Wet van 20 december 2023 tot wijziging van enkele belastingwetten en enige andere wetten (Overige fiscale maatregelen 2024)

Wet van 20 december 2023 tot wijziging van enkele belastingwetten en enige andere wetten (Overige fiscale maatregelen 2024)

Wij Willem-Alexander, bij de gratie Gods, Koning der Nederlanden, Prins van Oranje-Nassau, enz. enz. enz. Allen, die deze zullen zien of horen lezen, saluut! doen te weten:Alzo Wij in overweging genomen hebben, dat het in het kader van het fiscale beleid voor het jaar 2024 wenselijk is in een aantal belastingwetten en enige andere wetten wijzigingen aan te brengen; Zo is het, dat Wij, de Afdeling advisering van de Raad van State gehoord, en met gemeen overleg der Staten-Generaal, hebben goedgevonden en verstaan, gelijk Wij goedvinden en verstaan bij deze:

ARTIKEL I

De Wet inkomstenbelasting 2001 wordt als volgt gewijzigd:AIn artikel 3.92b wordt, onder vernummering van het vijfde lid tot zesde lid, een lid ingevoegd, luidende: 5. Voor de toepassing van dit artikel wordt tot het totale geplaatste aandelenkapitaal gerekend een lening die mede bijdraagt aan een beloning als bedoeld in het eerste lid, waarbij een dergelijke lening voor de toepassing van het tweede lid als afzonderlijke soort wordt aangemerkt. BArtikel 3.119f wordt als volgt gewijzigd:1. Onder vernummering van het tweede en derde lid tot derde en vierde lid wordt een lid ingevoegd, luidende: 2. Voor de toepassing van het eerste lid wordt bij het gezamenlijk met de partner aangaan van een eigenwoningschuld de aflossingseis mede geacht te zijn overgegaan van de schuld ter zake van de te vervreemden eigen woning naar de schuld ter zake van de andere woning voor zover de aflossingseis voor ten minste het schuldaandeel van de belastingplichtige in de laatstgenoemde schuld bij de belastingplichtige of zijn partner is overgegaan. Onder overgaan van de aflossingseis naar de partner wordt in dit kader verstaan het bij de partner voor het deel van de aflossingseis dat bij hem in aanmerking wordt genomen op overeenkomstige wijze toepassen van het eerste lid. CArtikel 9.2 wordt als volgt gewijzigd:1. Het tweede lid, eerste zin en tweede zin, aanhef, wordt vervangen door:

Voor de toepassing van het eerste lid wordt dividendbelasting slechts als voorheffing in aanmerking genomen indien de belastingplichtige ten laste van wie de dividendbelasting is ingehouden tevens de uiteindelijk gerechtigde is tot de opbrengst waarop dividendbelasting is ingehouden. De belastingplichtige maakt aannemelijk dat hij de uiteindelijk gerechtigde is tot die opbrengst, met dien verstande dat de inspecteur het tegendeel aannemelijk maakt indien de geheven dividendbelasting in het kalenderjaar € 1.000 of minder bedraagt. Voor de toepassing van de eerste en tweede zin wordt in ieder geval niet als uiteindelijk gerechtigde beschouwd degene die in samenhang met de genoten opbrengst een tegenprestatie heeft verricht als onderdeel van een samenstel van transacties waarbij:. 2. Aan het derde lid wordt, onder vervanging van de punt aan het slot van onderdeel b door een puntkomma, een onderdeel toegevoegd, luidende: c. behoren tot een samenstel van transacties ook transacties die rechtens dan wel in feite direct of indirect zijn aangegaan door: 1°. een lichaam waarin de belastingplichtige, al dan niet tezamen met zijn partner, voor ten minste een derde gedeelte belang heeft; 2°. de partner van de belastingplichtige of een bloed- of aanverwant in de rechte lijn van de belastingplichtige, waarbij een partner van een kind wordt gelijkgesteld met een bloed- of aanverwant.

ARTIKEL II

In de Wet op de loonbelasting 1964 wordt in artikel 31a, derde lid, onderdeel a, «met een maximum van € 6.800» vervangen door «voor zover dat loon niet meer bedraagt dan € 400.000».

