Uitspraak Nº 201702667/1/R6. Raad van State, 2017-12-20

ECLIECLI:NL:RVS:2017:3524
Docket Number201702667/1/R6
Date20 Diciembre 2017
CourtCouncil of State (Netherlands)

201702667/1/R6.

Datum uitspraak: 20 december 2017

AFDELING

BESTUURSRECHTSPRAAK

Uitspraak, deels tussenuitspraak met toepassing van artikel 8:51d van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: de Awb), in het geding tussen:

1. [appellant sub 1A] en [appellant sub 1B],

2. [appellant sub 2A] en [appellante sub 2B] (hierna samen en in enkelvoud: [appellant sub 2]),

3. [appellant sub 3A] en [appellante sub 3B] (hierna samen en in enkelvoud: [appellant sub 3]),

4. [appellant sub 4A] en [appellante sub 4B] (hierna samen en in enkelvoud: [appellant sub 4]),

5. [appellant sub 5],

6. [appellant sub 6],

7. [appellant sub 7A], en anderen,

8. [appellante sub 8],

9. [appellante sub 9], en anderen,

10. [appellant sub 10A] en [appellante sub 10B] (hierna: samen en in enkelvoud: [appellant sub 10]),

allen wonend dan wel gevestigd te Heeze, gemeente Heeze-Leende,

en

de raad van de gemeente Heeze-Leende,

verweerder.

Procesverloop

Bij besluit van 13 februari 2017 heeft de raad het bestemmingsplan "De Bulders" vastgesteld en besloten geen exploitatieplan vast te stellen.

Tegen dit besluit hebben appellanten beroep ingesteld.

De raad heeft een verweerschrift ingediend.

Een aantal partijen heeft nadere stukken ingediend.

De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 3 oktober 2017, waar een aantal partijen is verschenen of zich heeft doen vertegenwoordigen. Ook de raad heeft zich doen vertegenwoordigen.

Overwegingen

Inleiding

1. Het plan voorziet in de aanleg van een randweg en de bouw van maximaal 350 woningen in het gebied De Bulders, ten zuiden van de kern van Heeze. De randweg wordt aangelegd over de huidige Oudenmolen, Bree-Eik en Buldersweg. In het noordwesten wordt de randweg aangesloten op de Muggenberg en in het zuidoosten op de Leenderweg.

2. Appellanten vrezen met name dat het plan leidt tot een onaanvaardbare geluidsbelasting en verkeersdrukte ter plaatse van hun woningen. [appellante sub 9]-van der Linden en anderen vrezen met name dat het plan leidt tot een beperking van het bestaande gebruik van hun gronden.

3. Bij de vaststelling van een bestemmingsplan moet de raad bestemmingen aanwijzen en regels geven die de raad uit een oogpunt van een goede ruimtelijke ordening nodig acht. De raad heeft daarbij beleidsruimte en moet de betrokken belangen afwegen. De Afdeling beoordeelt aan de hand van de beroepsgronden of het besluit tot vaststelling van het bestemmingsplan in overeenstemming is met het recht. De Afdeling stelt niet zelf vast of het plan in overeenstemming is met een goede ruimtelijke ordening, maar beoordeelt aan de hand van die gronden of de raad zich in redelijkheid op het standpunt heeft kunnen stellen dat het plan strekt ten behoeve van een goede ruimtelijke ordening.

FORMELE PUNTEN

Ontvankelijkheid

Beroep van [appellant sub 7B]

4. De raad betwijfelt of [appellant sub 7B], namens wie het beroep van [appellant sub 7A] en anderen mede is ingediend, belanghebbende is bij het bestreden besluit.

4.1. Het beroep van [appellant sub 7A] en anderen is mede ingediend namens [appellant sub 7B]. [appellant sub 7B] woont op een afstand van ongeveer 200 m van het plangebied. Niet is gebleken dat [appellant sub 7B] vanaf zijn perceel daar zicht op heeft. Mede gelet op de aard en omvang van de ruimtelijke ontwikkelingen die binnen het plangebied mogelijk worden gemaakt is deze afstand naar het oordeel van de Afdeling te groot om een rechtstreeks bij het bestreden besluit betrokken belang te kunnen aannemen.

