Invoeringswet Jeugdwet

Wet van 5 november 2014 tot het wijzigen van een aantal wetten met het oog op de inwerkingtreding van de Jeugdwet (Invoeringswet Jeugdwet)

Wij Willem-Alexander, bij de gratie Gods, Koning der Nederlanden, Prins van Oranje-Nassau, enz., enz., enz. Allen, die deze zullen zien of horen lezen, saluut! doen te weten:Alzo, Wij in overweging genomen hebben, dat het met het oog op de inwerkingtreding van de Jeugdwet wenselijk is een aantal wetten te wijzigen teneinde deze in overeenstemming te brengen met de Jeugdwet alsmede een aantal verbeteringen aan te brengen in de Jeugdwet; Zo is het, dat Wij, de Afdeling advisering van de Raad van State gehoord, en met gemeen overleg der Staten-Generaal, hebben goedgevonden en verstaan, gelijk Wij goedvinden en verstaan bij deze:

HOOFDSTUK 1 WIJZIGING VAN DIVERSE WETTEN Artículos 1.1 a 1.30
Artikel 1.1

In artikel 3, achtste lid, van de Algemene nabestaandenwet wordt «waarvoor» vervangen door «voor wie» en wordt na «Wet op de jeugdzorg» ingevoegd: of de Jeugdwet,.

Artikel 1.2

In artikel 1, negende lid, van de Algemene Ouderdomswet wordt «waarvoor» vervangen door «voor wie» en wordt na «Wet op de jeugdzorg» ingevoegd: of de Jeugdwet,.

Artikel 1.3

Bijlage 2 bij de Algemene wet bestuursrecht wordt als volgt gewijzigd:AIn artikel 1 vervalt de zinsnede met betrekking tot de Wet op de jeugdzorg en wordt in de alfabetische volgorde ingevoegd: Jeugdwet:a. artikel 2.3, eerste lid, voor zover in het besluit wordt bepaald dat een voorziening op het gebied van jeugdhulp en verblijf niet zijnde verblijf bij een pleegouder nodig is, als bedoeld in artikel 6.1.2, vijfde lid b. artikel 3.5, eerste lid c. de artikelen 6.1.5, 6.1.6, tweede en derde lid, 6.1.12, vijfde lid, 6.3.1 tot en met 6.3.5, 6.3.7 en 6.4.1 BArtikel 8, zevende lid, komt te luiden:7. Tegen een besluit op grond van artikel 2.3 van de Jeugdwet kan beroep worden ingesteld bij de kinderrechter binnen wiens rechtsgebied de betrokken gemeente is gelegen. CIn artikel 10 vervalt de zinsnede met betrekking tot de Wet op de jeugdzorg en wordt in de alfabetische volgorde ingevoegd: Jeugdwet:

artikel 2.3

en paragraaf 8.1.

Artikel 1.3

a.

In de Algemene Wet Bijzondere Ziektekosten worden na artikel 77 twee artikelen ingevoegd, luidende:

Artikel 78
  1. Tot 1 januari 2018 kan de zorgautoriteit subsidies verstrekken voor de voortzetting van projecten die tot doel hebben om de zorginfrastructuur te ontwikkelen of uit te breiden ten aanzien van zorg waarop aanspraak bestaat op grond van een zorgverzekering als bedoeld in artikel 1, onderdeel d, van de Zorgverzekeringswet, aanspraken op grond van deze wet, maatschappelijke ondersteuning als bedoeld in de Wet maatschappelijke ondersteuning 2015 of jeugdhulp als bedoeld in de Jeugdwet en die wordt geleverd aan cliënten die niet in een instelling verblijven. 2. Subsidies als bedoeld in het eerste lid worden slechts verstrekt voor projecten waarvan de zorgautoriteit voor 1 juli 2013 heeft vastgesteld dat zij in aanmerking komen voor een vergoeding als bedoeld in haar Beleidsregel CA-300-578 (Stcrt. 8 juli 2013, nr. 18614) inzake de zorginfrastructuur. 3. Bij ministeriële regeling wordt bepaald aan wie de subsidies kunnen worden verstrekt, worden regels omtrent de hoogte van de subsidies gesteld en kunnen nadere voorschriften worden gesteld waaronder de subsidies worden verstrekt. 4. In aanvulling op artikel 90, tweede lid, van de Wet financiering sociale verzekering, komen de subsidies, bedoeld in het eerste lid, ten laste van het Algemeen Fonds Bijzondere Ziektekosten.

