Uitspraak Nº 201707660/1/R3 en 201710405/1/R3. Raad van State, 2018-11-07

ECLIECLI:NL:RVS:2018:3623
Docket Number201707660/1/R3 en 201710405/1/R3
Date07 Noviembre 2018
CourtCouncil of State (Netherlands)

201707660/1/R3 en 201710405/1/R3.

Datum uitspraak: 7 november 2018

AFDELING

BESTUURSRECHTSPRAAK

Uitspraak in het geding tussen:

[appellante] en anderen, allen wonend te [woonplaats],

en

1. de raad van de gemeente Eemsmond,

2. het college van burgemeester en wethouders van Eemsmond,

verweerders.

Procesverloop

Bij besluit van 20 juli 2017 heeft de raad het bestemmingsplan "Eemshaven Zuidoost" (hierna: het plan) vastgesteld.

Bij besluit van 25 september 2017 heeft het college aan [belanghebbende] en anderen een omgevingsvergunning op grond van artikel 2.1, eerste lid, onder a en e, van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (hierna: Wabo) verleend voor vijf windturbines in het gebied Eemshaven Zuidoost.

Tegen deze besluiten hebben [appellante] en anderen beroep ingesteld.

De raad heeft een verweerschrift ingediend.

De raad, het college en [belanghebbende] en anderen hebben nadere stukken ingediend.

De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 6 juli 2018, waar [appellante] en anderen, bijgestaan door mr. A.A. Westers, advocaat te Groningen, en de raad en het college, gezamenlijk vertegenwoordigd door J. Dwarshuis, bijgestaan door mr. W.R. van de Velde en mr. L. Mathey, beiden advocaat te Groningen, zijn verschenen. Voorts zijn ter zitting als partij gehoord [belanghebbende] en anderen, vertegenwoordigd door [gemachtigden], bijgestaan door mr. J.H.M. Berenschot, advocaat te Apeldoorn, Green Box Computing B.V., vertegenwoordigd door mr. R. Molenaar, advocaat te Amsterdam, en Groningen Seaports N.V., vertegenwoordigd door [gemachtigden].

Na het sluiten van het onderzoek ter zitting heeft de Afdeling het onderzoek heropend.

Er zijn nog stukken ontvangen van de raad en het college, [appellante] en anderen en [belanghebbende] en anderen. Deze zijn aan de andere partijen toegezonden.

Met toestemming van partijen is afgezien van een verdere behandeling van de zaak ter zitting.

Overwegingen

Inleiding

1. Het plangebied ligt ten zuiden van de Eemshaven tussen de provinciale weg N33, de Oostpolderweg, het Polendijkpad en de Eems.

Groningen Seaports wil de Eemshaven uitbreiden om te kunnen voldoen aan de toenemende vraag naar bedrijfsterreinen in de Eemshaven, vooral van datacenters en andere IT-gerelateerde bedrijven. De eerste fase van de uitbreiding met Eemshaven Zuidoost is mogelijk gemaakt in het bestemmingsplan "Eemshaven Zuidoost fase 1" uit 2014. Die uitbreiding is inmiddels gerealiseerd. Het gaat om 45 ha in het noordoosten van het plangebied, waar datacenters zijn gevestigd.

Het plan voorziet in de tweede fase van Eemshaven Zuidoost en maakt daartoe in een groot deel van het plangebied een bedrijventerrein mogelijk. De tweede fase van Eemshaven Zuidoost omvat ongeveer 165 ha. Het plan maakt hier op de gronden met de bestemming "Bedrijventerrein - Industrie" de vestiging mogelijk van bedrijven gericht op de computerservice en informatietechnologie, waaronder mede worden begrepen datacenters met bijbehorende energievoorzieningen, en van bedrijven gericht op assemblage van computers, randapparatuur en software voor ten hoogste 50% van de gronden.

Het plan maakt daarnaast voor het hele gebied de aanleg van energie-infrastructuur mogelijk, waaronder convertorstations en windturbines. Het plan voorziet in de bouw van in totaal zes nieuwe windturbines met een tiphoogte van maximaal 200 m. Eemshaven Zuidoost maakt deel uit van één van de drie concentratiegebieden die zijn aangewezen voor grootschalige windparken in de provincie Groningen. De windturbines gaan daarmee behoren tot een toekomstig windpark in de Eemshaven.

