Uitspraak Nº 202000016/1/R1. Raad van State, 2020-11-25

ECLIECLI:NL:RVS:2020:2821
Date25 Noviembre 2020
Docket Number202000016/1/R1

202000016/1/R1.

Datum uitspraak: 25 november 2020

AFDELING

BESTUURSRECHTSPRAAK

Uitspraak in het geding tussen:

de vereniging Communicatie Platform de Banjaard, gevestigd te Zaltbommel, en anderen (hierna: De Banjaard en anderen),

appellanten,

en

1. de raad van de gemeente Noord-Beveland,

2. het college van burgemeester en wethouders van Noord-Beveland,

verweerders.

Procesverloop

Bij besluit van 24 oktober 2019 heeft de raad het "Bestemmingsplan Windpark Jacobahaven" vastgesteld.

Bij besluit van 31 oktober 2019 heeft het college aan Windpark Jacobahaven B.V. een omgevingsvergunning verleend op grond van artikel 2.1, eerste lid, onder a, b, c en e, van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (hierna: Wabo) voor de realisatie van drie windturbines met bijbehorende voorzieningen aan de Jacobahaven 5, 6 en 7 in Kamperland.

Deze besluiten zijn gecoördineerd voorbereid en bekendgemaakt met toepassing van artikel 3.30 van de Wet ruimtelijke ordening (hierna: Wro).

Tegen deze besluiten hebben De Banjaard en anderen beroep ingesteld.

Het college heeft een verweerschrift ingediend.

Windpark Jacobahaven heeft een schriftelijke uiteenzetting ingediend.

De Banjaard en anderen, de raad en het college hebben nadere stukken ingediend.

De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 30 juli 2020, waar De Banjaard en anderen, van wie [gemachtigde A] en [gemachtigde B], bijgestaan door mr. drs. D.A.C. Janssen, advocaat te Boxtel, en de raad en het college, beide vertegenwoordigd door ing. W.L. Kouwer en M. van der Maat, bijgestaan door mr. J. Mohuddy, advocaat te Breda, zijn verschenen. Voorts is ter zitting Windpark Jacobahaven, vertegenwoordigd door [gemachtigde C], bijgestaan door mr. J.H.M. Berenschot, advocaat te Apeldoorn, en vergezeld van [gemachtigde D], gehoord.

Overwegingen

Bijlage

1. De (wettelijke) bepalingen en relevante planregels die ten grondslag liggen aan de hierna volgende rechtsoverwegingen, zijn opgenomen in de bijlage bij deze uitspraak. De bijlage maakt deel uit van deze uitspraak.

Inleiding

2. Het plan voorziet in de bouw van drie windturbines met een tiphoogte van 150 m in de Jacobahaven op Noord-Beveland. In het plangebied staan momenteel drie windturbines met een tiphoogte van 123 m. De bestaande windturbines zullen worden afgebroken. De vervanging van twee windturbines vindt op dezelfde locaties plaats waar nu ook windturbines staan. De locatie voor de derde windturbine verschuift ongeveer 25 m. De ontwikkeling in de Jacobahaven maakt deel uit van het project "Optimalisatie Windparken Oosterscheldekering" (hierna: het project OWO), dat is gericht op het optimaliseren van de windturbineparken bij de Oosterscheldekering. Deze locatie is in 2006 door de provincie Zeeland aangewezen als concentratielocatie voor windenergie. Om de effecten van het project OWO te beoordelen, is bovendien het milieueffectrapport "Optimalisatie Windparken Oosterscheldekering" (hierna: het MER) gemaakt, dat ook aan de bestreden besluiten ten grondslag is gelegd.

3. Ten zuidwesten van het plangebied liggen de vakantieparken De Oude Banjaard en De Banjaard (hierna tezamen en in enkelvoud: het vakantiepark De Banjaard). Vijf van de zeven personen die gezamenlijk met vereniging Communicatie Platform De Banjaard beroep hebben ingesteld tegen de voorliggende besluiten zijn eigenaren van recreatiewoningen op dit vakantiepark. De beide andere personen zijn ieder eigenaar van een woning aan de Krommeweg ten zuidoosten van het plangebied.

