwogen, volgt uit de door de AFM in het bestreden besluit genoemde uitspraak van de Afdeling van 27 juni 2018 (ECLI:NL:RVS:2018:2115) dat de cautieplicht niet geldt bij het horen van werknemers van een rechtspersoon. Zelfs als Novum zou moeten worden gevolgd in haar betoog dat de A......
  • Uitspraak Nº ROT 18/4020 en ROT 18/4046. Rechtbank Rotterdam, 2019-10-22
    • Nederland
    • 22 oktober 2019
    ...van de Awb en die wilsafhankelijk materiaal vormen (ECLI:NL:HR:2015:1117) niet mogen worden gebruikt voor bestraffingsdoeleinden (ECLI:NL:RVS:2018:2115). Dit betekent dat eventuele door [Persoon 1] en [Persoon 2] afgelegde verklaringen die zijn afgelegd voordat hen de cautie is gegeven en d......
  • Uitspraak Nº ROT 19/1076. Rechtbank Rotterdam, 2020-02-21
    • Nederland
    • 21 februari 2020
    ...van het bewijs in deze zaak, aldus [eiseres] . Daarbij heeft zij gewezen op de uitspraak van de Afdeling van 27 juni 2018 (ECLI:NL:RVS:2018:2115). 5.1. Niet is in geschil dat de verklaringen tijdens voormelde gesprekken onder dwang zijn afgelegd en dat de cautie achterwege is gebleven. Omda......
  • Uitspraak Nº 201908768/1/A3. Raad van State, 2020-09-09
    • Nederland
    • 9 september 2020
    ...van de boete heeft gezien. Beoordeling Cautie 5. Zoals de Afdeling eerder heeft geoordeeld in haar uitspraak van 7 juni 2018, ECLI:NL:RVS:2018:2115, volgt uit artikel 5:10a van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: Awb) dat de cautieplicht bestaat wanneer een redelijk waarnemer naar object......
  • Vraag een proefperiode aan om aanvullende resultaten te zien
22 sentencias
  • Uitspraak Nº ROT 19/1076. Rechtbank Rotterdam, 2020-02-21
    • Nederland
    • 21 februari 2020
    ...van het bewijs in deze zaak, aldus [eiseres] . Daarbij heeft zij gewezen op de uitspraak van de Afdeling van 27 juni 2018 (ECLI:NL:RVS:2018:2115). 5.1. Niet is in geschil dat de verklaringen tijdens voormelde gesprekken onder dwang zijn afgelegd en dat de cautie achterwege is gebleven. Omda......
  • Uitspraak Nº ROT 18/5483. Rechtbank Rotterdam, 2018-12-20
    • Nederland
    • 20 december 2018
    ...heeft overwogen, volgt uit de door de AFM in het bestreden besluit genoemde uitspraak van de Afdeling van 27 juni 2018 (ECLI:NL:RVS:2018:2115) dat de cautieplicht niet geldt bij het horen van werknemers van een rechtspersoon. Zelfs als Novum zou moeten worden gevolgd in haar betoog dat de A......
  • Uitspraak Nº ROT 18/4020 en ROT 18/4046. Rechtbank Rotterdam, 2019-10-22
    • Nederland
    • 22 oktober 2019
    ...van de Awb en die wilsafhankelijk materiaal vormen (ECLI:NL:HR:2015:1117) niet mogen worden gebruikt voor bestraffingsdoeleinden (ECLI:NL:RVS:2018:2115). Dit betekent dat eventuele door [Persoon 1] en [Persoon 2] afgelegde verklaringen die zijn afgelegd voordat hen de cautie is gegeven en d......
  • Uitspraak Nº 201908768/1/A3. Raad van State, 2020-09-09
    • Nederland
    • 9 september 2020
    ...van de boete heeft gezien. Beoordeling Cautie 5. Zoals de Afdeling eerder heeft geoordeeld in haar uitspraak van 7 juni 2018, ECLI:NL:RVS:2018:2115, volgt uit artikel 5:10a van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: Awb) dat de cautieplicht bestaat wanneer een redelijk waarnemer naar object......
  • Vraag een proefperiode aan om aanvullende resultaten te zien

VLEX uses login cookies to provide you with a better browsing experience. If you click on 'Accept' or continue browsing this site we consider that you accept our cookie policy. ACCEPT