Uitspraak Nº 201601015/1/R1. Raad van State, 2017-03-15

ECLIECLI:NL:RVS:2017:694
Docket Number201601015/1/R1
Date15 Marzo 2017
CourtCouncil of State (Netherlands)

201601015/1/R1.

Datum uitspraak: 15 maart 2017

AFDELING

BESTUURSRECHTSPRAAK

Uitspraak in het geding tussen:

1. IJsseloord 2 Projectontwikkeling B.V., gevestigd te Arnhem, (hierna: IJsseloord),

2. Bauhaus AG, zetelhoudende te Belp, Zwitserland, Bauhaus AG, zetelhoudende te Mannheim, Duitsland en Demp Projecten Arnhem B.V., gevestigd te Arnhem, (hierna tezamen en in enkelvoud: Bauhaus),

3. Van Neerbos Bouwmarkten B.V. en VNB Real Estate B.V., beide gevestigd te Vlaardingen, en [appellant sub 3A], wonend te Arnhem, (hierna: Neerbos en anderen);

4. Praxis Vastgoed B.V. en Praxis Doe-het-Zelf Center B.V., beide gevestigd te Amsterdam, (hierna tezamen en in enkelvoud: Praxis),

appellanten,

en

1. de raad van de gemeente Duiven,

2. het college van burgemeester en wethouders van Duiven,

verweerders.

Procesverloop

Bij besluit van 14 december 2015 heeft de raad het bestemmingsplan "Hornbach Duiven" vastgesteld.

Bij besluit van 15 december 2015 heeft het college een omgevingsvergunning verleend voor de nieuwbouw van een winkelvestiging met drive-in van de Hornbach op het perceel Nieuwgraaf 18 te Duiven.

Deze besluiten zijn gecoördineerd voorbereid en bekendgemaakt met toepassing van artikel 3.30 van de Wet ruimtelijke ordening (hierna: de Wro).

Tegen het besluit van de raad tot vaststelling van het bestemmingsplan en het besluit van het college tot het verlenen van de omgevingsvergunning hebben IJsseloord, Bauhaus, Praxis en Neerbos en anderen beroep ingesteld.

Het college en de raad hebben een verweerschrift ingediend.

De besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid Hornbach Real Estate Duiven B.V. heeft desgevraagd een schriftelijke uiteenzetting gegeven.

IJsseloord, Praxis, Bauhaus, Neerbos en anderen, het college en de raad hebben nadere stukken ingediend.

De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 28 september 2016, waar IJsseloord, vertegenwoordigd door mr. J. Molenaar, advocaat te Arnhem, en ir. W. de Wijs, Bauhaus, vertegenwoordigd door S. Özer, Neerbos en anderen, vertegenwoordigd door [gemachtigde] en bijgestaan door mr. M. Klijnstra, advocaat te Amsterdam, Praxis, vertegenwoordigd door mr. J.R. van Angeren, advocaat te Amsterdam, en de raad en het college, beide vertegenwoordigd door mr. N.P. Schoenmakers en ing. J. Venema, en bijgestaan door mr. P.C.M. Heinen, advocaat te Arnhem, mr. R.W.M. Mathijsen, drs. A.J.L. Mein, en ing. C. Nab, zijn verschenen. Voorts is Hornbach vertegenwoordigd door mr. J.P.F. Tijchon en G. van Heeren, en bijgestaan door mr. C.W. Kniestedt, advocaat te Amsterdam, als partij gehoord.

Overwegingen

De besluiten

1. Hornbach is voornemens om op het perceel Nieuwgraaf 18 - dat op het bedrijventerrein Centerpoort-Nieuwgraaf ligt - een bouwmarkt met een tuincentrum en drive-in te openen. Het bestemmingsplan voorziet derhalve op dit perceel bij recht in een bouwmarkt met een tuincentrum en drive-in. Voorts voorziet het bestemmingsplan in een uitweg en een wijziging van de bestemmingsgrens en het bouwvlak.

2. Om het bouwplan van Hornbach mogelijk te maken heeft het college een omgevingsvergunning verleend op grond van artikel 2.1, eerste lid, onder a en b, en artikel 2.2, eerste lid, onder e, van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (hierna: de Wabo).

3. IJsseloord, Bauhaus, Praxis en Neerbos en anderen zijn tegen de komst van een bouwmarkt en een tuincentrum ter plaatse. Hun beroep is daarom gericht tegen het plandeel met de bestemming "Bedrijventerrein" en de aanduiding "specifieke vorm van detailhandel - bouwmarkt en tuincentrum" alsmede tegen de omgevingsvergunning, voor zover daarmee is voorzien in een bouwmarkt en een tuincentrum.

