Uitspraak Nº 202100596/1/R2 en 202100597/1/R2. Raad van State, 2022-08-03

ECLIECLI:NL:RVS:2022:2263
Docket Number202100596/1/R2 en 202100597/1/R2
Date03 Agosto 2022
CourtCouncil of State (Netherlands)

202100596/1/R2 en 202100597/1/R2.

Datum uitspraak: 3 augustus 2022

AFDELING

BESTUURSRECHTSPRAAK

Uitspraak in het geding tussen:

1. [appellant sub 1A] en [appellant sub 1B], beiden wonend te Boxtel,

2. [appellant sub 2], wonend te [woonplaats],

3. [appellante sub 3] en anderen, allen gevestigd dan wel wonend te Boxtel,

4. [appellant sub 4], wonend te Boxtel,

5. [appellant sub 5], wonend te Boxtel,

6. [appellant sub 6A] en [appellant sub 6B], beiden wonend te Boxtel,

7. [appellant sub 7A] en [appellant sub 7B], beiden wonend te Boxtel,

8. [appellant sub 8] en anderen, allen wonend te Boxtel,

appellanten,

en

1. de raad van de gemeente Boxtel,

2. het college van burgemeester en wethouders van Boxtel,

verweerders.

Procesverloop

Bij besluit van 10 november 2020 heeft het college hogere waarden zoals bedoeld in de Wet geluidhinder (hierna: Wgh) vastgesteld ten behoeve van het bestemmingsplan "Keulsebaan".

Tegen dit besluit heeft [appellant sub 4] beroep ingesteld.

Bij besluit van 10 november 2020 heeft de raad het bestemmingsplan "Keulsebaan" vastgesteld.

Tegen dit besluit hebben alle appellanten beroep ingesteld.

De raad en het college hebben een verweerschrift ingediend.

[appellant sub 4], [appellant sub 6A] en [appellant sub 6B], [appellant sub 5] en [appellant sub 7A] en [appellant sub 7B] en de raad hebben nadere stukken ingediend.

De Afdeling heeft de bovenvermelde zaken op de zitting van 16 februari 2022 behandeld, waar [appellant sub 1A] en [appellant sub 1B] en [appellant sub 2], allen bijgestaan door mr. Stiekema, advocaat te Den Bosch, [appellante sub 3] en anderen, vertegenwoordigd door mr. P. Koeslag, advocaat te Schijndel, [appellant sub 4], bijgestaan door mr. D. van de Weerdt, rechtsbijstandverlener te Leusden, [appellant sub 5], bijgestaan door mr. C.R. Jansen, rechtsbijstandverlener te Apeldoorn, [appellant sub 6A] en [appellant sub 6B], vertegenwoordigd door [gemachtigde], bijgestaan door mr. Heuker of Hoek, rechtsbijstandverlener te Amsterdam, [appellant sub 7A] en [appellant sub 7B], en de raad en het college, vertegenwoordigd door mr. C. van der Meijden, P. Kamps, C. van den Hombergh, L. van Beurden en B. Louwers, bijgestaan door mr. H. Nijman, advocaat te Eindhoven, zijn verschenen.

Overwegingen

Inleiding

1. De voor deze zaak relevante regelgeving is opgenomen in de bijlage bij deze uitspraak. De bijlage maakt deel uit van de uitspraak.

2. Het besluit hogere waarden ziet op de vaststelling op grond van de Wet geluidhinder (hierna: Wgh) van hogere waarden voor de geluidbelasting ten aanzien van de woning aan de Oirschotseweg 6 in Boxtel.