ARTIKEL III

De Wet op de vennootschapsbelasting 1969 wordt als volgt gewijzigd:AArtikel 10a wordt als volgt gewijzigd:1. In het vierde lid, aanhef, wordt na «20a,» ingevoegd «25,». 2. In het vijfde lid, onderdeel b, wordt «de artikelen 13b en 13ba» vervangen door «de artikelen 13b, 13ba en 25». BArtikel 14c, derde lid, wordt als volgt gewijzigd:1. In de eerste zin wordt «15/42 deel» vervangen door «L/Y deel». 2. Er wordt een zin toegevoegd, luidende: Voor de toepassing van de eerste zin wordt verstaan onder:

L: het percentage van het laagste tarief, bedoeld in artikel 22, geldend op het tijdstip van de ontbinding, bedoeld in het eerste lid;

Y: het in de laatste kolom van de in artikel 2.10, eerste lid, van de Wet inkomstenbelasting 2001 opgenomen tabel als derde vermelde percentage, verminderd met het percentage dat volgt uit de vermenigvuldiging van het percentage van de MKB-winstvrijstelling, bedoeld in artikel 3.79a van die wet, met het in die kolom als tweede vermelde percentage, zoals die percentages gelden op het tijdstip van de ontbinding, bedoeld in het eerste lid, waarbij de uitkomst van Y naar beneden wordt afgerond op een geheel getal. CArtikel 25 wordt als volgt gewijzigd:1. Het tweede lid, eerste zin en tweede zin, aanhef, wordt vervangen door:

Voor de toepassing van het eerste lid wordt dividendbelasting slechts als voorheffing in aanmerking genomen indien de belastingplichtige ten laste van wie de dividendbelasting is ingehouden tevens de uiteindelijk gerechtigde is tot de opbrengst waarop dividendbelasting is ingehouden. De belastingplichtige maakt aannemelijk dat hij de uiteindelijk gerechtigde is tot die opbrengst, met dien verstande dat de inspecteur het tegendeel aannemelijk maakt indien de geheven dividendbelasting in het boekjaar € 1.000 of minder bedraagt. Voor de toepassing van de eerste en tweede zin wordt in ieder geval niet als uiteindelijk gerechtigde beschouwd degene die in samenhang met de genoten opbrengst een tegenprestatie heeft verricht als onderdeel van een samenstel van transacties waarbij:. 2. Aan het derde lid wordt, onder vervanging van de punt aan het slot van onderdeel b door een puntkomma, een onderdeel toegevoegd, luidende: c. behoren tot een samenstel van transacties ook transacties die rechtens dan wel in feite direct of indirect zijn aangegaan door een met de belastingplichtige verbonden lichaam of een met de belastingplichtige verbonden natuurlijk persoon.

ARTIKEL IV

De Wet op de dividendbelasting 1965 wordt als volgt gewijzigd:AAan hoofdstuk I wordt een artikel toegevoegd, luidende:

Artikel 1

a.

  1. Als degene die – rechtstreeks of door middel van certificaten – voor de toepassing van artikel 1, eerste lid, gerechtigd is tot de opbrengst van aandelen die behoren tot een soort die is toegelaten tot de handel op een gereglementeerde markt als bedoeld in artikel 1:1 van de Wet op het financieel toezicht of een met een gereglementeerde markt als bedoeld in artikel 1:1 van de Wet op het financieel toezicht vergelijkbaar systeem dat gelegen of werkzaam is in een staat die geen lidstaat van de Europese Unie is, wordt aangemerkt: degene die op de registratiedatum aan het eind van de werkdag blijkens de administratie van de centrale effectenbewaarinstelling houder is van de aandelen. 2. Onder registratiedatum wordt verstaan: a. voor aandelen die worden gehouden in een vennootschap die haar statutaire zetel in een lidstaat van de Europese Unie heeft en die zijn toegelaten tot de handel op een gereglementeerde markt als bedoeld in artikel 1:1 van de Wet op het financieel toezicht: de registratiedatum, bedoeld in artikel 1, onderdeel 7, van Uitvoeringsverordening (EU) 2018/1212 van de Commissie van 3 september 2018 tot vaststelling van minimumeisen ter uitvoering van de bepalingen van Richtlijn 2007/36/EG van het Europees Parlement en de Raad wat betreft de identificatie van...

Om verder te lezen

PROBEER HET UIT

VLEX uses login cookies to provide you with a better browsing experience. If you click on 'Accept' or continue browsing this site we consider that you accept our cookie policy. ACCEPT