Uitspraak Nº 201800026/1/A2. Raad van State, 2018-09-19
ECLI | ECLI:NL:RVS:2018:3033 |
Docket Number | 201800026/1/A2 |
Date | 19 Septiembre 2018 |
Court | Council of State (Netherlands) |
201800026/1/A2.
Datum uitspraak: 19 september 2018
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak op het hoger beroep van:
[appellante], wonend te [woonplaats],
tegen de uitspraak van de rechtbank Rotterdam van 5 december 2017 in zaak nr. 17/322 in het geding tussen:
[appellante]
en
de Belastingdienst/Toeslagen.
Procesverloop
Bij besluit van 13 oktober 2016 heeft de Belastingdienst/Toeslagen een verzoek van [appellante] om een persoonlijke betalingsregeling voor het terugbetalen van te veel ontvangen kinderopvangtoeslag afgewezen.
Bij besluit van 6 december 2016 heeft de Belastingdienst/Toeslagen het door [appellante] daartegen gemaakte bezwaar ongegrond verklaard.
Bij uitspraak van 5 december 2017 heeft de rechtbank het door [appellante] daartegen ingestelde beroep ongegrond verklaard. Deze uitspraak is aangehecht.
Tegen deze uitspraak heeft [appellante] hoger beroep ingesteld.
De Belastingdienst/Toeslagen heeft een schriftelijke uiteenzetting gegeven.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 10 september 2018, waar de Belastingdienst/Toeslagen, vertegenwoordigd door drs. J.G.C. van de Werken, is verschenen.
Overwegingen
Besluitvorming
1. [appellante] heeft voor het jaar 2014 voor de opvang van haar drie kinderen een voorschot kinderopvangtoeslag ontvangen als bedoeld in de Wet kinderopvang en kwaliteitseisen peuterspeelzalen (hierna: Wko). Na afloop van dat jaar heeft de Belastingdienst/Toeslagen vastgesteld dat zij voor dat jaar slechts recht heeft op kinderopvangtoeslag voor één kind gedurende twee maanden. Tussen partijen is niet in geschil dat [appellante] daarom een bedrag van € 13.262,00 moet terugbetalen.
2. Aangezien [appellante] financieel niet in staat is dat bedrag in één keer te voldoen, heeft zij de Belastingdienst/Toeslagen verzocht om een persoonlijke betalingsregeling gebaseerd op haar betalingscapaciteit. De dienst heeft dat verzoek afgewezen, omdat het ontstaan van de terugvordering is te wijten aan grove schuld van [appellante]. Zij heeft in 2014 kinderopvangtoeslag ontvangen, terwijl zij voor twee kinderen geen gebruik maakte van kinderopvang en voor één kind slechts twee maanden. [appellante] is ernstig nalatig geweest door de kinderopvangtoeslag niet stop te zetten, aldus de Belastingdienst/Toeslagen.
Wettelijk kader
3. In artikel 7 van de Uitvoeringsregeling Algemene wet inkomensafhankelijke regelingen (hierna: Uitvoeringsregeling Awir) zijn regels over uitstel van...
Om verder te lezen
PROBEER HET UIT