4. Op deze zaak is de Crisis- en herstelwet van toepassing.

Ontvankelijkheid

5. De raad en het college betwisten de ontvankelijkheid van het beroep van De Banjaard en anderen, voor zover dit is ingesteld door [appellant A] en [appellant B]. Zij zijn volgens hen geen belanghebbenden bij de bestreden besluiten. In dat verband wijzen zij erop dat [appellant A] en [appellant B] op een afstand van meer dan 1.500 m van de dichtstbijzijnde windturbine wonen.

5.1. De Banjaard en anderen hebben ter zitting gesteld dat de afstand tussen de woning van [appellant A] en de dichtstbijzijnde windturbine minder dan 1.500 m bedraagt. Verder hebben zij ter zitting gesteld dat [appellant B] belanghebbende is bij de thans bestreden besluiten over het windpark Jacobahaven, ook al woont zij op meer dan 1.500 m van dit windpark. Het betreft hier volgens De Banjaard en anderen een milieutechnisch zwaar belaste omgeving, waarbij sprake is van cumulatieve effecten.

5.2. Uit artikel 8:1 van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: Awb), in samenhang gelezen met artikel 8:6 van de Awb en artikel 2 van bijlage 2 bij de Awb, volgt dat uitsluitend belanghebbenden beroep bij de Afdeling kunnen instellen tegen de bestreden besluiten. Ingevolge artikel 1:2, eerste lid, van de Awb wordt onder belanghebbende verstaan: degene wiens belang rechtstreeks bij een besluit is betrokken.

5.3. De Afdeling heeft in haar uitspraak van 23 augustus 2017, ECLI:NL:RVS:2017:2271, onder 3.2, overwogen dat het uitgangspunt is dat degene die rechtstreeks feitelijke gevolgen ondervindt van een activiteit die het besluit - zoals een bestemmingsplan of een vergunning - toestaat, in beginsel belanghebbende is bij dat besluit. Het criterium ‘gevolgen van enige betekenis’ dient als correctie op dit uitgangspunt. Gevolgen van enige betekenis ontbreken indien gevolgen wel zijn vast te stellen, maar deze voor de woon-, leef-, of bedrijfssituatie van betrokkene dermate gering zijn dat een persoonlijk belang bij het besluit ontbreekt. Daarbij wordt acht geslagen op de factoren afstand tot, zicht op, planologische uitstraling en milieugevolgen (o.a. geur, geluid, licht, trilling, emissie, risico) van de activiteit die het besluit toestaat, waarbij die factoren zo nodig in onderlinge samenhang worden bezien. Ook aard, intensiteit en frequentie van de feitelijke gevolgen kunnen van belang zijn.

In haar uitspraak van 21 februari 2018, ECLI:NL:RVS:2018:616, onder 7, over het windpark De Drentse Monden en Oostermoer (hierna: uitspraak over het windpark De Drentse Monden en Oostermoer) heeft de Afdeling overwogen dat voor windparken op land als uitgangspunt wordt gehanteerd dat gevolgen van enige betekenis aanwezig kunnen worden geacht binnen een afstand van tien keer de tiphoogte van de voor appellanten dichtstbijzijnde windturbine, gemeten vanaf de voet van de windturbine. In veel gevallen bestaat ook buiten deze afstand zicht op het windpark, vooral als het windpark in open landschap ligt. De Afdeling gaat er echter van uit dat de gevolgen van het zicht op het windpark voor het woon- en leefklimaat op een afstand van meer dan tien keer de tiphoogte in beginsel te beperkt zijn om nog te kunnen spreken van gevolgen van enige betekenis, zo staat in de uitspraak over het windpark De Drentse Monden en Oostermoer. Verder is overwogen dat de Afdeling ervan uitgaat dat op een afstand van meer dan tien keer de tiphoogte in beginsel geen andere gevolgen van enige betekenis van het windpark zijn te verwachten, zoals geluid- of slagschaduwhinder van enige betekenis.

