Uitspraak Nº 202001096/1/A3. Raad van State, 2020-10-28

ECLIECLI:NL:RVS:2020:2520
Docket Number202001096/1/A3
Date28 Octubre 2020

202001096/1/A3.

Datum uitspraak: 28 oktober 2020

AFDELING

BESTUURSRECHTSPRAAK

Uitspraak op de hoger beroepen van:

I. het college van burgemeester en wethouders van Amsterdam,

II. [appellant sub 2], wonend te [woonplaats],

appellanten,

tegen de uitspraak van de rechtbank Amsterdam van 10 januari 2020 in zaak nr. 19/2094 in het geding tussen:

[appellant sub 2]

en

het college.

Procesverloop

Bij besluit van 16 november 2018 heeft het college aan [appellant sub 2] een bestuurlijke boete opgelegd van € 20.500,00.

Bij besluit van 21 maart 2019 heeft het college het door [appellant sub 2] daartegen gemaakte bezwaar ongegrond verklaard.

Bij uitspraak van 10 januari 2020 heeft de rechtbank het door [appellant sub 2] daartegen ingestelde beroep gegrond verklaard, dat besluit vernietigd, het besluit van 16 november 2018 herroepen en de hoogte van de boete vastgesteld op € 10.250,00. Deze uitspraak is aangehecht.

Tegen deze uitspraak heeft het college hoger beroep ingesteld.

[appellant sub 2] heeft een schriftelijke uiteenzetting gegeven.

[appellant sub 2] heeft incidenteel hoger beroep ingesteld.

Het college heeft een zienswijze ingediend.

De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 29 september 2020, waar het college, vertegenwoordigd door mr. J.H.G. van den Boorn, en [appellant sub 2], bijgestaan door mr. M. Kartal, advocaat te Amsterdam, zijn verschenen.

Overwegingen

Wettelijk kader

1. Het wettelijk kader is opgenomen in de bijlage. Deze bijlage maakt deel uit van deze uitspraak.

Inleiding

2. [appellant sub 2] is samen met zijn echtgenote eigenaar van de woning op het adres [locatie]. Deze woning bestaat uit vier bouwlagen en acht kamers. In het kader van het Project Woningdelen, waarbij toezichthouders controleren of woningen overeenkomstig de wet- en regelgeving worden gebruikt, is het gebruik van de woning van [appellant sub 2] door toezichthouders onderzocht. De toezichthouders hebben tijdens het administratief vooronderzoek vastgesteld dat drie personen op voornoemd adres stonden ingeschreven, te weten [persoon A], [persoon B] en [persoon C]. [appellant sub 2] en zijn echtgenote stonden niet op dit adres ingeschreven. Toezichthouders van de gemeente hebben op 7 augustus 2018 een bezoek gebracht aan de woning en hebben hun bevindingen vastgelegd in een rapport van 7 augustus 2018. Blijkens het rapport hebben toezichthouders een controle verricht in de woning. Nadat de toezichthouders hadden aangebeld is de deur geopend door [persoon D]. De toezichthouders hebben zich geïdentificeerd en aan [persoon D] het doel van hun bezoek meegedeeld. Zij heeft verklaard dat zij via een oproep op social media op dit adres is terechtgekomen, dat zij voor minder dan drie maanden in de woning verblijft en dat zij zich niet heeft ingeschreven in de basisregistratie personen (hierna: brp). Zij heeft voorts verklaard dat de woning wordt bewoond door vier personen, dat zij geen huurovereenkomst heeft met [appellant sub 2], maar dat de andere bewoners dat wel hebben. Verder heeft zij verklaard dat [appellant sub 2] de woning wekelijks bezoekt om het gebruik van de woning te controleren. De toezichthouders hebben geconstateerd dat zich op de eerste etage drie slaapkamers bevinden. [persoon D] heeft hierover verklaard dat haar slaapkamer aan de voorzijde van de woning is gesitueerd en dat [persoon C] en [persoon A] beiden een eigen slaapkamer aan de achterzijde van de woning hebben en dat alle slaapkamers afsluitbaar zijn. Op de tweede etage hebben de toezichthouders geconstateerd dat zich daar een slaapkamer en een afsluitbare kamer bevindt. [persoon D] heeft hierover verklaard dat [persoon B] de slaapkamer aan de voorzijde bewoont en dat de afsluitbare kamer een lege kamer is waarvoor [appellant sub 2] nog een huurder zoekt.

Besluitvorming college

3. Het college heeft naar aanleiding van het rapport van de toezichthouders bij besluit van 16 november 2018 aan [appellant sub 2] een bestuurlijke boete opgelegd van € 20.500,00. Het college heeft hieraan ten grondslag gelegd dat [appellant sub 2] woonruimte in strijd met artikel 21, aanhef en onder a, van de Huisvestingswet 2014 heeft onttrokken aan de bestemming tot bewoning, omdat hij, zonder te beschikken over een vergunning, een gedeelte van de woning voor kortdurend verblijf heeft verhuurd aan [persoon D]. Voorts is sprake van het omzetten van zelfstandige woonruimte naar onzelfstandige...

Om verder te lezen

PROBEER HET UIT
2 temas prácticos
  • Uitspraak Nº 202003285/1/A3. Raad van State, 2021-03-03
    • Nederland
    • 3 maart 2021
    ...beginsel een vermoeden dat een persoon hoofdverblijf heeft in de woning. Vergelijk de uitspraak van de Afdeling van 28 oktober 2020, ECLI:NL:RVS:2020:2520, onder 8. In dit geval staat echter vast dat deze inschrijving niet juist was. [appellant] heeft immers verklaard dat zijn vrouw en kind......
  • Uitspraak Nº AMS - 20 _ 6061. Rechtbank Amsterdam, 2022-05-04
    • Nederland
    • Rechtbank Amsterdam (Neederland)
    • 4 mei 2022
    ...de Raad van State (de Afdeling) van 7 februari 2018, ECLI:NL:RVS:2018:428, rov. 4.1. 4 Uitspraak van de Afdeling van 28 oktober 2020, ECLI:NL:RVS:2020:2520, rov. 8.1. 5 Artikel 1, eerste lid, aanhef en onder j, van de Hvw 6 Bijvoorbeeld de uitspraak van 5 juni 2019, ECLI:NL:RVS:2019:1820. 7......
2 sentencias
  • Uitspraak Nº 202003285/1/A3. Raad van State, 2021-03-03
    • Nederland
    • 3 maart 2021
    ...beginsel een vermoeden dat een persoon hoofdverblijf heeft in de woning. Vergelijk de uitspraak van de Afdeling van 28 oktober 2020, ECLI:NL:RVS:2020:2520, onder 8. In dit geval staat echter vast dat deze inschrijving niet juist was. [appellant] heeft immers verklaard dat zijn vrouw en kind......
  • Uitspraak Nº AMS - 20 _ 6061. Rechtbank Amsterdam, 2022-05-04
    • Nederland
    • Rechtbank Amsterdam (Neederland)
    • 4 mei 2022
    ...de Raad van State (de Afdeling) van 7 februari 2018, ECLI:NL:RVS:2018:428, rov. 4.1. 4 Uitspraak van de Afdeling van 28 oktober 2020, ECLI:NL:RVS:2020:2520, rov. 8.1. 5 Artikel 1, eerste lid, aanhef en onder j, van de Hvw 6 Bijvoorbeeld de uitspraak van 5 juni 2019, ECLI:NL:RVS:2019:1820. 7......

VLEX uses login cookies to provide you with a better browsing experience. If you click on 'Accept' or continue browsing this site we consider that you accept our cookie policy. ACCEPT