Het bestemmingsplan maakt capaciteitsuitbreiding mogelijk van de bestaande weg Keulsebaan in Boxtel tussen de onderdoorgang onder het spoor en de A2. De rijbaan wordt verdubbeld naar 2x2 rijstroken. Verder worden de kruispunten met de Eindhovenseweg en Parallelweg Zuid aangepast en allemaal voorzien van verkeerslichten. Ook wordt het kruispunt met de Oirschotseweg en de Parallelweg Zuid gecombineerd tot één kruispunt. In het plan is verder een perceel aan de Dommel, ter hoogte van De Voetboog in Boxtel, opgenomen. Dit perceel vormt het compensatieperceel voor de aantasting van het Natuur Netwerk Brabant ten gevolge van het plan.

Appellanten wonen en/of hebben eigendommen in de omgeving van de Keulsebaan. Zij zijn het niet eens met het plan.

3. Het plan is gebaseerd op het Maatregelenpakket Programma Hoogfrequent Spoorvervoer (PHS) Boxtel (hierna: Maatregelenpakket). Dit pakket moet een oplossing bieden voor de slechte staat van de leefbaarheid en verkeersveiligheid die wordt veroorzaakt door de dubbele spoorwegovergang bij de Tongersestraat in Boxtel en het verkeer dat door het centrum rijdt.

Het pakket bestaat uit vijf deelprojecten, die samen de knelpunten moeten oplossen. Deelproject 1 betreft het opheffen van de bestaande dubbele spoorwegovergang bij de Tongersestraat. De deelprojecten 2 tot en met 5 hebben als doel alternatieven voor de gesloten spoorwegovergang te bieden voor gemotoriseerd en langzaam verkeer. Deelproject 2 betreft de realisatie van de verbindingsweg Ladonk - Kapelweg (hierna: VLK) en de uitvoering van maatregelen bij enkele andere spoorwegoverwegen. Deelproject 3 betreft de aanleg van een weg tussen de Mezenlaan en de VLK. Daarnaast zijn binnen deelproject 3 diverse maatregelen voorzien om de snelheid van gemotoriseerd verkeer te beperken en wordt een regionale fietsverbinding aangepast. Deelproject 4 betreft de capaciteitsuitbreiding van de ten zuiden van Boxtel gelegen Keulsebaan, dat hier aan de orde is. Ten slotte betreft deelproject 5 de aanleg van een fietsonderdoorgang ter plaatse van de gesloten dubbele spoorwegovergang bij de Tongersestraat.

Deze uitspraak gaat over het bestemmingsplan "Keulsebaan", voor deelproject 4 (zaaknummer 202100596/1/R2) en het bijhorende besluit hogere waarden (zaaknummer 202100597/1/R2).

Voor deelprojecten 1 en 2 heeft de Afdeling bij uitspraak van 14 augustus 2019, ECLI:NL:RVS:2019:2765, het bestemmingsplan "VLK 2017" en de bestreden besluiten die gecoördineerd met dat bestemmingsplan waren voorbereid, vernietigd. De reden hiervoor was, kortgezegd, dat het bestemmingsplan ten onrechte was gebaseerd op de passende beoordeling die ten grondslag ligt aan het Programma Aanpak Stikstof 2015-2021 (hierna: PAS). Op de zitting heeft de raad toegelicht dat een nieuw ontwerpbestemmingsplan voor de VLK en bijbehorende ontwerp uitvoeringsbesluiten met ingang van 11 februari 2022 ter inzage zijn gelegd.

Het bestemmingsplan voor deelproject 3, "Verbindingsweg Tongeren", is inmiddels onherroepelijk. De Afdeling heeft bij uitspraak van 18 december 2019 (ECLI:NL:RVS:2019:4231) de beroepen tegen dit plan, voor zover ontvankelijk, ongegrond verklaard.

Het bestemmingsplan voor deelproject 5 komt aan de orde in de zaak 202100599/1/R2.

