Uitspraak Nº 201805958/1/R2. Raad van State, 2019-07-31

ECLIECLI:NL:RVS:2019:2637
Docket Number201805958/1/R2
Date31 Julio 2019
CourtCouncil of State (Netherlands)

201805958/1/R2.

Datum uitspraak: 31 juli 2019

AFDELING

BESTUURSRECHTSPRAAK

Uitspraak in het geding tussen:

[appellant] en anderen, allen wonend te Utrecht,

en

het college van burgemeester en wethouders van Utrecht,

verweerder.

Procesverloop

Bij besluit van 29 mei 2018 heeft het college het wijzigingsplan "Wilhelminapark, Buiten-Wittevrouwen, eerste wijziging Prinsesselaan 20" vastgesteld.

Bij besluit van 29 mei 2018 heeft het college een omgevingsvergunning verleend voor de sloop van bebouwing op het adres Prinsesselaan 20 te Utrecht en het realiseren van een parkeerterrein met in- en uitrit op die gronden.

Deze besluiten zijn gecoördineerd voorbereid en bekendgemaakt met toepassing van de artikelen 3.30 en 3.32 van de Wet ruimtelijke ordening (hierna: Wro).

Tegen deze besluiten hebben [appellant] en anderen beroep ingesteld.

Het college heeft een verweerschrift ingediend.

Desgevraagd heeft kerkgenootschap R.K. Begraafplaats St. Barbara een schriftelijke uiteenzetting gegeven.

De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 23 mei 2019, waar [appellant] en anderen, in de persoon van [appellant], en het college, vertegenwoordigd door mr. T. Brouwer en mr. F. Koer, zijn verschenen.

Voorts is St. Barbara, vertegenwoordigd door [directeur], en [gemachtigde], ter zitting gehoord.

Overwegingen

Inleiding

1. Het plan maakt de aanleg van een parkeerterrein met een in- en uitrit mogelijk op de gronden aan het adres Prinsesselaan 20 te Utrecht ten behoeve van de bezoekers van begraafplaats St. Barbara. Het plan vindt zijn grondslag in het bestemmingsplan "Wilhelminapark, Buiten-Wittevrouwen" (hierna: het moederplan). Met toepassing van de wijzigingsbevoegdheid uit artikel 12, lid 12.3, van de planregels van het moederplan heeft het college bij het voorliggende wijzigingsplan de geldende bestemming "Groen" gewijzigd in de bestemming "Verkeer - Verblijfsgebied".

[appellant] en anderen wonen in de omgeving van het plangebied. Zij vrezen onder andere dat het plan hun woon- en leefklimaat zal aantasten.

Ontvankelijkheid

2. Ingevolge de artikelen 3:11, 3:15 en 3:16 van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: Awb) wordt het ontwerpplan en het ontwerp van de omgevingsvergunning ter inzage gelegd voor de duur van zes weken en kunnen gedurende deze termijn zienswijzen naar voren worden gebracht bij het college.

Het ontwerpplan en het ontwerp van de omgevingsvergunning zijn blijkens de kennisgeving met ingang van 12 januari 2018 voor de duur van zes weken ter inzage gelegd. De termijn waarbinnen zienswijzen naar voren konden worden gebracht eindigde daarom op 23 februari 2018.

[appellant A] en [appellant B] hebben geen zienswijze over het ontwerpplan en het ontwerp van de omgevingsvergunning naar voren gebracht. [appellant C] heeft een schriftelijke zienswijze naar voren gebracht. De zienswijze van [appellant C] dateert van 7 maart 2018. [appellant C] heeft dus niet binnen de gestelde termijn een zienswijze over het ontwerpplan en het ontwerp van de omgevingsvergunning naar voren gebracht.

Ingevolge artikel 8:1 van de Awb, in samenhang gelezen met artikel 8:6 van de Awb en artikel 2 van bijlage 2 bij de Awb alsmede met artikel 6:13 van de Awb, kan geen beroep worden ingesteld tegen het besluit tot vaststelling van een bestemmingsplan en de bijbehorende besluiten door een belanghebbende die over het ontwerpplan en de bijbehorende ontwerpbesluiten niet tijdig een zienswijze naar voren heeft gebracht, tenzij hem redelijkerwijs niet kan worden verweten dit te hebben nagelaten. Deze omstandigheid doet zich niet voor.

