Uitspraak Nº AWB - 16 _ 117 + AWB - 16 _ 118 + AWB - 16 _ 119 + AWB - 16 _ 120 + AWB - 16 _ 122 + AWB - 16 _ 221. Rechtbank Limburg, 2017-03-10

ECLIECLI:NL:RBLIM:2017:2205
Docket NumberAWB - 16 _ 117 + AWB - 16 _ 118 + AWB - 16 _ 119 + AWB - 16 _ 120 + AWB - 16 _ 122 + AWB - 16 _ 221
Date10 Marzo 2017
RECHTBANK LIMBURG

Zittingsplaats Roermond

Bestuursrecht

Zaaknummers: 1. ROE 16 / 117

2. ROE 16 / 118

3. ROE 16 / 119

4. ROE 16 / 120

5. ROE 16 / 122

6. ROE 16 / 221

Uitspraak van de meervoudige kamer van 10 maart 2017 in de zaken tussen

1. [eiseres 1], gevestigd te [woonplaats], eiseres,

2. [eiseres 2], gevestigd te [woonplaats], eiseres,

3. [eiseres 3], gevestigd te [woonplaats], eiseres,

4. [eiser 1] en [eiseres 4], wonend te [woonplaats], eisers,

5. [eiser 2] en [eiser 3], wonend te [woonplaats], eisers,

6. [eiser 4], wonend te [woonplaats], eiser,

hierna gezamenlijk te noemen: eisers,

en

het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Venray, verweerder.
Procesverloop

Bij besluit van 1 december 2015 (hierna: het bestreden besluit) heeft verweerder aan de [naam coöperatie] ( [vergunninghoudster] ) op grond van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (hierna: de Wabo) een omgevingsvergunning tweede fase verleend voor het bouwen van een mestscheidingsinstallatie.

Eisers hebben tegen het bestreden besluit beroep ingesteld. Voor eisers 1 tot en met 5 heeft zich [K.] als gemachtigde gesteld.

De rechtbank heeft met toepassing van artikel 8:26, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: de Awb) vergunninghoudster in de gelegenheid gesteld als partij aan het geding deel te nemen, van welke gelegenheid gebruik is gemaakt.

Verweerder heeft de stukken die op de zaken betrekking hebben ingezonden en heeft verweer gevoerd.

Vergunninghoudster heeft een schriftelijke uiteenzetting over de zaken gegeven.

Het onderzoek ter zitting heeft – gevoegd met de zaak met nummer ROE 16/121 – plaatsgevonden op 6 juni 2016, waar [eiseres 4] is verschenen, bijgestaan door de gemachtigde van eisers 1 tot en met 5, die ter zitting ook namens eiser 6 het woord heeft gevoerd. Als deskundige is ter zitting meegebracht [naam deskundige] , werkzaam bij NIPA milieutechniek B.V. te Oss.

Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door mr. E. Smids en mr. M. Billekens, beiden werkzaam bij de gemeente.

Voorts is ter zitting vergunninghoudster, vertegenwoordigd door [V.] , [H.] en [G.] , gehoord.

In de zaak met nummer ROE 16/121 is op 22 juli 2016 afzonderlijk uitspraak gedaan. In de overige zaken heeft de rechtbank het onderzoek heropend en aan de Stichting Advisering Bestuursrechtspraak voor Milieu en Ruimtelijke Ordening (hierna: de StAB) verzocht een deskundigenverslag uit te brengen.

Op 14 september 2016 heeft de StAB het gevraagde verslag aan de rechtbank toegezonden, waarna partijen in de gelegenheid zijn gesteld hun schriftelijke zienswijze met betrekking tot dit verslag naar voren te brengen. Alle eisers hebben daarvan gebruik gemaakt.

Eiser 6 heeft nog een aanvullend beroepschrift met bijlagen toegezonden.

