Wet van 16 december 2020 tot wijziging van de Drank- en Horecawet in verband met het Nationaal Preventieakkoord en evaluatie van de wet

Wet van 16 december 2020 tot wijziging van de Drank- en Horecawet in verband met het Nationaal Preventieakkoord en evaluatie van de wet

Wij Willem-Alexander, bij de gratie Gods, Koning der Nederlanden, Prins van Oranje-Nassau, enz. enz. enz. Allen, die deze zullen zien of horen lezen, saluut! doen te weten:Alzo Wij in overweging genomen hebben, dat het wenselijk is de Drank- en Horecawet te wijzigen ten einde problematisch alcoholgebruik tegen te gaan, de positie van de Landelijke Commissie sociale hygiëne te regelen, de naleving van de leeftijdsgrens bij verkoop op afstand te verbeteren en enkele andere aanpassingen mogelijk te maken; Zo is het, dat Wij, de Afdeling advisering van de Raad van State gehoord, en met gemeen overleg der Staten-Generaal, hebben goedgevonden en verstaan, gelijk Wij goedvinden en verstaan bij deze:

ARTIKEL I

De Drank- en Horecawet wordt als volgt gewijzigd:A01. In de definitie van leidinggevende in artikel 1, eerste lid, vervalt het derde onderdeel. 1. Onder vervanging van de punt aan het slot van het onderdeel betreffende bijlage, door een puntkomma, worden aan artikel 1, eerste lid, vijf onderdelen toegevoegd, luidende: – partijen-cateringbedrijf:

de activiteit bestaande uit het met dienstverlening gepaard gaande bedrijfsmatig verstrekken van gerechten en dranken voor gebruik bij besloten partijen op een door een opdrachtgever te bepalen plaats, die slechts incidenteel beschikbaar is voor dergelijke partijen; – verkoop op afstand:

een verkoopovereenkomst:a. tussen degene die bedrijfsmatig of anders dan om niet alcoholhoudende drank verkoopt en een particulier; b. die zich beiden in Nederland bevinden; c. die wordt gesloten in het kader van een georganiseerd systeem voor verkoop op afstand zonder gelijktijdige persoonlijke aanwezigheid van degene die bedrijfsmatig of anders dan om niet alcoholhoudende drank verkoopt en de particulier tot en met het moment van het sluiten van de verkoopovereenkomst; d. waarbij tot en met het moment van sluiten van de verkoopovereenkomst uitsluitend gebruik wordt gemaakt van een of meer middelen voor communicatie op afstand; en e. waarbij geen sprake is van de uitoefening van het partijen-cateringbedrijf; – neringruimte:

ruimte binnen een gebouw welke ruimte in gebruik is voor een van de hierna te noemen activiteiten: 1°. het uitoefenen van de kleinhandel of de zelfbedieningsgroothandel; 2°. het bedrijfsmatig aan particulieren verkopen van goederen in het kader van een openbare verkoping, als bedoeld in artikel 1 van de Wet ambtelijk toezicht bij openbare verkopingen; 3°. het bedrijfsmatig aanbieden van diensten; 4°. het bedrijfsmatig verhuren van goederen; 5°. het in het openbaar bedrijfsmatig opkopen van goederen; – besloten ruimte:

een ruimte die omsloten is door scheidingsconstructies;– ketenpartijen:

de partijen, met uitzondering van de verkoper, die in het kader van verkoop op afstand bedrijfsmatig alcoholhoudende drank onder zich hebben en een bijdrage leveren aan de aflevering van die alcoholhoudende drank. 2. In artikel 1, derde lid, aanhef, wordt «de artikelen 20, 21 en 24, derde lid,» vervangen door «de artikelen 20, 21, 24, derde lid, 45 en 45a». BNa artikel 2 wordt een artikel ingevoegd, luidende:

Artikel 2

a.

  1. Het is verboden om bedrijfsmatig of anders dan om niet alcoholhoudende drank aan te bieden of te verstrekken voor gebruik elders dan ter plaatse tegen een prijs die voor een periode van een maand of korter lager is dan 75% van de prijs die in het betreffende verkooppunt gewoonlijk wordt gevraagd. 2. Het is verboden om bedrijfsmatig of anders dan om niet alcoholhoudende drank aan te bieden of te verstrekken voor gebruik elders dan ter plaatse waarbij de indruk wordt gewekt dat de prijs lager is dan 75% van de prijs die gewoonlijk wordt gevraagd. CArtikel 8 wordt als volgt gewijzigd:1. In het tweede lid wordt «Bij algemene maatregel van bestuur» gewijzigd in «Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur». 2. Het derde lid komt te luiden: 3. Leidinggevenden beschikken tevens over voldoende kennis en inzicht met betrekking tot sociale hygiëne en zijn ingeschreven in het Register sociale hygiëne, genoemd in artikel 11c. 3. Het vijfde lid vervalt, onder vernummering van het zesde lid tot het vijfde lid. 4. Er wordt een lid toegevoegd, luidende: 6. Het eerste lid, onderdeel a, en het derde lid zijn tevens van toepassing op personen die onmiddellijk leidinggeven aan een horecabedrijf of slijtersbedrijf. DArtikel 10 komt te luiden:

Artikel 10
  1. Een slijtlokaliteit staat niet rechtstreeks in verbinding met een neringruimte. 2. Een inrichting waarin het horecabedrijf wordt uitgeoefend, heeft ten minste één horecalokaliteit met een vloeroppervlakte van ten minste 35 m2. De burgemeester kan besluiten af te wijken van de eerste zin, indien er sprake is van een lokaliteit die is gevestigd in een rijksmonument als bedoeld in artikel 1.1 van de Erfgoedwet. 3. Een inrichting waarin het slijtersbedrijf wordt uitgeoefend heeft ten minste één slijtlokaliteit met een vloeroppervlakte van ten minste 15 m2. 4. Bij ministeriële regeling worden eisen gesteld aan de minimale verbindingsruimte tussen een slijtlokaliteit en een neringruimte. 5. De bij of krachtens dit artikel gestelde eisen gelden in aanvulling op hetgeen is geregeld bij of krachtens artikel 4.3, eerste lid, van de Omgevingswet. ENa artikel 11 wordt een paragraaf ingevoegd, luidende:

§ 2a De Landelijke commissie sociale hygiëne

Artikel 11

a.