Het beroep van [appellant] en anderen, voor zover dat is ingesteld door [appellant A], [appellant B] en [appellant C], is niet-ontvankelijk. Dit betekent dat alleen het beroep van [appellant] zelf ontvankelijk is en daarom wordt in het vervolg van de uitspraak enkel over [appellant] gesproken.

Ingetrokken beroepsgronden

3. [appellant] heeft ter zitting de beroepsgrond ingetrokken dat het plan nooit zou zijn vastgesteld.

Procedurele punten

4. [appellant] betoogt dat het college hem - en andere buurtbewoners - ten onrechte niet heeft betrokken in de voorbereiding van de bestreden besluiten, terwijl tussen de gemeente, St. Barbara, Bewonersvereniging Stolberglaan en Stichting Wilhelminapark jarenlang intensief overleg is gevoerd over de parkeervoorzieningen. [appellant] stelt in dat verband dat hij over de aanleg van een parkeerterrein geïnformeerd had moeten worden tijdens een informatieavond begin 2018. Omwonenden werden tijdens die informatieavond geconfronteerd met het voornemen van St. Barbara om in de toekomst een crematorium op te richten. Verder voert [appellant] aan dat hij in een onacceptabel laat stadium is geïnformeerd over dit voornemen van St. Barbara.

4.1. Voor zover [appellant] betoogt dat hij in een laat stadium is geïnformeerd over het voornemen om een crematorium op de begraafplaats mogelijk te maken, overweegt de Afdeling dat het...

Om verder te lezen

PROBEER HET UIT
2 temas prácticos
  • Uitspraak Nº 201906841/1/R1. Raad van State, 2020-11-11
    • Nederland
    • 11 november 2020
    ...niet relevant in het kader van de beoordeling van de ruimtelijke effecten van het bestemmingsplan (uitspraken van 31 juli 2019, ECLI:NL:RVS:2019:2637 (Utrecht), 10 april 2019, ECLI:NL:RVS:2019:1105 (Bergen, N-H), 2 augustus 2017, ECLI:NL:RVS:2017:2065 (Heumen) en 2 november 2016, ECLI:NL:RV......
  • Uitspraak Nº 201906195/1/R1. Raad van State, 2020-04-08
    • Nederland
    • 8 april 2020
    ...derde lid, van het VWEU kennelijk niet strekt tot bescherming van hun belangen (vgl. de uitspraak van de Afdeling van 31 juli 2019, ECLI:NL:RVS:2019:2637). Het relativiteitsvereiste zoals vervat in artikel 8:69a van de Awb, brengt met zich dat belanghebbenden die zich niet kunnen beroepen o......
2 sentencias
  • Uitspraak Nº 201906841/1/R1. Raad van State, 2020-11-11
    • Nederland
    • 11 november 2020
    ...niet relevant in het kader van de beoordeling van de ruimtelijke effecten van het bestemmingsplan (uitspraken van 31 juli 2019, ECLI:NL:RVS:2019:2637 (Utrecht), 10 april 2019, ECLI:NL:RVS:2019:1105 (Bergen, N-H), 2 augustus 2017, ECLI:NL:RVS:2017:2065 (Heumen) en 2 november 2016, ECLI:NL:RV......
  • Uitspraak Nº 201906195/1/R1. Raad van State, 2020-04-08
    • Nederland
    • 8 april 2020
    ...derde lid, van het VWEU kennelijk niet strekt tot bescherming van hun belangen (vgl. de uitspraak van de Afdeling van 31 juli 2019, ECLI:NL:RVS:2019:2637). Het relativiteitsvereiste zoals vervat in artikel 8:69a van de Awb, brengt met zich dat belanghebbenden die zich niet kunnen beroepen o......

VLEX uses login cookies to provide you with a better browsing experience. If you click on 'Accept' or continue browsing this site we consider that you accept our cookie policy. ACCEPT