Voorts heeft [appellant sub 7B] geen feiten of omstandigheden aangevoerd in verband waarmee zou moeten worden geoordeeld dat ondanks deze afstand een objectief en persoonlijk belang van hem rechtstreeks door het besluit zou worden geraakt. Voor zover hij ter zitting naar voren heeft gebracht dat hij met name vreest voor geluidshinder als gevolg van de toename van het verkeer op de Muggenberg overweegt de Afdeling als volgt. [appellant sub 7B] woont binnen de bebouwde kom op een afstand van ongeveer 65 m tot de Muggenberg. Tussen zijn woning en de Muggenberg staan nog andere woningen. Hoewel een toename van het verkeer op de Muggenberg als gevolg van het plan is te verwachten, zijn gelet op deze omstandigheden naar het oordeel van de Afdeling ter plaatse van de woning van [appellant sub 7B] niet zodanige effecten te verwachten dat sprake is van een objectief en persoonlijk belang dat rechtstreeks door het bestreden besluit wordt geraakt.

De conclusie is dat [appellant sub 7B] geen belanghebbende is bij het bestreden besluit als bedoeld in artikel 1:2, eerste lid, van de Awb en dat hij daartegen ingevolge artikel 8:1 van de Awb, in samenhang gelezen met artikel 8:6 van de Awb en artikel 2 van bijlage 2 bij de Awb, geen beroep kan instellen. Gelet hierop is het beroep van [appellant sub 7A] en anderen niet-ontvankelijk voor zover het is ingediend door [appellant sub 7B].

Magneetveldzone

5. [appellant sub 1A] en [appellant sub 1B] voeren aan dat in het plan langs beide zijden van de bestaande hoogspanningsleidingen ten onrechte een afstand van 70 meter is aangehouden vanwege de magneetveldzone. Zij wijzen erop dat het Rijkinstituut voor Volksgezondheid en Milieu (hierna: RIVM) adviseert om geen woningen te bouwen binnen een afstand van 75 meter van hoogspanningsleidingen. Het plan dient op dit punt dan ook te worden gewijzigd, aldus [appellant sub 1A] en [appellant sub 1B].

5.1. Het beroep van [appellant sub 1A] en [appellant sub 1B] voor zover gericht tegen de vaststelling van de omvang van de magneetzone door middel van de dubbelbestemming "Leiding" en het bijbehorende artikel 7, lid 7.1, van de planregels, steunt niet op een bij de raad naar voren gebrachte zienswijze.

Ingevolge artikel 8:1 van de Awb, in samenhang gelezen met artikel 8:6 van de Awb en artikel 2 van bijlage 2 bij de Awb alsmede met artikel 6:13 van de Awb, kan door een belanghebbende geen beroep worden ingesteld tegen onderdelen van het besluit tot vaststelling van een bestemmingsplan waarover hij bij het ontwerpplan geen zienswijze naar voren heeft gebracht, tenzij hem redelijkerwijs niet kan worden verweten dit te hebben nagelaten. Deze omstandigheid doet zich niet voor. Het beroep is in zoverre niet-ontvankelijk.

Cultureel erfgoed

6. [appellant sub 1A] en [appellant sub 1B] betogen dat het Schraverspad, een zogenoemd kerkepad, een belangrijk cultuurhistorisch element is in het plangebied. Ten onrechte is het behoud van het Schraverspad niet verzekerd in het plan. Daarbij stellen zij dat zij belang hebben bij het voortbestaan van het Schraverspad, omdat zij over dit pad een recht van overpad hebben.

6.1. Het beroep van [appellant sub 1A] en [appellant sub 1B] voor zover gericht tegen de vaststelling van het plandeel met de bestemming "Woongebied", voor zover dat ziet op het Schraverspad, steunt niet op een bij de raad naar voren gebrachte zienswijze.