5.4. Het bestemmingsplan en de omgevingsvergunning maken windturbines met een tiphoogte van maximaal 150 m mogelijk. Indien ervan wordt uitgegaan dat op een afstand van meer dan tien keer de tiphoogte geen gevolgen van enige betekenis worden ondervonden, betekent dit dat omwonenden, wonend op een afstand van meer dan 1.500 m van de dichtstbijzijnde windturbine behorende tot het windpark Jacobahaven, geen belanghebbenden zijn. De Afdeling stelt vast dat de woningen van [appellant A] en [appellant B] zich op meer dan 1.500 m van de dichtstbijzijnde windturbine bevinden, te weten op een afstand van onderscheidenlijk ongeveer 1.600 m en 1.900 m. Verder acht de Afdeling niet aannemelijk dat zich op een afstand van meer dan 1.500 m van het windpark gevolgen van enige betekenis voordoen. De omstandigheid dat in de omgeving van het plangebied ook andere ontwikkelingen plaatsvinden, is daartoe op zichzelf onvoldoende. De Afdeling ziet in het aangevoerde in dit geval dan ook geen aanleiding om bij de beoordeling van de belanghebbendheid van het gehanteerde uitgangspunt van tien keer de tiphoogte af te wijken. Gelet op het vorenstaande zijn [appellant B] en [appellant A] geen belanghebbenden bij de bestreden besluiten. Het beroep van De Banjaard en anderen is dan ook niet-ontvankelijk, voor zover dit is ingesteld door [appellant B] en [appellant A].

5.5. Hierna wordt met De Banjaard en anderen bedoeld: De Banjaard en anderen, voor zover ontvankelijk.

Bestemmingsplan

Toetsingskader

6. Bij de vaststelling van een bestemmingsplan moet de raad bestemmingen aanwijzen en regels geven die de raad uit een oogpunt van een goede ruimtelijke ordening nodig acht. De raad heeft daarbij beleidsruimte en moet de betrokken belangen afwegen. De Afdeling beoordeelt aan de hand van de beroepsgronden of het besluit tot vaststelling van het bestemmingsplan in overeenstemming is met het recht. De Afdeling stelt niet zelf vast of het plan in overeenstemming is met een goede ruimtelijke ordening, maar beoordeelt aan de hand van die gronden of de raad zich in redelijkheid op het standpunt heeft kunnen stellen dat het plan strekt ten behoeve van een goede ruimtelijke ordening.

Verdrag van Aarhus en SMB-richtlijn

7. De Banjaard en anderen betogen dat zij geen reële mogelijkheid tot inspraak hebben gehad bij de totstandkoming van de bestreden besluiten, nu niet is voldaan aan de eis van vroegtijdige en doeltreffende inspraak als alle opties nog open zijn. Dat de vergunninghouder een voorlichtingsavond heeft georganiseerd, is daarvoor onvoldoende. Verder hebben zij ter zitting naar voren gebracht dat niet serieus is omgegaan met hun bezwaren. Volgens De Banjaard en anderen is sprake van strijd met het Verdrag betreffende toegang tot informatie, inspraak in de besluitvorming en toegang tot de rechter inzake milieuaangelegenheden van 25 juni 1998 (hierna: het Verdrag van Aarhus). De Banjaard en anderen voeren verder...

Om verder te lezen

PROBEER HET UIT
1 temas prácticos
  • Uitspraak Nº 202107528/2/R3. Raad van State, 2022-02-01
    • Nederland
    • Council of State (Netherlands)
    • 1 februari 2022
    ...brengen over het ontwerpplan, geen correcte implementatie van het verdrag vormt (zie bijvoorbeeld de uitspraak van 25 november 2020, ECLI:NL:RVS:2020:2821). De voorzieningenrechter zal zich daarom beperken tot een oordeel over de vraag of het besluit is voorbereid in overeenstemming met de ......
1 sentencias
  • Uitspraak Nº 202107528/2/R3. Raad van State, 2022-02-01
    • Nederland
    • Council of State (Netherlands)
    • 1 februari 2022
    ...brengen over het ontwerpplan, geen correcte implementatie van het verdrag vormt (zie bijvoorbeeld de uitspraak van 25 november 2020, ECLI:NL:RVS:2020:2821). De voorzieningenrechter zal zich daarom beperken tot een oordeel over de vraag of het besluit is voorbereid in overeenstemming met de ......

VLEX uses login cookies to provide you with a better browsing experience. If you click on 'Accept' or continue browsing this site we consider that you accept our cookie policy. ACCEPT