Op het plan is artikel 7o van het Besluit uitvoering Crisis- en herstelwet (hierna: Besluit uitvoering Chw) van toepassing. Deze bepaling maakt het onder meer mogelijk om aan de locaties van de windturbines, in afwijking van de Wet ruimtelijke ordening (hierna: Wro), een voorlopige bestemming toe te kennen voor een periode van 25 tot 30 jaar. De raad heeft van deze mogelijkheid gebruik gemaakt door in het plan een voorlopige bestemming voor de duur van 30 jaar toe te kennen aan de windturbinelocaties.

De omgevingsvergunning is verleend voor de bouw en het in werking hebben van vijf windturbines in Eemshaven Zuidoost. De windturbines hebben een gezamenlijk vermogen van maximaal 22,5 MW.

2. [appellante] en anderen zijn eigenaren en bewoners van een aantal woningen en recreatiewoningen in de buurtschap Polen te Spijk. Het gaat om de woningen [locatie 1] en [locatie 2] en de recreatiewoningen [locatie 3], [locatie 4], [locatie 5] en [locatie 6]. De percelen van [appellante] en anderen liggen ten zuiden van het plangebied. De kortste afstand tot het plangebied bedraagt ongeveer 40 m. De afstand van de woningen en recreatiewoningen tot de dichtstbijzijnde windturbine in het plangebied bedraagt ongeveer 650 tot 750 m.

3. [appellante] en anderen vinden dat hun woon- en leefomgeving ernstig wordt aangetast door het bedrijventerrein en de windturbines die de bestreden besluiten mogelijk maken.

Over het bestemmingsplan voeren zij, naast enkele procedurele beroepsgronden, aan dat in het milieueffectrapport (hierna: MER) ten onrechte geen locatiealternatieven zijn onderzocht en dat het plan in strijd is met de regels uit het Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (hierna: Barro) voor de bescherming van het waddengebied. Daarnaast betogen [appellante] en anderen dat het plan in strijd is met artikel 3.1.6, tweede lid, van het Besluit ruimtelijke ordening (hierna: Bro), omdat de behoefte aan het bedrijventerrein niet is onderzocht en onderbouwd. Verder vrezen [appellante] en anderen nadelige gevolgen voor hun woon- en leefklimaat, onder meer door geluidhinder, en voeren zij gronden aan over externe veiligheid, aantasting van flora en fauna en verkeer. Ook vrezen zij nadelige milieugevolgen door lozingen van koelwater en voeren zij beroepsgronden aan over de gekozen locatie en hoogte van de windturbines en over de financiële uitvoerbaarheid van het plan.

Over de omgevingsvergunning voeren [appellante] en anderen onder meer aan dat de vergunning ten onrechte op het nieuwe bestemmingsplan is gebaseerd, dat de exacte hoogte van de windturbines niet in de vergunningvoorschriften is neergelegd en dat de windturbines niet voldoen aan de eisen uit het Bouwbesluit 2012. Daarnaast voeren [appellante] en anderen beroepsgronden aan over welstand, geluid en externe veiligheid.

4. De relevante regelgeving is opgenomen in de bijlage bij deze uitspraak. De in de bijlage opgenomen regelgeving is de regelgeving geldend ten tijde van het nemen van de bestreden besluiten.

Intrekking beroepsgronden

5. [appellante] en anderen hebben ter zitting een aantal beroepsgronden ingetrokken. Voor het bestemmingsplan betreft het de beroepsgrond over artikel 6, lid 6.2, onder a, van de planregels en de beroepsgrond dat in de onderzoeken die aan het plan ten grondslag zijn gelegd niet is uitgegaan van een maximale tiphoogte van 200 m. Voor de omgevingsvergunning betreft het de beroepsgronden over de aanduiding van de locatie van de windturbines in de vergunning en over de tijdelijkheid van de vergunning.