Ingevolge artikel 8:1 van de Awb, in samenhang gelezen met artikel 8:6 van de Awb en artikel 2 van bijlage 2 bij de Awb alsmede met artikel 6:13 van de Awb, kan door een belanghebbende geen beroep worden ingesteld tegen onderdelen van het besluit tot vaststelling van een bestemmingsplan waarover hij bij het ontwerpplan geen zienswijze naar voren heeft gebracht, tenzij hem redelijkerwijs niet kan worden verweten dit te hebben nagelaten. Deze omstandigheid doet zich niet voor. Het beroep is in zoverre niet-ontvankelijk.

Termijn voor vaststelling

7. [appellant sub 1A] en [appellant sub 1B] betogen dat het plan is vastgesteld in strijd met artikel 3.8, eerste lid, aanhef en onder e, van de Wet ruimtelijke ordening (hierna: Wro), omdat het niet binnen twaalf weken na de terinzagelegging is vastgesteld.

7.1. In artikel 3.8, eerste lid, aanhef en onder e, van de Wro, staat:

"Op de voorbereiding van een bestemmingsplan is afdeling 3.4 van de Algemene wet bestuursrecht van toepassing, met dien verstande dat de raad binnen twaalf weken na de termijn van de terinzagelegging beslist omtrent de vaststelling van het plan."

7.2. [appellant sub 1A] en [appellant sub 1B] hebben terecht naar voren gebracht dat de in artikel 3.8, eerste lid, aanhef en onder e, van de Wro genoemde beslistermijn is overschreden, nu het ontwerpplan ter inzage heeft gelegen tot en met 9 november 2016 en het plan is vastgesteld op 13 februari 2017. Noch uit artikel 3.8, eerste lid aanhef en onder e, van de Wro noch uit enige andere wettelijke bepaling kan echter worden afgeleid dat de raad na het verstrijken van de beslistermijn niet meer bevoegd is een bestemmingsplan vast te stellen. Het betoog faalt.

INHOUDELIJKE PUNTEN

Milieueffectrapportage

8. [appellante sub 8] betoogt dat de raad zich ten onrechte op het standpunt stelt dat geen m.e.r.-(beoordelings)plicht geldt voor het plan en dat daarom is volstaan met een vormvrije m.e.r.-beoordeling. De onderzoeken waarnaar door de raad wordt verwezen zijn volgens [appellante sub 8] onvolledig en de uitkomsten daarvan worden gebagatelliseerd. De stelling van de raad dat de afstand van het plangebied tot twee Natura 2000-gebieden meer dan een kilometer bedraagt en dat reeds daarom negatieve effecten op die natuurgebieden zijn uitgesloten is onvoldoende onderbouwd en klopt niet. Hierbij wijst [appellante sub 8] erop dat door het plan het leef- en foerageergebied van diverse diersoorten ernstig wordt aangetast. De mogelijke gevolgen voor de betrokken Natura 2000-gebieden zijn dan ook onvoldoende onderzocht, aldus [appellante sub 8].

8.1. De raad stelt dat in de plantoelichting afdoende is onderbouwd waarom geen m.e.r-(beoordelings)plicht geldt voor het plan. In de plantoelichting is in paragraaf 4.1.6 - kort samengevat - vermeld dat zowel de aanleg van de nieuwe randweg als de omvang van de toekomstige woonwijk De Bulders ruim onder de drempelwaarden ligt die zijn vermeld in onderdelen C en D van de bijlage bij het Besluit milieueffectrapportage (hierna: Besluit...