Het nader onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 13 februari 2017. Namens eiseres 3 is [M.] , bedrijfsleider, verschenen; van eisers 4 is [eiseres 4] verschenen. Voorts is de gemachtigde van eisers 1 tot en met 5 verschenen. Eiser 6 is in persoon verschenen.

Voor verweerder zijn mr. E. Smids en mr. M. Billekens verschenen, voor vergunninghoudster [V.] en [G.] .

Overwegingen

1. Bij besluit van 6 mei 2013 heeft verweerder aan vergunninghoudster een omgevingsvergunning eerste fase verleend voor het oprichten en in werking hebben van een mestscheidingsinstallatie op het perceel [adres] . De omgevingsvergunning eerste fase ziet op de activiteit ‘milieu’ als bedoeld in artikel 2.1, eerste lid, aanhef en onder e, van de Wabo. Eiser 6 heeft tegen dat besluit beroep ingesteld bij de rechtbank. Bij uitspraak van 8 augustus 2014 (ECLI:NL:RBLIM:2014:7100) heeft de rechtbank dat beroep ongegrond verklaard. Tegen deze uitspraak is geen hoger beroep ingesteld, waardoor de uitspraak gezag van gewijsde heeft gekregen.

2. Vergunninghoudster heeft op 5 november 2014 bij verweerder een aanvraag tot het verlenen van een omgevingsvergunning tweede fase ingediend voor het bouwen van genoemde mestscheidingsinstallatie op het perceel [adres] .

3. Bij het bestreden besluit heeft verweerder de gevraagde omgevingsvergunning tweede fase verleend voor de activiteit ‘bouwen’ als bedoeld in artikel 2.1, eerste lid, aanhef en onder a, van de Wabo en de activiteit ‘het gebruiken van gronden in strijd met een bestemmingsplan’ als bedoeld in artikel 2.1, eerste lid, aanhef en onder c, van de Wabo.

4. Eisers kunnen zich op de hierna te bespreken gronden niet met dit besluit verenigen en hebben hiertegen beroep ingesteld.

5. Bij de beoordeling van deze beroepen overweegt de rechtbank allereerst ambtshalve als volgt.

6. Ingevolge artikel 1:2, eerste lid, van de Awb wordt onder belanghebbende verstaan: degene wiens belang rechtstreeks bij een besluit is betrokken.

Ingevolge artikel 8:1 van de Awb kan een belanghebbende tegen een besluit beroep instellen bij de bestuursrechter.

7. Gelet op de jurisprudentie van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (hierna: de Afdeling) over belanghebbendheid bij omgevingsvergunningen voor de activiteit bouwen en afwijken van een bestemmingsplan, is daarbij niet alleen het zicht- en nabijheidscriterium van belang, maar dient bij besluiten in de ruimtelijke sfeer met een milieucomponent ook naar de feitelijk van de inrichting te ondervinden gevolgen te worden gekeken (zie onder meer de uitspraak van de Afdeling van 13 juli 2016, ECLI:NL:RVS:2016:1941). Voor de onderhavige zaken dient derhalve beoordeeld te worden of de mate van zicht en de afstand tot de inrichting zodanig is dat daaraan belanghebbendheid wordt ontleend en of de (milieu-) gevolgen van de inrichting, waaronder met name geur-, geluids- en verkeershinder zodanig zijn dat eisers op basis daarvan als belanghebbende dienen te worden aangemerkt. Daarbij moet het gaan om (milieu)gevolgen van enige betekenis. Uit de uitspraak van de Afdeling van 16 maart 2016, ECLI:NL:RVS:2016:737 volgt immers dat voor de belanghebbendheid bij een milieu-omgevingsvergunning aannemelijk moet zijn dat ter plaatse van de woning of het perceel van de betrokkene gevolgen van enige betekenis kunnen worden...

Om verder te lezen

PROBEER HET UIT

VLEX uses login cookies to provide you with a better browsing experience. If you click on 'Accept' or continue browsing this site we consider that you accept our cookie policy. ACCEPT