Uitspraak Nº 201503808/1/R6. Raad van State, 2016-02-17

ECLIECLI:NL:RVS:2016:399
Date17 Febrero 2016
Docket Number201503808/1/R6
CourtCouncil of State (Netherlands)

201503808/1/R6.

Datum uitspraak: 17 februari 2016

AFDELING

BESTUURSRECHTSPRAAK

Uitspraak in het geding tussen:

1. de stichting Stichting Behoud Buitengebied Moerdijk (hierna: SBBM), gevestigd te Zevenbergen, gemeente Bernheze,

2. [appellant sub 2A] en [appellante sub 2B] (hierna tezamen en in enkelvoud: [appellant sub 2]), beiden wonend te Moerdijk,

3. [appellant sub 3A] en [appellante sub 3B] (hierna tezamen en in enkelvoud: [appellant sub 3]), beiden wonend te Moerdijk,

4. de stichting Stichting Hart van Moerdijk (hierna: HvM), gevestigd te Moerdijk,

en

1. provinciale staten van Noord-Brabant,

2. het college van burgemeester en wethouders van Moerdijk,

verweerders.

Procesverloop

Bij besluit van 6 februari 2015, kenmerk 3775405, hebben provinciale staten het inpassings- en exploitatieplan "Logistiek Park Moerdijk" vastgesteld.

Bij besluit van 3 februari 2015 heeft het college van burgemeester en wethouders van Moerdijk als hogere waarden voor het provinciaal inpassingsplan "Logistiek Park Moerdijk" vastgesteld de waarde van maximaal 53 dB ten gevolge van de Binnenmoerdijksebaan op de woning aan de Steenweg 2A en 51 dB ten gevolge van de Nieuwe Ontsluitingsweg op de woning aan de [locatie 1].

Tegen het besluit tot vaststelling van het inpassingsplan hebben SBBM, [appellant sub 2], [appellant sub 3] en HvM beroep ingesteld. Tegen het hogere waarden besluit heeft [appellant sub 2] beroep ingesteld.

Provinciale staten en het college hebben een verweerschrift ingediend.

SBBM, [appellant sub 2], [appellant sub 3], HvM, provinciale staten en het college hebben nadere stukken ingediend.

De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 2 oktober 2015, waar SBBM, vertegenwoordigd door mr. J.E. Dijk, advocaat te Haarlem, W.C.A. Rijnart en P.T.M. Welschen, [appellant sub 2], bijgestaan door ing. J.B.M. Lauwerijssen, werkzaam bij ABAB Vastgoedadvies B.V., en ing. R. Voorbraak, [appellant sub 3], bij monde van [appellante sub 3B], bijgestaan door J.J.C.M. Machielsen, HvM, vertegenwoordigd door A. Vermeulen, voorzitter, provinciale staten, vertegenwoordigd door mr. D.S.P. Roelands-Fransen, advocaat te Den Haag, mr. F.G. Veurink, mr. P. Dijkstra, drs. M.A. Spanjers, allen werkzaam bij de provincie, drs. L.G. Turlings, mr. J.L. Damen, ir. N.J. Monster, H.W.M. Ploem MSc en drs. P. Josseaud, en het college, vertegenwoordigd door mr. D.S.P. Roelands-Fransen, advocaat te Den Haag en H.V. Sens-Husson BSc, werkzaam bij de gemeente, zijn verschenen.

Voorts is HeBeMa Holding B.V., vertegenwoordigd door A.P.G.J. Smits, ter zitting als partij gehoord.

Overwegingen

Het inpassingsplan

Toetsingskader

1. Bij de vaststelling van een inpassingsplan hebben provinciale staten beleidsvrijheid om bestemmingen aan te wijzen en regels te geven die zij uit een oogpunt van een goede ruimtelijke ordening nodig achten. De Afdeling toetst deze beslissing terughoudend. Dit betekent dat de Afdeling aan de hand van de beroepsgronden beoordeelt of aanleiding bestaat voor het oordeel dat provinciale staten zich niet in redelijkheid op het standpunt hebben kunnen stellen dat het inpassingsplan strekt ten behoeve van een goede ruimtelijke ordening. Voorts beoordeelt de Afdeling aan de hand van de beroepsgronden of het bestreden besluit anderszins is voorbereid of genomen in strijd met het recht.

Beschrijving van het inpassingsplan

2. Volgens de plantoelichting wensen provinciale staten van Noord-Brabant - om de economische structuur van (West-)Brabant te versterken en te voorzien in de bovenregionale ruimtevraag naar logistiek - grootschalige en havengerelateerde logistieke bedrijven een plek te bieden op een daarvoor geschikte, grootschalige, multimodaal ontsloten locatie in West-Brabant. Hiertoe wordt bij het inpassingsplan voorzien in het Logistiek Park Moerdijk (hierna: LPM). Dit beslaat een oppervlakte van ongeveer 142,2 hectare netto uitgeefbaar logistiek terrein. Het gebied wordt globaal ingekaderd door de snelwegen A16 en A17 en een cultuurhistorische dijk, de Lapdijk. Er wordt voorts voorzien in een zogeheten Interne Baan om te zorgen voor een directe verbinding met het bestaande Zeehaven- en Industrieterrein Moerdijk.

