Verzamelbesluit rechtspositie politie 2023

Wijziging van 12 januari 2024 tot het Besluit algemene rechtspositie politie en Besluit bezoldiging politie en enkele andere besluiten in verband met de formalisering van afspraken uit de Arbeidsvoorwaardenovereenkomst sector politie 2022–2024 alsmede enkele technische wijzigingen (Verzamelbesluit rechtspositie politie 2023)

Wij Willem-Alexander, bij de gratie Gods, Koning der Nederlanden, Prins van Oranje-Nassau, enz. enz. enz. Op de voordracht van Onze Minister van Justitie en Veiligheid van 3 oktober 2023, nr. 4943864; Gelet op artikel 47, eerste lid, van de Politiewet 2012, de Richtlijn (EU) 2019/1937 van het Europees Parlement en de Raad van 23 oktober 2019 inzake de bescherming van personen die inbreuken op het Unierecht melden (PbEU 2019, L 305) en de Wet van 25 januari tot wijziging van de Wet Huis voor klokkenluiders en enige andere wetten ter implementatie van Richtlijn (EU) 2019/1937 van het Europees Parlement en de Raad van 23 oktober 2019 (PbEU 2019, L 305) en enige andere wijzigingen (Stb. 2023, 29); De Afdeling advisering van de Raad van State gehoord (advies van 22 november 2023, nr. W16.23.00303/II; Gezien het nader rapport van Onze Minister van Justitie en Veiligheid van 10 januari 2024, nr. 5094223; Hebben goedgevonden en verstaan:

ARTIKEL I

Het Besluit algemene rechtspositie politie wordt als volgt gewijzigd: AArtikel 9 wordt als volgt gewijzigd:1. Het derde lid komt te luiden: 3. De korpschef legt de eed dan wel verklaring en belofte af ten overstaan van Onze Minister. BAan artikel 19, vijfde lid, onderdeel a, wordt een subonderdeel toegevoegd, luidende:12°. aanvullend geboorteverlof als bedoeld in artikel 4:2a, eerste lid, van de Wet arbeid en zorg; of CIn artikel 22, tweede lid, komt te luiden:

De ambtenaar heeft in elk kalenderjaar aanspraak op ten minste 21 kalenderdagen vakantie over een aaneengesloten periode. DAan artikel 30, zesde lid, onderdeel a, wordt onder vervanging van de punt aan het slot van subonderdeel 10° door een puntkomma een subonderdeel toegevoegd, luidende: 11°. aanvullend geboorteverlof als bedoeld in artikel 4:2a, eerste lid, van de Wet arbeid en zorg; EAan artikel 30e wordt een lid toegevoegd, luidende:4. Het tweede lid, onderdeel a, is niet van toepassing op de in dat lid bedoelde ambtenaar die op 1 januari 2023 in dienst was, tot 1 juli 2023 geen aanspraak heeft gemaakt op de toepassing van artikel 13a, en in de periode van 1 januari 2023 tot en met 31 maart 2023 bij het bevoegd gezag schriftelijk kenbaar heeft gemaakt met ingang van 1 juli 2023 alsnog aanspraak te willen maken op levensfase-uren. FNa artikel 30e wordt een artikel ingevoegd, luidende:

Artikel 30

f.

  1. De ambtenaar, bedoeld in artikel 30e, vierde lid, die in de periode van 1 januari 2023 tot en met 31 maart 2023 bij het bevoegd gezag schriftelijk kenbaar heeft gemaakt alsnog aanspraak te willen maken op levensfase-uren ontvangt op 1 juli 2023 een beginaantal levensfase-uren. 2. Het aantal, bedoeld in het eerste lid, wordt berekend door middel van de volgende formule, met inachtneming van de daarbij vermelde begrenzingen en het derde en vierde lid:

{(A1 x 53,8) – (A1 x 14) – (A2 x 25,032) – (B1 x 7,2) – (B2 x 14,4) – (B3 x 21,6) – (B4 x 28,8)} x C/36, afgerond op 1 decimaal,

waarbij:

A1 = de op grond van het derde en vierde lid berekende diensttijd;

A2 = de diensttijd gelijk aan A1, tenzij deze meer bedraagt dan 25 jaar. In dat geval bedraagt A2: 25;

B1 = de diensttijd die het leeftijdscohort 45 tot en met 49 jaar omvat;

B2 = de diensttijd die het leeftijdscohort 50 tot en met 54 jaar omvat;

B3 = de diensttijd die het leeftijdscohort 55 tot en met 59 jaar omvat;

B4 = de diensttijd die het leeftijdscohort 60 jaar en ouder omvat, waarbij voor B1 tot en met B4 geldt dat de op grond van het derde en vierde lid berekende diensttijd wordt geacht direct voorafgaand aan 1 juli 2019 onafgebroken te zijn volbracht, en

C = de betrekkingsomvang in uren per week per 1 juli 2019, waarbij geldt dat C niet groter kan zijn dan 36. 3. De diensttijd wordt vastgesteld op basis van het aantal door de ambtenaar tot 1 juli 2019 al dan niet in een aaneengesloten periode in politiedienst doorgebrachte jaren, op een hele maand nauwkeurig berekend. Hierbij geldt dat ingeval de aanstelling in politiedienst is aangevangen na de eerste dag van een maand, het aantal in politiedienst doorgebrachte jaren wordt berekend met ingang van de eerste dag van de daaropvolgende maand. 4. Als diensttijd in politiedienst doorgebracht worden mede aangemerkt die jaren waarin de ambtenaar: a. was aangesteld als algemeen of bijzonder opsporingsambtenaar van de Koninklijke Marechaussee; b. was aangesteld als buitengewoon opsporingsambtenaar van de Douane; c. was aangesteld als algemeen of bijzonder opsporingsambtenaar van de Fiscale Inlichtingen- en Opsporingsdienst-ECD of de Sociale Inlichtingen en Opsporingsdienst; d. als algemeen of bijzonder opsporingsambtenaar in dienst was van het Korps Spoorwegpolitie van de Nederlandse Spoorwegen voor zover het principeakkoord van 14 oktober 1999, gesloten tussen de vakorganisaties, FNV-bondgenoten, FSV, CNV-Bedrijvenbond, VHS en het Ministerie van Justitie, het Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties en de Nederlandse Spoorwegen, op de ambtenaar van toepassing was en deze een AFUP- garantieregeling toegekend heeft gekregen voor de jaren dat hij bij de spoorwegpolitie heeft gewerkt; e. was aangesteld als onbezoldigd algemeen of bijzonder opsporingsambtenaar van het Korps Rijkspolitie, werkzaam voor een krachtens de Wet op de weerkorpsen toegestane particuliere beveiligingsorganisaties van de luchthaven Schiphol in de periode van 15 februari 1974 tot en met 31 december 1992; f. was aangesteld als ambtenaar van politie in dienst bij de politie in Suriname tot en met 24 november 1975; of g. anderszins een schriftelijk besluit kan overleggen waaruit volgt dat de tijd die deze ambtenaar in een bepaalde functie was aangesteld door het bevoegd gezag voor inwerkingtreding van de Politiewet 2012 is aangemerkt als politiedienstjaar. GArtikel 30f vervalt.HArtikel 41 komt te luiden:

Artikel 41
  1. De ambtenaar die ouderschapsverlof geniet als bedoeld in artikel 6:1, eerste lid, van de Wet arbeid en zorg, behoudt, in afwijking van die bepaling, over het aantal uren ouderschapsverlof van dertien maal de arbeidsduur per week 75% van zijn bezoldiging, uitgaande van zijn arbeidsduur op het tijdstip waarop het verlof aanvangt. 2. Het bevoegd gezag stemt in met een verzoek om het ouderschapsverlof niet op te nemen of niet voort te zetten van de ambtenaar die als gevolg van een dienstongeval of beroepsziekte ongeschikt is tot het verrichten van zijn arbeid. In dat geval wordt het recht op verlof opgeschort. IArtikel 41 komt te luiden:

Artikel 41
  1. De ambtenaar die ouderschapsverlof geniet als bedoeld in artikel 6:1, eerste lid, van de Wet arbeid en zorg, behoudt, in afwijking van die bepaling, over het aantal uren ouderschapsverlof van ten hoogste negen maal de arbeidsduur per week, gedurende de periode dat het kind de leeftijd van een jaar nog niet heeft bereikt, de volledige bezoldiging, uitgaande van de arbeidsduur op het tijdstip waarop het verlof aanvangt. 2. De ambtenaar die ouderschapsverlof geniet als bedoeld in artikel 6:1, eerste lid, van de Wet arbeid en zorg, behoudt over het aantal uren ouderschapsverlof van dertien maal de arbeidsduur per week, onder vermindering van het aantal uren ouderschapsverlof dat is genoten, bedoeld in het eerste lid, 75% van de bezoldiging. 3. Het bevoegd gezag stemt in met een verzoek om het ouderschapsverlof niet op te nemen of niet voort te zetten van de ambtenaar die als gevolg van een dienstongeval of beroepsziekte ongeschikt is tot het verrichten van zijn arbeid. In dat geval wordt het recht op verlof opgeschort. JIn artikel 41a vervallen het tweede lid alsmede de aanduiding «1» voor het eerste lid. KNa artikel 41a wordt een artikel ingevoegd, luidende:

Artikel 41

b.

De ambtenaar die aanvullend geboorteverlof geniet als bedoeld in artikel 4:2a, eerste lid, van de Wet arbeid en zorg, behoudt, in afwijking van die bepaling, 70% van de bezoldiging. LIn het opschrift van paragraaf 2 van Hoofdstuk VII.a vervalt «of informatie over een inbreuk op het Unierecht». MArtikel 55da wordt als volgt gewijzigd:– De begripsbepalingen inbreuk op het Unierecht en informatie over een inbreuk op het Unierecht vervallen. – In de begripsbepaling melding vervalt «of informatie over een inbreuk op het Unierecht door een melder;». NIn het opschrift van paragraaf 2.2 van Hoofdstuk VII.a vervalt «of informatie over een inbreuk op het Unierecht». OIn artikel 55dc, tweede lid, onderdeel a, vervalt «of informatie over een inbreuk op het Unierecht». PIn artikel 55de vervalt «of informatie over een inbreuk op het Unierecht».QArtikel 55dj wordt als volgt gewijzigd:1. In het vierde lid vervalt «of informatie over een inbreuk op het Unierecht». 2. In het vijfde lid vervalt «of inbreuk op het Unierecht».

ARTIKEL II

Het Besluit bezoldiging politie wordt als volgt gewijzigd: AArtikel 1a, onder c, komt te luiden:c. niveau 6 of 7: het niveau dat op grond van artikel 7.10a van de Wet op het hoger onderwijs en wetenschappelijk onderzoek recht geeft op het voeren van de graad Bachelor of Master. BIn artikel 3, elfde lid, wordt «€ 1.300» vervangen door «€ 1.339».CIn artikel 3, elfde lid, wordt «€ 1.339» vervangen door «€ 1.365,78».DArtikel 3 wordt als volgt gewijzigd:1. In het achtste lid, onder d, wordt «niveau 5» vervangen door «niveau 6». 2. In het achtste lid, onder e, wordt «niveau 6» vervangen door «niveau 7». 3. In het negende lid, vervalt de zinsnede «of Tactische Opsporing». EArtikel 3a wordt als volgt gewijzigd:1. In het tweede lid, onder d, wordt «niveau 5» vervangen door «niveau 6». 2. In het tweede...

Om verder te lezen

PROBEER HET UIT

VLEX uses login cookies to provide you with a better browsing experience. If you click on 'Accept' or continue browsing this site we consider that you accept our cookie policy. ACCEPT