Wet banenafspraak en quotum arbeidsbeperkten

Wet van 1 april 2015 tot wijziging van de Wet financiering sociale verzekeringen in verband met een heffing bij het niet voldoen aan de quotumdoelstelling (Wet banenafspraak en quotum arbeidsbeperkten)

Wij Willem-Alexander, bij de gratie Gods, Koning der Nederlanden, Prins van Oranje-Nassau, enz. enz. enz. Allen die deze zullen zien of horen lezen, saluut! doen te weten:Alzo Wij in overweging genomen hebben, dat het wenselijk is om de arbeidsparticipatie van werknemers met een beperking, die met ondersteuning van de gemeenten naar arbeid worden begeleid, te bevorderen en daarmee het volume van de uitkeringen te beperken door een werkgeversheffing te introduceren ten gunste van het Arbeidsongeschiktheidsfonds indien de werkgever niet of onvoldoende de quotumdoelstelling haalt en slechts tot invoering van deze regeling over te gaan indien de in het sociaal akkoord overeengekomen garantstelling voor extra banen voor deze doelgroep niet wordt gehaald; Zo is het, dat Wij, de Afdeling advisering van de Raad van State gehoord, en met gemeen overleg der Staten-Generaal, hebben goedgevonden en verstaan, gelijk Wij goedvinden en verstaan bij deze:

ARTIKEL I

De Wet financiering sociale verzekeringen wordt als volgt gewijzigd:AIn artikel 1, onderdeel t, wordt «inspecteur» vervangen door: inspecteur of ontvanger. BArtikel 33 wordt als volgt gewijzigd:1. Het opschrift komt te luiden: Artikel 33 Premieheffing, quotumheffing en rijksbijdrage2. In het eerste lid wordt «in artikel 36 bedoelde basispremie» vervangen door: basispremie, bedoeld in artikel 36, de quotumheffing, bedoeld in artikel 38h,. CHet opschrift van hoofdstuk 3, afdeling 4, paragraaf 2, komt te luiden: §2 Premieplicht en quotumheffing werkgeverDArtikel 34 wordt als volgt gewijzigd:1. Het opschrift komt te luiden: Artikel 34 Basispremie, gedifferentieerde premie en quotumheffing2. Aan artikel 34 worden zes leden toegevoegd, luidende: 3. De quotumheffing is verschuldigd door werkgevers in de zin van de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen. 4. De quotumheffing is niet verschuldigd indien in het kalenderjaar voorafgaand aan het kalenderjaar waarover de quotumheffing wordt geheven, de werkgever minder dan 25 vermenigvuldigd met het gemiddeld aantal verloonde uren per werknemer op jaarbasis in Nederland aan verloonde uren als bedoeld in artikel 38b, vierde lid, in de loonaangifte op grond van de Wet op de loonbelasting 1964 heeft verantwoord. 5. Bij algemene maatregel van bestuur kunnen categorieën werknemers worden aangewezen ten aanzien waarvan de verloonde uren bij de toepassing van het vierde lid in mindering worden gebracht op het totaal aantal verloonde uren die de werkgever in de loonaangifte heeft verantwoord. 6. Indien de quotumheffing op grond van het vierde lid zou zijn verschuldigd maar in het kalenderjaar waarover de quotumheffing wordt geheven blijkt dat de werkgever minder dan 25 vermenigvuldigd met het gemiddeld aantal verloonde uren per werknemer op jaarbasis in Nederland aan verloonde uren als bedoeld in artikel 38b, vierde lid, in de loonaangifte op grond van de Wet op de loonbelasting 1964 heeft verantwoord, is de quotumheffing niet verschuldigd. 7. De voor de toepassing van het vierde en zesde lid in aanmerking te nemen verloonde uren worden vastgesteld op grond van de loonaangiften die uiterlijk op 1 mei van het jaar waarover de quotumheffing wordt geheven onderscheidenlijk op 1 mei van het jaar volgend op kalenderjaar waarover de quotumheffing wordt geheven zijn ingediend alsmede de correcties daarop die uiterlijk op die datum zijn ingediend. Hierbij worden uitsluitend loonaangiften en correcties in aanmerking genomen met betrekking tot het kalenderjaar voorafgaand aan het kalenderjaar waarover de quotumheffing wordt geheven onderscheidenlijk het kalenderjaar waarover de quotumheffing wordt geheven. 8. Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur worden regels gesteld ter uitvoering van het vierde en zesde lid die in ieder geval betrekking hebben op: a. de bepaling van het gemiddeld aantal verloonde uren per werknemer op jaarbasis in Nederland in het desbetreffende kalenderjaar; b. de herleiding van het totaal aantal verloonde uren door de werkgever indien de werkgever in het desbetreffende kalenderjaar niet gedurende het gehele kalenderjaar de hoedanigheid van werkgever heeft gehad. EArtikel 35 wordt als volgt gewijzigd:1. Voor de tekst wordt de aanduiding «1» geplaatst. 2. Na het eerste lid wordt een lid toegevoegd, luidende: 2. De maatstaf voor de quotumheffing is het aantal verloonde uren, bedoeld in artikel 38b, vierde lid. FIn hoofdstuk 3, afdeling 4, wordt na artikel 38a een paragraaf met opschrift ingevoegd, luidende:

§ 4a Quotumheffing

Artikel 38

b Definities.

In deze paragraaf en de daarop berustende bepalingen wordt verstaan onder:1. een arbeidsbeperkte: a. een persoon die met ondersteuning bij de arbeidsinschakeling van het college van burgemeester en wethouders op grond van artikel 7, eerste lid, onderdeel a, van de Participatiewet naar een dienstbetrekking is of wordt toegeleid, en van wie uitsluitend op verzoek van het college van burgemeester en wethouders door het UWV is vastgesteld dat hij niet in staat is tot het verdienen van het wettelijk minimumloon, bedoeld in artikel 2, onderdeel c, van de Participatiewet, met uitzondering van de persoon die arbeid verricht in een dienstbetrekking als bedoeld in artikel 10b, eerste lid, van de Participatiewet, b. een persoon die geïndiceerd is als bedoeld in de Wet sociale werkvoorziening of een nog geldende indicatiebeschikking heeft op grond van artikel 11 van die wet, zoals dat artikel luidde voor de datum van inwerkingtreding van artikel II van de Invoeringswet Participatiewet, c. een persoon die recht op arbeidsondersteuning of een arbeidsongeschiktheidsuitkering op grond van de Wet arbeidsongeschiktheidsvoorziening jonggehandicapten heeft, tenzij deze persoon duurzaam geen mogelijkheden tot arbeidsparticipatie heeft als bedoeld in artikel 1a:1 van die wet, of d. een persoon die voldoet aan een bij of krachtens algemene maatregel van bestuur vastgestelde indicatie. 2. Voor de toepassing van deze afdeling wordt onder een arbeidsbeperkte mede verstaan een persoon die naar het oordeel van het UWV wegens ziekte of gebrek ontstaan voordat de leeftijd van 18 jaren is bereikt of in de tijd dat hij studerende was als bedoeld in artikel 1:4 van de Wet arbeidsongeschiktheidsvoorziening jonggehandicapten een belemmering ondervindt in het verrichten van arbeid in dienstbetrekking, op grond van artikel 10 van de Participatiewet of artikel 35 van de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen een voorziening ontvangt en zonder die voorziening niet in staat is tot het verdienen van het wettelijk...

Om verder te lezen

PROBEER HET UIT

VLEX uses login cookies to provide you with a better browsing experience. If you click on 'Accept' or continue browsing this site we consider that you accept our cookie policy. ACCEPT