Artikel 78

a.

  1. Tot de intrekking van deze wet maar uiterlijk tot 1 januari 2018 kan de zorgautoriteit: a. een bijdrage in de kapitaallasten verstrekken aan bij ministeriële regeling aan te wijzen rechtspersonen die voor 1 januari 2012 zorg of diensten, niet zijnde zorg of diensten in het kader van de geestelijke gezondheidszorg, leverden die op grond van deze wet verzekerd waren en ten aanzien waarvan de zorgautoriteit voor laatstgenoemde datum heeft vastgesteld dat zij dan wel hun rechtsopvolgers in aanmerking komen voor een vergoeding van kapitaallasten als bedoeld in haar Beleidsregel CA-300-473 (Stcrt. 11 juli 2011, nr. 12384) inzake kapitaallasten, b. een bijdrage voor vaste activa verstrekken aan bij ministeriële regeling aan te wijzen rechtspersonen die voor 1 januari 2012 zorg of diensten, niet zijnde zorg of diensten in het kader van de geestelijke gezondheidszorg, leverden die op grond van deze wet verzekerd waren en waaraan de zorgautoriteit voor laatstgenoemde datum op grond van de Beleidsregel CA-300-493 (Stcrt. 16 augustus 2011, nr. 14267) een vergoeding heeft toegekend, dan wel aan hun rechtsopvolgers. 2. Tot de intrekking van deze wet maar uiterlijk tot 1 januari 2018 kan de zorgautoriteit: a. een bijdrage in de kapitaallasten verstrekken aan bij ministeriële regeling aan te wijzen rechtspersonen die voor 1 januari 2008 zorg of diensten in het kader van de geestelijke gezondheidszorg leverden die op grond van deze wet verzekerd waren en waaraan de zorgautoriteit voor laatstgenoemde datum op grond van de Beleidsregel CA-300-473 (Stcrt. 11 juli 2011, nr. 12384) inzake kapitaallasten een budget kapitaallasten heeft toegekend, dan wel aan hun rechtsopvolgers, b. een bijdrage voor vaste activa verstrekken aan bij ministeriële regeling aan te wijzen rechtspersonen die voor 1 januari 2008 zorg of diensten in het kader van de geestelijke gezondheidszorg leverden die op grond van deze wet verzekerd waren en ten aanzien waarvan de zorgautoriteit voor laatstgenoemde datum heeft vastgesteld dat zij dan wel hun rechtsopvolgers in aanmerking komen voor een vergoeding als bedoeld in haar Beleidsregel CA-300-493 (Stcrt. 16 augustus 2011, nr. 14267) inzake compensatie vaste activa AWBZ en GGZ in verband met invoering normatieve huisvestingscomponent. 3. De bijdragen, bedoeld in het eerste en tweede lid, kunnen slechts worden verstrekt aan rechtspersonen die onmiddellijk voorafgaande aan 1 januari 2015 verblijf met daarmee gepaard gaande zorg als bedoeld in deze wet verleenden en de desbetreffende zorg vanaf die datum in opdracht van een of meer colleges van burgemeester en wethouders als maatwerkvoorziening als bedoeld in de Wet maatschappelijke ondersteuning 2015 of als jeugdhulp als bedoeld in de Jeugdwet verlenen. 4. Bij ministeriële regeling worden regels gesteld omtrent de hoogte en de berekening van de bijdragen en worden nadere voorschriften gesteld waaronder de bijdragen worden verstrekt. 5. In aanvulling op artikel 90, tweede lid, van de Wet financiering sociale verzekering komen de bijdragen, bedoeld in dit het eerste en tweede lid, ten laste van het Algemeen Fonds Bijzondere Ziektekosten.