  1. Er is een Landelijke commissie sociale hygiëne. 2. De Landelijke commissie sociale hygiëne is gevestigd in een door Onze Minister aangewezen plaats.

Artikel 11

b.

  1. De Landelijke commissie sociale hygiëne bestaat uit ten minste drie en ten hoogste vijf leden. 2. De leden worden benoemd voor een periode van vier jaar. Herbenoeming kan eenmaal plaatsvinden voor een periode van vier jaar. 3. De Landelijke commissie sociale hygiëne stelt een bestuursreglement vast en maakt deze openbaar.

Artikel 11

c.

  1. De Landelijke commissie sociale hygiëne heeft tot taak: a. het erkennen van diploma’s op grond van de bijbehorende eindtermen als bewijsstuk; b. het inschrijven van personen in het Register sociale hygiëne en het afgeven van de Verklaring kennis en inzicht sociale hygiëne aan die personen; c. het voor eenieder raadpleegbaar maken van het Register sociale hygiëne op basis van achternaam, voorletters en geboortedatum. 2. Bij algemene maatregel van bestuur kunnen extra taken aan de Landelijke commissie sociale hygiëne worden opgedragen voor zover die noodzakelijk zijn voor het waarborgen van voldoende kennis en inzicht met betrekking tot sociale hygiëne bij leidinggevenden. 3. De Landelijke commissie sociale hygiëne is bevoegd tot het verwerken van persoonsgegevens waaronder het burgerservicenummer, bedoeld in artikel 1, onder b, van de Wet algemene bepalingen burgerservicenummer, voor zover dit voor de uitvoering van haar taken noodzakelijk is.

Artikel 11

d.

  1. Een diploma wordt slechts erkend als bewijsstuk indien de onderwijsinstelling die het diploma afgeeft, waarborgt dat degene die het diploma ontvangt, beschikt over voldoende kennis en inzicht met betrekking tot sociale hygiëne. 2. Bij algemene maatregel van bestuur wordt bepaald wat in elk geval onder sociale hygiëne wordt verstaan en kunnen andere voorwaarden worden gesteld aan de erkenning van diploma’s als bewijsstuk. 3. Een erkenning van een diploma als bewijsstuk geldt voor een periode van vijf jaar. 4. Indien de onderwijsinstelling die het diploma afgeeft niet langer voldoet aan het bepaalde bij of krachtens het eerste en tweede lid, kan de erkenning van het diploma als bewijsstuk worden ingetrokken.

Artikel 11

e.

  1. Inschrijving in het Register sociale hygiëne vindt slechts plaats indien de in te schrijven persoon: a. beschikt over een diploma welke door de Landelijke commissie sociale hygiëne als bewijsstuk is erkend; b. beschikt over een bewijsstuk dat is verkregen in een andere lidstaat van de Europese Unie dan wel een staat, niet zijnde een lidstaat van de Europese Unie, die partij is bij een daartoe strekkend of mede daartoe strekkend verdrag dat Nederland bindt, welk bewijsstuk een beroepsniveau waarborgt dat ten minste gelijkwaardig is aan het niveau dat met de erkende diploma’s bedoeld in artikel 11c, onder a, wordt nagestreefd; of c. voldoet aan artikel 19 van Richtlijn 2005/36/EG van het Europees Parlement en de Raad van 7 september 2005 betreffende de erkenning van beroepskwalificaties (PbEU 2005, L 255). 2. Op zijn verzoek wordt een ingeschreven persoon uit het Register sociale hygiëne uitgeschreven.

Artikel 11

f.

  1. De Landelijke commissie sociale hygiëne brengt de kosten die samenhangen met het erkennen van een diploma als bewijsstuk, het inschrijven in het Register sociale hygiëne en het afgeven van een Verklaring kennis en inzicht sociale hygiëne ten laste van de aanvrager. 2. De bedragen ter vergoeding van de kosten worden bij ministeriële regeling vastgesteld. FIn artikel 14, vierde lid, wordt «met uitzondering van het aanwezig hebben van speelautomaten» vervangen door «met uitzondering van dit aanbod in inrichtingen als bedoeld in artikel 27g, tweede lid, van de Wet op de kansspelen en het aanwezig hebben van speelautomaten». GNa artikel 14 wordt een artikel ingevoegd, luidende:

Artikel 14

a.

Het is verboden om bij het aanbieden en verstrekken van sterke drank in het kader van verkoop op afstand in de rechtmatige uitoefening van het slijtersbedrijf, gelijktijdig andere bedrijfsactiviteiten dan die welke tot het slijtersbedrijf behoren uit te oefenen. GaHet tweede lid van artikel 15 alsmede de aanduiding «1.» voor het eerste lid vervallen.HArtikel 19 komt te luiden:

Artikel 19
  1. Het is verboden...

Om verder te lezen

PROBEER HET UIT

VLEX uses login cookies to provide you with a better browsing experience. If you click on 'Accept' or continue browsing this site we consider that you accept our cookie policy. ACCEPT