Besluit van 27 mei 2003, houdende regels inzake regionale verwijzingscommissies, een regionaal zorgbudget en praktijkscholen met declaratiebekostiging in het voortgezet onderwijs en houdende wijzigingen van besluiten in verband met onder meer de bekostiging van leerwegondersteunend en praktijkonderwijs (Besluit RVC's, regionaal zorgbudget en praktijkscholen met declaratiebekostiging)

Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden

Jaargang 2003

262

Besluit van 27 mei 2003, houdende regels inzake regionale verwijzingscommissies, een regionaal zorgbudget en praktijkscholen met declaratiebekostiging in het voortgezet onderwijs en houdende wijzigingen van besluiten in verband met onder meer de bekostiging van leerwegondersteunend en praktijkonderwijs (Besluit RVC's, regionaal zorgbudget en praktijkscholen met declaratiebekostiging)

Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.

Op de voordracht van Onze Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschappen, mede namens de Staatssecretaris van Landbouw, Natuurbeheer en Visserij, van 21 november 2002, nr. WJZ/2002/53213 (3726), directie Wetgeving en Juridische Zaken;

Gelet op de Wet op het voortgezet onderwijs, artikel VI, derde lid, van de wet van 25 mei 1998, Stb. 337, de artikelen 4, derde en vierde lid, 5, vierde lid, en 6, vierde en vijfde lid, van de Les- en cursusgeldwet, de artikelen 17, 25, eerste en derde lid, 70, 117, eerste en elfde lid, van de Wet op de expertisecentra, de artikelen 69, tweede en vierde lid, 120, eerste en tweede lid, 122, eerste en vierde lid, 125, eerste en derde lid, en 186, vijfde lid, van de Wet op het primair onderwijs, de Wet geluidhinder, de artikelen 25 en 76, eerste lid, onderdeel a, van de Luchtvaartwet, de artikelen 15.13 en 21.8 van de Wet milieubeheer, en de artikelen 8, derde lid, en 22 van de Financiële-verhoudingswet;

De Raad van State gehoord (advies van 10 februari 2003, nr. W05.02.0527/III);

Gezien het nader rapport van Onze Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschappen van 21 mei 2003, nr. WJZ/2003/17516 (3726), directie Wetgeving en Juridische Zaken, mede namens de Staatssecretaris van Landbouw, Natuurbeheer en Visserij;

Hebben goedgevonden en verstaan:

Staatsblad 2003 262 1

HOOFDSTUK 1 ALGEMEEN Artículo 1
Artikel 1 Begripsbepalingen

In dit besluit wordt verstaan onder: a. Onze Minister: Onze Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschappen en, voor wat betreft het landbouwonderwijs, Onze Minister van Landbouw, Natuurbeheer en Visserij; b. wet: de Wet op het voortgezet onderwijs; c. school: een school of scholengemeenschap als bedoeld in artikel 10h van de wet; d. v.b.o.: voorbereidend beroepsonderwijs als bedoeld in artikel 10a van de wet; e. m.a.v.o.: middelbaar algemeen voortgezet onderwijs als bedoeld in artikel 9 van de wet; f. v.m.b.o.: voorbereidend middelbaar beroepsonderwijs als bedoeld in artikel 21 van de wet; g. leerwegondersteunend onderwijs: het onderwijs, bedoeld in artikel 10e van de wet; h. praktijkonderwijs: het onderwijs, bedoeld in artikel 10f van de wet; i. regionale verwijzingscommissie: een regionale verwijzingscommissie als bedoeld in artikel 10g van de wet; j. samenwerkingsverband: een samenwerkingsverband als bedoeld in artikel 10h van de wet; k. bevoegd gezag: het bevoegd gezag, bedoeld in artikel 1 van de wet; l. ouders: ouders, voogden of verzorgers; m. leerling-dossier: een dossier dat over een leerling de gegevens bevat, bedoeld in artikel 4, eerste lid onderdelen a tot en met e; n. intelligentiequotiënt: het quotiënt dat de cognitieve capaciteiten van een leerling uitdrukt, vastgesteld op basis van scores op verbaal en op niet-verbaal gebied; o. leerachterstand: de achterstand van een leerling in de domeinen technisch lezen, spellen, begrijpend lezen en inzichtelijk rekenen, gemeten op basis van didactische leeftijdseenheden (DLE) in relatie tot de didactische leeftijd (DL) op het moment van toetsing; p. sociaal-emotionele problematiek: de problematiek als gevolg van het sociaal-emotioneel functioneren van een leerling waardoor het onderwijsleerproces substantieel wordt belemmerd; q. indicatiestelling: de beoordeling of een leerling toelaatbaar is tot praktijkonderwijs of is aangewezen op leerwegondersteunend onderwijs; r. regionaal zorgbudget: het budget, bedoeld in artikel 77, vierde lid, van de wet.

HOOFDSTUK 2 REGIONALE VERWIJZINGSCOMMISSIES Artículos 2 a 5
Artikel 2 Samenstelling regionale verwijzingscommissie
  1. Een regionale verwijzingscommissie bestaat uit een voorzitter, die tevens lid is, en ten minste twee andere leden. Tot de leden behoren in ieder geval een diagnostisch geschoold psycholoog of diagnostisch geschoold orthopedagoog en een deskundige op het terrein van v.b.o., m.a.v.o. en v.m.b.o.. 2. De leden van een regionale verwijzingscommissie behoren niet tot het bevoegd gezag van een school voor praktijkonderwijs, van een school met een afdeling praktijkonderwijs dan wel van een school waaraan leerwegondersteunend onderwijs wordt verzorgd waarvoor de commissie beschikkingen opstelt en zijn niet werkzaam bij of voor een dergelijke school.