Artikel 1.4

De Beginselenwet justitiële jeugdinrichtingen wordt als volgt gewijzigd:AIn de artikelen 1, onderdeel q, 3a, eerste lid, 8, eerste lid, onderdeel f, 27, tweede lid, en 29, eerste lid, wordt «artikel 29k, tweede lid, van de Wet op de jeugdzorg» telkens vervangen door: artikel 6.2.2, tweede lid, van de Jeugdwet. BArtikel 1 wordt als volgt gewijzigd:1. Onderdeel o komt te luiden: o. inspectie jeugdzorg:

inspectie, bedoeld in artikel 9.1, eerste lid, van de Jeugdwet;2. Onderdeel dd komt te luiden: dd. gecertificeerde instelling:

gecertificeerde instelling, bedoeld in artikel 1.1 van de Jeugdwet;.CArtikel 3b, tweede lid, laatste volzin, komt te luiden:

Hetgeen bij en krachtens de artikelen 4.1.1, tweede lid, eerste volzin, juncto 4.1.5, eerste lid, van de Jeugdwet is bepaald ten aanzien van jeugdhulpaanbieders, is voor wat betreft de verantwoordelijkheidstoedeling van overeenkomstige toepassing op particuliere inrichtingen. DIn artikel 5a, derde lid, wordt «artikel 1 van de Wet op de jeugdzorg» vervangen door: artikel 1.1 van de Jeugdwet. EIn artikel 7, vierde lid, wordt «artikel 1, eerste lid, van de Wet op de jeugdzorg» vervangen door: artikel 1.1 van de Jeugdwet. FIn de artikelen 12, vijfde lid, 17a, derde lid, 27, tweede lid, 42, eerste lid, onderdeel j, 51c, onderdelen b en c, 51e, vierde lid, 58, derde lid, en 63, tweede lid, wordt «de stichting» telkens vervangen door: de gecertificeerde instelling. GIn artikel 14, eerste lid, wordt:a. «artikel 29k, tweede lid, van de Wet op de jeugdzorg» vervangen door: artikel 6.2.2, tweede lid, van de Jeugdwet; b. «de stichting, die werkzaam is in de provincie waarin de jeugdige duurzaam verblijft,» vervangen door: de betrokken gecertificeerde instelling. HIn artikel 17a wordt:a. in het eerste lid «artikel 29b van de Wet op de jeugdzorg» vervangen door: artikel 6.1.2 van de Jeugdwet; b. in het tweede lid, «de betrokken stichting» vervangen door: de betrokken gecertificeerde instelling. IIn de artikelen 25, zesde lid, 26, vijfde lid, en 27, vijfde lid, wordt «pleegouders, de stichting,» telkens vervangen door: pleegouders dan wel de gecertificeerde instelling. JIn artikel 48, tweede lid, wordt «stichtingen» vervangen door: gecertificeerde instellingen.

Artikel 1.5

In artikel 7b, derde lid, van de Beginselenwet verpleging ter beschikking gestelden wordt «artikel 1 van de Wet op de jeugdzorg» vervangen door: artikel 1.1 van de Jeugdwet.

Artikel 1.6

Boek 1 van het Burgerlijk Wetboek wordt als volgt gewijzigd:AIn de artikelen 47, tweede lid, 283 en 304, eerste lid, wordt «de stichting, bedoeld in artikel 1, eerste lid, van de Wet op de jeugdzorg» telkens vervangen door: de gecertificeerde instelling, bedoeld in artikel 1.1 van de Jeugdwet. BIn de artikelen 241, tweede lid, 241a, 254, eerste en vijfde lid, 271, vierde lid, 272, eerste lid, 302, eerste lid, 305, tweede lid...

Om verder te lezen

PROBEER HET UIT

VLEX uses login cookies to provide you with a better browsing experience. If you click on 'Accept' or continue browsing this site we consider that you accept our cookie policy. ACCEPT