Wet vergoedingen leden Eerste Kamer

Abbreviated LabelGeen
CourtBinnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties
Subject MatterArbeidsrecht en sociaal-zekerheidsrecht | Ambtenarenrecht

Geldend van 01-01-2020 t/m heden

Wet van 18 mei 1995, houdende regeling van de vergoeding voor de werkzaamheden, de secundaire voorzieningen en de kostenvergoedingen van de leden van de Eerste Kamer der Staten-Generaal, alsmede van de toelage en de andere voorzieningen van de voorzitter van de Eerste Kamer der Staten-Generaal

Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.

Allen, die deze zullen zien of horen lezen, saluut! doen te weten:

Alzo Wij in overweging genomen hebben, dat het, mede gelet op artikel 63 van de Grondwet, wenselijk is een wettelijke regeling te treffen van de vergoeding voor de werkzaamheden, van de secundaire voorzieningen en van de kostenvergoedingen van de leden van de Eerste Kamer der Staten-Generaal, alsmede van de toelage en de andere voorzieningen van de voorzitter van de Eerste Kamer der Staten-Generaal;

Zo is het, dat Wij, de Raad van State gehoord, en met gemeen overleg der Staten-Generaal, hebben goedgevonden en verstaan, gelijk Wij goedvinden en verstaan bij deze:

Hoofdstuk I. Algemene bepalingen
Artikel 1

In deze wet en de daarop berustende bepalingen wordt verstaan onder:

  • a. Onze Minister: Onze Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties;

  • b. kamerlid: lid van de Eerste Kamer der Staten-Generaal;

  • c. voorzitter: voorzitter van de Eerste Kamer der Staten-Generaal;

  • d. fractievoorzitter: kamerlid waarvan door de voorzitter is vastgesteld dat dat lid voorzitter is van een fractie, dan wel enig lid is van een fractie;

  • e. griffier: de griffier van de Eerste Kamer der Staten-Generaal.

Artikel 2

Deze wet is niet van toepassing op kamerleden die het ambt van minister of staatssecretaris bekleden.

Artikel 3

De hoofdstukken II en III zijn niet van toepassing op de voorzitter.

Artikel 3a

De artikelen 4 tot en met 6 en artikel 10 van deze wet zijn van overeenkomstige toepassing op het kamerlid aan wie ingevolge artikel X 10 van de Kieswet tijdelijk ontslag is verleend wegens zwangerschap en bevalling of ziekte.

Artikel 3b

De kamerleden maken hun nevenfuncties openbaar door terinzagelegging van een opgave bij de griffie van de Eerste Kamer der Staten-Generaal.

Hoofdstuk II. Vergoeding voor de werkzaamheden
Artikel 4

De kamerleden ontvangen een vergoeding van € 2.288,28 per maand voor de werkzaamheden die voortvloeien uit de vervulling van het lidmaatschap van de Eerste Kamer der Staten-Generaal.

Artikel 5

De kamerleden ontvangen een eindejaarsuitkering op de voet van hetgeen daaromtrent voor de ambtenaren die krachtens een arbeidsovereenkomst met de Staat werkzaam zijn bij het Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties in een collectieve arbeidsovereenkomst is overeengekomen. Grondslag voor de eindejaarsuitkering zijn de vergoedingen, bedoeld in de artikelen 4, 7, eerste lid, en 8.

Artikel 6
  • 1 Indien voor de ambtenaren die krachtens een arbeidsovereenkomst met de Staat werkzaam zijn bij het Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties in een collectieve arbeidsovereenkomst een eenmalige uitkering is overeengekomen en daarbij is bepaald dat deze uitkering een algemeen karakter draagt, ontvangen de kamerleden een uitkering op gelijke voet.

  • 2 Indien de hoogte van de uitkering, bedoeld in het eerste lid, afhankelijk is van de hoogte van de vergoeding, bedoeld in artikel 4, wordt bij de vaststelling hiervan rekening gehouden met een verhoging van de vergoedingen, bedoeld in de artikelen 7, eerste lid, en 8.