Omvang beroepen inpassingsplan

3. SBBM, [appellant sub 2], [appellant sub 3] en HvM kunnen zich niet verenigen met het gehele inpassingsplan.

Nut en noodzaak

4. SBBM betoogt dat nut en noodzaak van het LPM onvoldoende zijn aangetoond. In dit verband wijst zij op de reeds bij de zienswijze gevoegde second opinion van een onafhankelijke commissie van vijf deskundigen die belangrijke kanttekeningen plaatst bij de haalbaarheid van het LPM, hetgeen volgens haar reeds betekent dat niet kan worden gesproken van een goede ruimtelijke ordening. De reactie die provinciale staten hierop in het definitieve besluit hebben gegeven - verlenging van de realisatietermijn, opname van een afwijkingsbevoegdheid in artikel 4, lid 4.6.2, van de planregels en geconcentreerd vervoer door clustering van werknemers - is volgens SBBM niet toereikend. Het standpunt, verwoord in het verweerschrift, dat het LPM een kansrijke ontwikkeling is, vindt volgens SBBM geen steun in de second opinion.

4.1. Provinciale staten stellen dat de ligging van Noord-Brabant (en Midden- en West-Brabant daarbinnen), tussen de wereldhavens Antwerpen en Rotterdam en het Europese achterland, de regio interessant maakt voor logistieke ondernemingen. Daarnaast is het bieden van goede logistieke locaties een van de randvoorwaarden om het vestigingsklimaat van Noord-Brabant - en daarbinnen Midden- en West-Brabant - als productieregio te behouden en te versterken, aldus provinciale staten. Onder andere de aantrekkende economie, de stijgende export en de groeiverwachtingen op langere termijn van de havens van Rotterdam en Antwerpen zorgen volgens provinciale staten voor een relatief constante vraag naar nieuwe, marktconforme locaties voor logistiek. Daarnaast is de logistieke sector onderhevig aan snelle modernisering en schaalvergroting. In aansluiting op voornoemde ontwikkelingen in de logistieke wereld is aanleiding gezien het LPM te ontwikkelen. Door het LPM kan de economische structuur van (Midden- en West-) Brabant en daarmee ook Nederland behouden blijven en worden versterkt, aldus provinciale staten. Provinciale staten wensen in dit kader grootschalige en havengerelateerde logistieke bedrijven met activiteiten van toegevoegde waarde een plek te bieden op een daarvoor geschikte, grootschalige, multimodaal ontsloten locatie in de regio. Ook wordt de voorkeur gegeven aan het concentreren van de bedrijvigheid op één locatie in plaats van op verschillende kleinere bedrijventerreinen. De second opinion van de commissie van vijf deskundigen geeft volgens provinciale staten het algehele beeld dat LPM een kansrijke ontwikkeling is, waarbij wel aanbevelingen zijn gedaan voor de verdere ontwikkeling. In dat kader hebben provinciale staten aanleiding gezien om op basis van die aanbevelingen het inpassingsplan aan te passen.

4.2. De Afdeling stelt voorop dat in de second opinion onder punt 9 wordt vermeld: "De commissie geeft geen advies over het al of niet verder gaan met de ontwikkeling van LPM. Dat valt niet binnen de scope van de second opinion en is ook een politieke afweging." Daargelaten of de second opinion steun geeft voor het standpunt van provinciale staten dat LPM een kansrijke ontwikkeling is, kan het betoog van SBBM dat reeds onder verwijzing naar de second opinion niet kan worden gesproken van een goede ruimtelijke ordening, dan ook geen doel treffen.

4.3. SBBM acht voorts de reactie van provinciale staten op haar zienswijze niet juist. Dit betreft de aspecten realisatietermijn, afwijkingsbevoegdheid in artikel 4, lid 4.6.2, van de planregels, en geconcentreerd vervoer door clustering van werknemers. Deze aspecten worden in het onderstaande afzonderlijk besproken.

Planperiode

5. Ten aanzien van het verlengen van de realisatietermijn van 10 naar 16 jaar betoogt SBBM dat een ruimere planperiode dan tien jaar zich niet verdraagt met artikel 3.1, tweede lid, van de Wet ruimtelijke ordening (hierna: Wro) en de jurisprudentie van de Afdeling. Voor zover provinciale staten zich erop beroepen dat in artikel 7k van het Besluit uitvoering Crisis- en herstelwet (hierna: Besluit uitvoering Chw) een termijn van maximaal 20 jaar is opgenomen voor de realisatie van het LPM, voert SBBM aan dat het Besluit uitvoering Chw ten tijde van de vaststelling van het inpassingsplan nog niet in werking was getreden. Voorts voert SBBM aan dat het, gegeven de onzekerheid over de economische ontwikkeling op langere termijn, onzeker is of het inpassingsplan wèl binnen 16 jaar kan worden gerealiseerd. Daarbij wijst SBBM erop dat in de reactie op de zienswijzen wordt gesteld dat de behoefte aan nieuwe bedrijventerreinen in de regio afvlakt na 2020 en er na 2030 geen behoefte meer is aan nieuwe ruimte. Hiertoe verwijst SBBM naar het onderzoek van Bureau Buiten, Behoefteraming Bedrijventerreinen Noord-Brabant 2014-2040, van 14 oktober 2014, in opdracht van het college van gedeputeerde staten van Noord-Brabant.