Toetsingskader bestemmingsplan

4. Bij de vaststelling van een bestemmingsplan moet de raad bestemmingen aanwijzen en regels geven die de raad uit het oogpunt van een goede ruimtelijke ordening nodig acht. De raad heeft daarbij beleidsruimte en moet de betrokken belangen afwegen. De Afdeling oordeelt niet zelf of het plan in overeenstemming is met een goede ruimtelijke ordening. De Afdeling beoordeelt aan de hand van de beroepsgronden of het besluit tot vaststelling van het bestemmingsplan in overeenstemming is met het recht. Daarbij kan aan de orde komen of de nadelige gevolgen van het plan onevenredig zijn in verhouding tot de met het plan te dienen doelen.

Algemene beroepsgronden

Stikstof

5. [appellant sub 5], [appellant sub 1A] en [appellant sub 1B], [appellant sub 2], [appellante sub 3] en anderen, [appellant sub 6A] en [appellant sub 6B], [appellant sub 4], [appellant sub 8] en anderen betogen dat het onderzoek naar de gevolgen van het plan wat betreft stikstofdepositie op omliggende Natura 2000-gebieden onvoldoende is. Het plan is daarom in strijd met de artikelen 2.7 en 2.8 van de Wet natuurbescherming (hierna: Wnb) vastgesteld. Zij verwijzen daarbij naar het feit dat het PAS vernietigd is, de rapporten van de commissie Hordijk en de uitspraak van de Afdeling van 20 januari 2021 (ECLI:NL:RVS:2021:105), over de zogenoemde "5 km-afkap" voor wegverkeer in Aerius. Omdat niet vaststaat dat er geen significante negatieve gevolgen zijn voor omliggende Natura 2000-gebieden, is onvoldoende gemotiveerd waarom geen MER is opgesteld, zo betogen [appellant sub 1A] en [appellant sub 1B], [appellant sub 2], [appellant sub 6A] en [appellant sub 6B], [appellant sub 4], [appellant sub 8] en anderen.

5.1. Uit de geschiedenis van de totstandkoming van de Wet aanpassing bestuursprocesrecht (Kamerstukken II, 2009/10, 32 450, nr. 3, blz. 18-20) blijkt dat de wetgever met artikel 8:69a van de Awb de eis heeft willen stellen dat er een verband is tussen een beroepsgrond en het belang waarin de appellant door het bestreden besluit dreigt te worden geschaad. De bestuursrechter mag een besluit niet vernietigen wegens schending van een rechtsregel die kennelijk niet strekt tot bescherming van het belang van degene die in (hoger) beroep komt.

Ook voor dit geval moet de Afdeling, gelet op artikel 8:69a van de Awb, beoordelen of de rechtsregel waar appellanten zich op beroepen, strekt tot bescherming van hun belangen. Anders dan [appellant sub 1A], [appellant sub 1B], [appellant sub 2] en [appellant sub 6A] en [appellant sub 6B] betogen, is de rechtsregel bij de bescherming van Natura 2000-gebieden de Wnb, en niet de norm van een goede ruimtelijke ordening.

De bepalingen in de Wnb over de beoordeling van projecten en andere handelingen die gevolgen kunnen hebben voor een Natura 2000-gebied, zijn daarin opgenomen ter bescherming van het behoud van de natuurwaarden in deze gebieden. Uit de uitspraak van de Afdeling van 11 november 2020, ECLI:NL:RVS:2020:2706, in het bijzonder overwegingen 10.49-10.52, volgt dat de individuele belangen van natuurlijke personen bij het behoud van een goede kwaliteit van hun leefomgeving, waarvan een Natura 2000-gebied deel uitmaakt, zo verweven kunnen zijn met het algemene belang dat de Wnb beoogt te beschermen, dat niet kan worden geoordeeld dat de betrokken normen van de Wnb kennelijk niet strekken tot bescherming van hun belangen.

De Afdeling stelt vast dat de gronden van appellanten zich op ten minste 840 m tot het meest nabije Natura...

Om verder te lezen

PROBEER HET UIT

VLEX uses login cookies to provide you with a better browsing experience. If you click on 'Accept' or continue browsing this site we consider that you accept our cookie policy. ACCEPT