Wet buitengewoon pensioen 1940-1945

Abbreviated LabelWBP
Subject MatterArbeidsrecht en sociaal-zekerheidsrecht | Pensioenrecht
CourtVolksgezondheid, Welzijn en Sport

Geldend van 19-03-2020 t/m heden

Wet van 22 augustus 1947, tot invoering van een buitengewoon pensioen voor deelnemers aan het verzet, alsmede voor hun nagelaten betrekkingen

Wij WILHELMINA, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz., enz., enz.

Allen, die deze zullen zien of horen lezen, saluut! doen te weten:

Alzo Wij in overweging genomen hebben, dat het wenselijk is een regeling te treffen met betrekking tot recht op buitengewoon pensioen ten behoeve van hen, die tijdens de vijandelijke bezetting van het Rijk in Europa door daad of houding hebben deelgenomen aan het binnenlands verzet, alsmede van hun nagelaten betrekkingen;

Zo is het, dat Wij, de Raad van State gehoord, en met gemeen overleg der Staten-Generaal, hebben goedgevonden en verstaan, gelijk Wij goedvinden en verstaan bij deze:

Eerste hoofdstuk. Algemene bepalingen
Artikel 1
  • 1 In deze wet wordt verstaan onder:

    "Onze Minister": Onze Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport;

    "de Raad": de Pensioen- en Uitkeringsraad, bedoeld in artikel 3 van de Wet uitvoering wetten voor verzetsdeelnemers en oorlogsgetroffenen;

    de Sociale verzekeringsbank: de Sociale verzekeringsbank, genoemd in hoofdstuk 6 van de Wet structuur uitvoeringsorganisatie werk en inkomen;

    "deelnemers aan het verzet": zij, die tijdens de vijandelijke bezetting van het Rijk in Europa door daad of houding hebben deelgenomen aan het binnenlands verzet, met inbegrip van hen, die deel uitmaakten van de Binnenlandse Strijdkrachten en daadwerkelijk hebben deelgenomen aan de strijd tegen de vijandelijke bezettende macht van het Rijk in Europa;

    "gewezen echtgenote": de vrouw, bedoeld in artikel 14, tweede lid;

    "peiljaar": het jaar vastgesteld ingevolge artikel 8, tweede en derde lid, en artikel 41a, eerste lid;

    "minimum-pensioengrondslag": de pensioengrondslag, bedoeld in artikel 8, zevende lid, aanhef.

  • 2 Bij algemene maatregel van bestuur worden categorieën van personen aangewezen op wie deze wet van overeenkomstige toepassing zal zijn.

Artikel 1a

Voor de toepassing van deze wet wordt gelijkgesteld met:

  • a. huwelijk: het geregistreerd partnerschap;

  • b. gehuwd: als partner geregistreerd;

  • c. echtgenoot of echtgenote: de geregistreerde partner;

  • d. weduwe of weduwnaar: de achtergebleven partij bij een geregistreerd partnerschap;

Artikel 1b

Waar in deze wet in een artikel of artikellid sprake is van «de Raad of de Sociale verzekeringsbank» is de taakverdeling in overeenstemming met de artikelen 4 en 6 van de Wet uitvoering wetten voor verzetsdeelnemers en oorlogsgetroffenen.

Artikel 2
  • 1 Onder de voorwaarden en naar de regelen, bij of krachtens deze wet gesteld, wordt buitengewoon pensioen verleend aan deelnemers aan het verzet, alsmede aan hun nagelaten betrekkingen.

  • 2 Voor toekenning van buitengewoon pensioen dan wel erkenning als deelnemer aan het verzet komen niet in aanmerking zij, die zich tijdens de vijandelijke bezetting van het Rijk in Europa uit Nederlands nationaal oogpunt beschouwd onwaardig hebben gedragen. Evenmin komen in aanmerking de nagelaten betrekkingen - voor zover niet vallende onder de vorige volzin - van de deelnemers aan het verzet op wie de vorenbedoelde omschrijving van toepassing is.

Artikel 3

[Vervallen per 21-02-1997]

Artikel 3a

De voordracht voor een krachtens deze wet vast te stellen algemene maatregel van bestuur wordt niet gedaan dan nadat het ontwerp in de Staatscourant is bekend gemaakt en aan een ieder de gelegenheid is geboden om binnen vier weken na de dag waarop de bekendmaking is geschied, wensen en bedenkingen ter kennis van Onze Minister te brengen. Gelijktijdig met de bekendmaking wordt het ontwerp aan de beide kamers der Staten-Generaal overgelegd.

Tweede hoofdstuk. Van het buitengewoon pensioen van de deelnemers aan het verzet
§ 1. Van het recht op buitengewoon pensioen
Artikel 4
  • 1 De deelnemer aan het verzet heeft recht op buitengewoon pensioen in geval van:

    • a. verwonding of verminking, in verband met het verzet bekomen;

    • b. ziekten of gebreken, welke geheel of gedeeltelijk het gevolg zijn van verrichtingen of vermoeienissen aan dit verzet verbonden, of van de behandeling ondervonden tijdens gevangenschap ter zake van het verzet, of van bijzondere omstandigheden of toestanden, welke zich bij het verzet hebben voorgedaan, dan wel welke tot uiting zijn gekomen of verergerd onder overwegende invloed van die verrichtingen, vermoeienissen, behandeling, bijzondere omstandigheden of toestanden;

    een en ander onder voorbehoud, dat de toestand van de belanghebbende tengevolge van deze verwonding, verminking, ziekten of gebreken blijken een invaliditeit te veroorzaken van ten minste 10 procent.