    Staatsblad 2003 262 2

  2. Een regionale verwijzingscommissie wordt bijgestaan door een secretaris.

Artikel 3 Werkwijze van en gegevensverstrekking aan RVC; informatie aan ouders
  1. Het bevoegd gezag dient de aanvraag voor indicatiestelling in bij de regionale verwijzingscommissie die werkzaam is voor het samenwerkingsverband waarvan de school deel uitmaakt. 2. Het bevoegd gezag maakt bij de aanvraag gebruik van een door de regionale verwijzingscommissie ter beschikking gesteld aanmeldingsformulier en voegt bij de aanvraag een leerling-dossier. 3. Het bevoegd gezag verstrekt een afschrift van het bij de regionale verwijzingscommissie ingediende aanmeldingsformulier en een mondelinge toelichting daarop aan de ouders van de leerling. 4. Bij de samenstelling van het leerling-dossier hanteert het bevoegd gezag voor de gegevens, bedoeld in artikel 4, eerste lid, onderdelen b tot en met d, de jaarlijks voor 1 oktober bij ministeriële regeling op voorstel van de voorzitters van de regionale verwijzingscommissies vastgestelde screenings- of testinstrumenten. De testinstrumenten voor de gegevens, bedoeld in artikel 4, eerste lid, onderdelen c en d, worden toegepast onder verantwoordelijkheid van een diagnostisch geschoold psycholoog of diagnostisch geschoold orthopedagoog. 5. De regionale verwijzingscommissie deelt binnen twee weken na ontvangst van de aanvraag schriftelijk aan het bevoegd gezag mee of de aanvraag volledig is. Bij de beoordeling of de aanvraag volledig is, wordt de vraag betrokken of de school de in het vierde lid bedoelde screenings-en testinstrumenten heeft toegepast. 6. Indien het leerling-dossier niet volledig is, vermeldt de regionale verwijzingscommissie in de mededeling, bedoeld in het vijfde lid, welke gegevens ontbreken en stelt zij het bevoegd gezag eenmaal in de gelegenheid het leerling-dossier binnen een in de mededeling genoemde termijn te completeren. Voor aanvragen die betrekking hebben op leerlingen die vanuit het primair onderwijs of het speciaal of voortgezet speciaal onderwijs instromen in het eerste leerjaar van het voortgezet onderwijs en welke aanvragen zijn ontvangen in de periode vanaf 1 september tot 1 oktober, is de in de eerste volzin bedoelde termijn één week na ontvangst van de mededeling, bedoeld in het vijfde lid. 7. Indien het leerling-dossier volledig is, registreert de regionale verwijzingscommissie de voor de indicatiestelling relevante gegevens. 8. Voor het afgeven van een beschikking omtrent de indicatiestelling wordt het leerling-dossier beoordeeld door ten minste drie leden van de regionale verwijzingscommissie. 9. Het bevoegd gezag verstrekt onverwijld een afschrift van de beschikking, bedoeld in artikel 10e, vierde lid, eerste volzin, en vijfde lid, eerste volzin, en artikel 10g, tweede lid, eerste volzin, en vijfde lid, tweede volzin, van de wet en het advies, bedoeld in artikel 10e, vierde lid, derde volzin, juncto artikel 10g, vijfde lid, eerste volzin, alsmede een mondelinge toelichting op de beschikking en het advies aan de ouders van de leerling. 10. De regionale verwijzingscommissie zendt nadat de beschikking op de aanvraag is gegeven en aan de informatieplicht jegens de inspectie van het onderwijs is voldaan, alle bescheiden die zij ten behoeve van de uitoefening van haar taak heeft ontvangen terug aan het desbetreffende bevoegd gezag.

Artikel 4 Beoordelingscriteria regionale verwijzingscommissie
  1. Een regionale verwijzingscommissie baseert per aanvraag de beschikking over de indicatiestelling uitsluitend op: a. de door het bevoegd gezag gegeven motivering die gebaseerd is op

Staatsblad 2003 262 3

ervaringen met de leerling in het onderwijsleerproces, zoals die onder meer blijken uit het onderwijskundig rapport, bedoeld in artikel 10e, vierde lid, en 10g, tweede lid, van de wet, b. de leerachterstand van de leerling, c. het intelligentiequotiënt van de leerling, en d. indien dat noodzakelijk is voor het vormen van een oordeel, de resultaten van een of meer persoonlijkheidsonderzoeken met betrekking tot prestatiemotivatie, faalangst en emotionele instabiliteit die een beeld geven van de sociaal-emotionele problematiek van de leerling in relatie tot de leerprestaties, en e. indien het een aanvraag voor praktijkonderwijs betreft: de zienswijze van de ouders. 2. De leerachterstand van de leerling is de uitkomst van 1 minus (DLE/DL), waarin DLE...

Om verder te lezen

PROBEER HET UIT

VLEX uses login cookies to provide you with a better browsing experience. If you click on 'Accept' or continue browsing this site we consider that you accept our cookie policy. ACCEPT