Om verder te lezen

PROBEER HET UIT
11 temas prácticos
  • Uitspraak Nº 201809432/1/R1. Raad van State, 2019-11-06
    • Nederland
    • Council of State (Netherlands)
    • 6 november 2019
    ...te worden gehouden met de bijzondere gevoeligheid van mensen (vergelijk in dit verband ook de uitspraak van 20 december 2017, ECLI:NL:RVS:2017:3524, r.o. Dit betekent dat de ministers bij de vaststelling van het RIP geen rekening hoefden te houden met de bijzondere gevoeligheid van [appella......
  • Uitspraak Nº 201809571/1/R2. Raad van State, 2020-10-14
    • Nederland
    • 14 oktober 2020
    ...meer de uitspraak van 29 maart 2017, ECLI:NL:RVS:2017:868, onder 62.1. De raad heeft verwezen naar de uitspraak van 20 december 2017, ECLI:NL:RVS:2017:3524, maar naar het oordeel van de Afdeling heeft hij onvoldoende onderbouwd dat in dit geval sprake is van een uitzonderingssituatie zoals ......
  • Uitspraak Nº 201803156/1/R2. Raad van State, 2020-02-26
    • Nederland
    • Council of State (Netherlands)
    • 26 februari 2020
    ...te worden gehouden met de bijzondere gevoeligheid van mensen (vergelijk in dit verband ook de uitspraak van 20 december 2017, ECLI:NL:RVS:2017:3524, r.o. 25.2). Dit betekent dat de raad bij de beoordeling van de ruimtelijke aanvaardbaarheid van het plan en de daarbij af te wegen belangen ge......
  • Uitspraak Nº 201804829/1/R2. Raad van State, 2019-08-14
    • Nederland
    • Council of State (Netherlands)
    • 14 augustus 2019
    ...op enige afstand van bestaand stedelijk gebied te realiseren. De Afdeling verwijst hiervoor naar de uitspraak van 20 december 2017, ECLI:NL:RVS:2017:3524. De percelen [locatie 6] en [locatie 7] liggen op een afstand van ongeveer 825 meter van gronden die in de verordening zijn aangeduid als......
  • Vraag een proefperiode aan om aanvullende resultaten te zien
11 sentencias
  • Uitspraak Nº 201809432/1/R1. Raad van State, 2019-11-06
    • Nederland
    • Council of State (Netherlands)
    • 6 november 2019
    ...te worden gehouden met de bijzondere gevoeligheid van mensen (vergelijk in dit verband ook de uitspraak van 20 december 2017, ECLI:NL:RVS:2017:3524, r.o. Dit betekent dat de ministers bij de vaststelling van het RIP geen rekening hoefden te houden met de bijzondere gevoeligheid van [appella......
  • Uitspraak Nº 201809571/1/R2. Raad van State, 2020-10-14
    • Nederland
    • 14 oktober 2020
    ...meer de uitspraak van 29 maart 2017, ECLI:NL:RVS:2017:868, onder 62.1. De raad heeft verwezen naar de uitspraak van 20 december 2017, ECLI:NL:RVS:2017:3524, maar naar het oordeel van de Afdeling heeft hij onvoldoende onderbouwd dat in dit geval sprake is van een uitzonderingssituatie zoals ......
  • Uitspraak Nº 201803156/1/R2. Raad van State, 2020-02-26
    • Nederland
    • Council of State (Netherlands)
    • 26 februari 2020
    ...te worden gehouden met de bijzondere gevoeligheid van mensen (vergelijk in dit verband ook de uitspraak van 20 december 2017, ECLI:NL:RVS:2017:3524, r.o. 25.2). Dit betekent dat de raad bij de beoordeling van de ruimtelijke aanvaardbaarheid van het plan en de daarbij af te wegen belangen ge......
  • Uitspraak Nº 201804829/1/R2. Raad van State, 2019-08-14
    • Nederland
    • Council of State (Netherlands)
    • 14 augustus 2019
    ...op enige afstand van bestaand stedelijk gebied te realiseren. De Afdeling verwijst hiervoor naar de uitspraak van 20 december 2017, ECLI:NL:RVS:2017:3524. De percelen [locatie 6] en [locatie 7] liggen op een afstand van ongeveer 825 meter van gronden die in de verordening zijn aangeduid als......
  • Vraag een proefperiode aan om aanvullende resultaten te zien

VLEX uses login cookies to provide you with a better browsing experience. If you click on 'Accept' or continue browsing this site we consider that you accept our cookie policy. ACCEPT