5.1. Naar aanleiding van de second opinion hebben provinciale staten een realisatieperiode van 16 jaar, tot en met 2030, tot uitgangspunt genomen. Provinciale staten hebben gemeend om vooruitlopend op de inwerkingtreding van het Besluit uitvoering Chw het inpassingsplan voor een langere duur vast te stellen. Met de verlenging van de realisatietermijn op grond van het Besluit uitvoering Chw is het inpassingsplan uitvoerbaar, aldus provinciale staten. De tot uitgangspunt genomen periode van 16 jaar betreft 1 jaar voorbereiding, een uitgifteperiode van 14 jaar en 1 jaar voor afbouw van LPM, aldus provinciale staten. De uitgifteperiode van 14 jaar is afgeleid uit het onderzoek van Stec Groep, Onderzoek Marktvraag LPM, van 25 april 2013. De resultaten van dit onderzoek laten een zekere bandbreedte zien wat betreft de...

Om verder te lezen

PROBEER HET UIT
3 temas prácticos
  • Uitspraak Nº 201702808/1/R6. Raad van State, 2017-09-20
    • Nederland
    • Council of State (Netherlands)
    • 20 Septiembre 2017
    ...kracht is ontzegd. 14.2. Naar aanleiding van de uitspraak van 3 februari 2016 en overigens ook de uitspraak van 17 februari 2016, ECLI:NL:RVS:2016:399, is het Besluit uitvoering Chw gewijzigd. Daarbij is beoogd het gebrek in artikel 7c te herstellen door de tijdsduur waarbinnen bij de vasts......
  • Uitspraak Nº 201607138/1/R6. Raad van State, 2017-05-17
    • Nederland
    • Council of State (Netherlands)
    • 17 Mayo 2017
    ...Chw verbindende kracht is ontzegd. 7.2. Naar aanleiding van de uitspraak van 3 februari 2016 en de uitspraak van 17 februari 2016, ECLI:NL:RVS:2016:399 is het Besluit uitvoering Chw gewijzigd, waarbij onder meer is beoogd het gebrek in artikel 7c te herstellen door de tijdsduur waarbinnen b......
  • Uitspraak Nº 201606653/1/R2. Raad van State, 2019-11-13
    • Nederland
    • Council of State (Netherlands)
    • 13 Noviembre 2019
    ...1.1. Het inpassings- en exploitatieplan "Logistiek Park Moerdijk" is vastgesteld nadat de Afdeling bij uitspraak van 17 februari 2016, ECLI:NL:RVS:2016:399, het (eerste) besluit van 6 februari 2015 tot vaststelling van het plan vernietigde. Dat plan voorzag in dezelfde ontwikkeling als het ......
3 sentencias
  • Uitspraak Nº 201702808/1/R6. Raad van State, 2017-09-20
    • Nederland
    • Council of State (Netherlands)
    • 20 Septiembre 2017
    ...kracht is ontzegd. 14.2. Naar aanleiding van de uitspraak van 3 februari 2016 en overigens ook de uitspraak van 17 februari 2016, ECLI:NL:RVS:2016:399, is het Besluit uitvoering Chw gewijzigd. Daarbij is beoogd het gebrek in artikel 7c te herstellen door de tijdsduur waarbinnen bij de vasts......
  • Uitspraak Nº 201607138/1/R6. Raad van State, 2017-05-17
    • Nederland
    • Council of State (Netherlands)
    • 17 Mayo 2017
    ...Chw verbindende kracht is ontzegd. 7.2. Naar aanleiding van de uitspraak van 3 februari 2016 en de uitspraak van 17 februari 2016, ECLI:NL:RVS:2016:399 is het Besluit uitvoering Chw gewijzigd, waarbij onder meer is beoogd het gebrek in artikel 7c te herstellen door de tijdsduur waarbinnen b......
  • Uitspraak Nº 201606653/1/R2. Raad van State, 2019-11-13
    • Nederland
    • Council of State (Netherlands)
    • 13 Noviembre 2019
    ...1.1. Het inpassings- en exploitatieplan "Logistiek Park Moerdijk" is vastgesteld nadat de Afdeling bij uitspraak van 17 februari 2016, ECLI:NL:RVS:2016:399, het (eerste) besluit van 6 februari 2015 tot vaststelling van het plan vernietigde. Dat plan voorzag in dezelfde ontwikkeling als het ......

VLEX uses login cookies to provide you with a better browsing experience. If you click on 'Accept' or continue browsing this site we consider that you accept our cookie policy. ACCEPT