Toetsingskader

6. Bij de vaststelling van een bestemmingsplan moet de raad bestemmingen aanwijzen en regels geven die de raad uit een oogpunt van een goede ruimtelijke ordening nodig acht. De raad heeft daarbij beleidsruimte en moet de betrokken belangen afwegen. De Afdeling beoordeelt aan de hand van de beroepsgronden of het besluit tot vaststelling van het bestemmingsplan in overeenstemming is met het recht. De Afdeling stelt niet zelf vast of het plan in overeenstemming is met een goede ruimtelijke ordening, maar beoordeelt aan de hand van die gronden of de raad zich in redelijkheid op het standpunt heeft kunnen stellen dat het plan strekt ten behoeve van een goede ruimtelijke ordening.

7. Gelet op artikel 2.10, eerste lid, van de Wabo dient het college uitsluitend te beoordelen of zich voor de omgevingsvergunning voor het bouwen van een bouwwerk als bedoeld in artikel 2.1, eerste lid, aanhef en onder a, een van de in artikel 2.10, eerste lid, opgenomen weigeringsgronden voordoet. Als dat niet het geval is, dan moet de omgevingsvergunning worden verleend en als dat wel zo is, moet deze, als de strijdigheid met artikel 2.10, eerste lid, van de Wabo niet wordt weggenomen, worden geweigerd.

8. Het eerste lid van artikel 2.14 van de Wabo bevat de toetsingsgronden voor het oprichten en het in werking hebben van een inrichting als bedoeld in artikel 2.1, eerste lid, aanhef en onder e, van die wet. Het bevat gronden die in ieder geval bij de beslissing moeten worden betrokken, gronden waarmee in ieder geval rekening moet worden gehouden en gronden die in ieder geval in acht moeten worden genomen. Ingevolge het derde lid van artikel 2.14 van de Wabo kan de omgevingsvergunning voor het oprichten en het in werking hebben van een inrichting slechts in het belang van de bescherming van het milieu worden geweigerd. Dit betekent dat het college een zekere beoordelingsruimte heeft of een omgevingsvergunning al dan niet, in het belang van de bescherming van het milieu, moet worden geweigerd.

9. In artikel 8:69a van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: Awb) is het volgende bepaald: "De bestuursrechter vernietigt een besluit niet op de grond dat het in strijd is met een geschreven of ongeschreven rechtsregel of een algemeen rechtsbeginsel, indien deze regel of dit beginsel kennelijk niet strekt tot bescherming van de belangen van degene die zich daarop beroept."

Blijkens de geschiedenis van de totstandkoming van de Wet aanpassing bestuursprocesrecht (Kamerstukken II, 2009/10, 32 450, nr. 3, blz. 18-20) heeft de wetgever met artikel 8:69a van de Awb de eis willen stellen dat er een verband moet bestaan tussen een beroepsgrond en het belang waarin de appellant door het bestreden besluit dreigt te worden geschaad. De bestuursrechter mag een...

Om verder te lezen

PROBEER HET UIT
1 temas prácticos
  • Uitspraak Nº 201709167/1/R3 en 201807375/1/R3. Raad van State, 2019-04-03
    • Nederland
    • Council of State (Netherlands)
    • 3 april 2019
    ...met een goede ruimtelijke ordening. De Afdeling verwijst in dit verband ter vergelijking naar haar uitspraak van 7 november 2018, ECLI:NL:RVS:2018:3623, over de realisatie van nieuwe windturbines in het gebied Eemshaven Zuidoost. In deze uitspraak heeft de Afdeling onder 21.3 geoordeeld dat......
1 sentencias
  • Uitspraak Nº 201709167/1/R3 en 201807375/1/R3. Raad van State, 2019-04-03
    • Nederland
    • Council of State (Netherlands)
    • 3 april 2019
    ...met een goede ruimtelijke ordening. De Afdeling verwijst in dit verband ter vergelijking naar haar uitspraak van 7 november 2018, ECLI:NL:RVS:2018:3623, over de realisatie van nieuwe windturbines in het gebied Eemshaven Zuidoost. In deze uitspraak heeft de Afdeling onder 21.3 geoordeeld dat......

VLEX uses login cookies to provide you with a better browsing experience. If you click on 'Accept' or continue browsing this site we consider that you accept our cookie policy. ACCEPT