Artikel 7
  • 1 De fractievoorzitters ontvangen voor de duur van hun voorzitterschap per jaar een toelage gelijk aan 1,2% van de vergoeding, bedoeld in artikel 4, en een toelage gelijk aan 0,4% van deze vergoeding voor elk lid dat de fractie buiten de fractievoorzitter telt. De toelagen tezamen bedragen ten hoogste 6,4% van de vergoeding, bedoeld in artikel 4.

  • 2 Voor de toepassing van het eerste lid stelt de voorzitter vast:

    • a. het aantal leden van een fractie;

    • b. de duur van het fractievoorzitterschap.

Artikel 8
  • 1 De eerste en tweede ondervoorzitter ontvangen een toelage gelijk aan 3,5% respectievelijk 2,4% van de vergoeding, bedoeld in artikel 4, en de overige ondervoorzitters ontvangen een toelage gelijk aan 1,2% van deze vergoeding.

  • 2 Voor de eerste ondervoorzitter die gedurende meer dan 60 dagen onafgebroken de functie van de voorzitter waarneemt, wordt de vergoeding, genoemd in artikel 4, voor die tijd in plaats van het bedrag, genoemd in het eerste lid, verhoogd met 17,4% van de vergoeding, bedoeld in artikel 4.

Artikel 9

Het bedrag, genoemd in artikel 4, wordt bij ministeriële regeling gewijzigd overeenkomstig de procentuele wijzigingen die de schadeloosstelling, bedoeld in artikel 2, van de Wet schadeloosstelling leden Tweede Kamer, ondergaat. Onze Minister maakt het nieuwe bedrag bekend in de Staatscourant.

Artikel 9a
  • 1 De Kamerleden die uit hoofde van hun lidmaatschap van de Eerste Kamer der Staten-Generaal een functie vervullen in een internationale parlementaire assemblee, deelnemen aan vergaderingen die voortvloeien uit voor nationale parlementen geldende verplichtingen uit hoofde van Europese of internationale verdragen dan wel anderszins uit hoofde van een uit het lidmaatschap van de Eerste Kamer der Staten-Generaal voortvloeiende verplichting deel te nemen aan vergaderingen met leden van andere nationale parlementen en voor deelname aan deze vergaderingen geen honorering ontvangen, ontvangen daarvoor een vergoeding op grond van dit artikel.

  • 2 De vergoeding bedraagt per vergaderdag 25% van de vergoeding berekend op grond van artikel 4.

Hoofdstuk III. Vergoeding voor secundaire voorzieningen
Artikel 10
  • 1 Kamerleden ontvangen een bedrag van € 3.500,45 per jaar waarmee zij voorzieningen kunnen treffen ter zake van arbeidsongeschiktheid, ouderdom en overlijden.

  • 2 Het bedrag, genoemd in het eerste lid, wordt jaarlijks bij ministeriële regeling gewijzigd met inachtneming van de procentuele wijzigingen, bedoeld in artikel 9, in het voorafgaande jaar en van wijzigingen in dat jaar van berekeningselementen van de bedragen, die op grond van artikel 106, eerste lid, van de Algemene pensioenwet politieke ambtsdragers worden ingehouden, ter zake van aanspraken bij arbeidsongeschiktheid, ouderdom en overlijden, op de schadeloosstelling van een lid van de Tweede Kamer der Staten-Generaal.

Hoofdstuk IV. Toelage en andere voorzieningen van de voorzitter
Artikel 11
Artikel 12
  • 1 De voorzitter ontvangt een eindejaarsuitkering op de voet van hetgeen daaromtrent voor de ambtenaren die krachtens een arbeidsovereenkomst met de Staat werkzaam zijn bij het Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties in een collectieve...

Om verder te lezen

PROBEER HET UIT

VLEX uses login cookies to provide you with a better browsing experience. If you click on 'Accept' or continue browsing this site we consider that you accept our cookie policy. ACCEPT