  • 2 Indien de in het eerste lid bedoelde verwonding, verminking, ziekten of gebreken een invaliditeit veroorzaken van tenminste veertig procent, doch het totaal der invaliditeit een hoger percentage bedraagt, geldt voor de vaststelling van de mate van invaliditeit waarnaar het buitengewoon pensioen wordt berekend, dit hoger percentage, voorzoveel de meerdere invaliditeit niet duidelijk uit andere oorzaken dan het verzet is ontstaan.

  • 3 Het verband of gevolg, bedoeld in het eerste lid, wordt geacht aanwezig te zijn indien de deelnemer aan het verzet:

    • a. tijdens de bezetting of in aansluiting daarop in verband met het verzet drie maanden of langer in gevangenschap heeft doorgebracht dan wel naar het oordeel van de Raad, de Stichting 1940-1945 gehoord, in verband met de aard van zijn verzetsactiviteiten aan buitengewoon zware en langdurige spanningen heeft blootgestaan en

    • b. voor tenminste zestig procent invalide is en deze invaliditeit niet duidelijk uit andere oorzaken dan het verzet is ontstaan.

  • 4 Bij toepassing van dit artikel wordt rekening gehouden met de inzichten en ervaringen van de medische wetenschap met betrekking tot de relatie tussen het verzet en de geestelijke en lichamelijke gezondheidstoestand.

§ 2. Van de voet waarop buitengewoon pensioen wordt verleend
Artikel 5

Een buitengewoon pensioen kan blijvend of voorlopig worden toegekend.

Artikel 6

Het buitengewoon pensioen wordt blijvend toegekend, indien, hetzij bij eerste toekenning, hetzij bij vernieuwing van pensioen, verandering van het invaliditeitspercentage voor de toekomst niet aannemelijk wordt geacht.

Artikel 7
  • 1 Het buitengewoon pensioen wordt voorlopig toegekend, indien verandering van het invaliditeitspercentage voor de toekomst aannemelijk wordt geacht.

  • 2 Het voorlopig buitengewoon pensioen wordt voor tenminste één jaar en voor ten hoogste vijf jaren toegekend; een zodanig pensioen wordt opnieuw toegekend, zo dikwijls daartoe aanleiding bestaat. De termijn van ten minste één jaar is niet van toepassing bij de tweede of verdere toekenning van voorlopig buitengewoon pensioen.

  • 3 Indien, nadat een voorlopig buitengewoon pensioen niet is vernieuwd, op grond dat de invaliditeit van de belanghebbende is gedaald beneden 10 procent, later blijkt, dat de invaliditeit wederom tot tenminste 10 procent is gestegen, wordt opnieuw voorlopig buitengewoon pensioen, of, indien verandering van invaliditeitspercentage voor de toekomst niet aannemelijk wordt geacht, blijvend buitengewoon pensioen toegekend.

§ 3. Van de pensioengrondslag
Artikel 8
  • 1 Ingeval krachtens deze wet aanspraak op buitengewoon pensioen ontstaat, wordt door de Raad de pensioengrondslag vastgesteld, naar welke het buitengewoon pensioen moet worden berekend.

  • 2 De pensioengrondslag wordt, overeenkomstig het bepaalde in het zevende lid, afgeleid van het jaarbedrag, dat naar redelijkheid nodig is om de deelnemer aan het verzet in staat te stellen te leven op de voet, waarop gelijksoortige valide personen, die in het tweede jaar voorafgaande aan het jaar van indiening van de in artikel 24, eerste lid, bedoelde aanvraag in overeenkomstige omstandigheden als betrokkene leefden, gemiddeld leefden ten tijde van het inwerkingtreden van deze wet, met dien verstande dat, indien de omstandigheden in het eerstbedoelde jaar naar het oordeel van de Raad belangrijk afwijken van de omstandigheden in de aan dat jaar voorafgaande twee jaren, de gemiddelde omstandigheden in laatstbedoelde drie jaren in aanmerking worden genomen. Bij de vaststelling van dit jaarbedrag wordt geen rekening gehouden met de mogelijkheid van bevordering, grotere vakbekwaamheid, uitbreiding van bedrijf of andere dergelijke factoren.

  • 3 De Raad of de Sociale verzekeringsbank is bevoegd op daartoe door of namens betrokkene gedaan verzoek in plaats van het in het tweede lid bedoelde jaar als peiljaar aan te wijzen het jaar voorafgaande aan dat jaar, waarin het inkomen van betrokkene ten gevolge van zijn verzetsomstandigheden vermindering heeft ondergaan, of het jaar van intreden van invaliditeit, indien dit voor hem gunstiger zou zijn.

  • 4 Bij de vaststelling van...

Om verder te lezen

PROBEER HET UIT

VLEX uses login cookies to provide you with a better browsing experience. If you click on 'Accept' or continue browsing this site we consider that you accept our cookie policy. ACCEPT