Toetsingskader bestemmingsplan

4. Bij de vaststelling van een bestemmingsplan moet de raad bestemmingen aanwijzen en regels geven die de raad uit een oogpunt van een goede ruimtelijke ordening nodig acht. De raad heeft daarbij beleidsruimte en moet de betrokken belangen afwegen. De Afdeling beoordeelt aan de hand van de beroepsgronden of het besluit tot vaststelling van het bestemmingsplan in overeenstemming is met het recht. De Afdeling stelt niet zelf vast of het plan in overeenstemming is met een goede ruimtelijke ordening, maar beoordeelt aan de hand van die gronden of de raad zich in redelijkheid op het standpunt heeft kunnen stellen dat het plan strekt ten behoeve van een goede ruimtelijke ordening.

Intrekking

5. Ter zitting heeft de raad zijn verweer dat het beroep van Praxis, voor zover dat is ingesteld door Praxis Vastgoed B.V., niet-ontvankelijk is, ingetrokken.

6. Ter zitting heeft de raad zijn verweer dat Praxis artikel 8:69a van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: de awb) moet worden tegengeworpen in verband met het betoog omtrent de verkeersafwikkeling in en om het plangebied ingetrokken.

7. Ter zitting heeft Praxis het betoog dat bij de berekening van de verkeersgeneratie niet is gekeken naar de verkeersintensiteit in de weekenden ingetrokken.

Ontvankelijkheid

Bauhaus

8. De raad heeft ter zitting de ontvankelijkheid van het beroep van Bauhaus betwist, omdat zij volgens de raad niet langer een rechtstreeks belang heeft bij de bestreden besluiten.

8.1. Ingevolge artikel 8:1 van de Awb, in samenhang gelezen met artikel 8:6 van de Awb en artikel 2 van bijlage 2 bij de Awb, kan door een belanghebbende bij de Afdeling beroep worden ingesteld tegen een besluit omtrent vaststelling van een bestemmingsplan.

Ingevolge artikel 1:2, eerste lid, van de Awb wordt onder belanghebbende verstaan: degene wiens belang rechtstreeks bij een besluit is betrokken.

8.2. Over het concurrentiebelang van Bauhaus overweegt de Afdeling dat volgens vaste jurisprudentie (onder meer de uitspraak van de Afdeling van 7 maart 2007, ECLI:NL:RVS:2007BA0085), degene wiens concurrentiebelang rechtstreeks is betrokken bij een besluit, belanghebbende is. Bij bestemmingsplannen is het concurrentiebelang van een onderneming slechts rechtstreeks betrokken bij het besluit indien deze in hetzelfde verzorgingsgebied en marktsegment werkzaam is als de in het plan voorziene bedrijvigheid. Bauhaus betoogt terecht dat ook potentiële concurrenten als belanghebbende kunnen worden aangemerkt indien zij concrete plannen hebben en zijn begonnen met de uitvoering daarvan.

8.3. Niet in geschil is dat thans geen filiaal van Bauhaus in het verzorgingsgebied van de voorziene bouwmarkt met tuincentrum aanwezig is. Bauhaus heeft desgevraagd toegelicht dat zij op 25 februari 2014 het perceel Meander 20 op het bedrijventerrein IJsseloord 2 heeft aangekocht teneinde aldaar een filiaal van Bauhaus te vestigen en dat daartoe op 29 augustus 2014, met toepassing van een binnenplanse afwijkingsmogelijkheid, een omgevingsvergunning is verleend door het college van burgemeester en wethouders van Arnhem. Deze omgevingsvergunning is echter naar aanleiding van een aantal bezwaren, alsnog bij besluit van 13 juli 2015 geweigerd. Het beroep van Bauhaus tegen dit besluit is op 12 mei 2016 ongegrond verklaard. Bauhaus heeft desgevraagd toegelicht dat zij om haar moverende redenen (waaronder de vaststelling van het voorliggende bestemmingsplan) in deze beslissing van de rechtbank heeft berust en daartegen geen hoger beroep heeft ingesteld. Gelet hierop en nu niet is gebleken van andere concrete activiteiten waaruit kan worden afgeleid dat nog steeds het voornemen bestaat om op het perceel Meander 20 een Bauhaus te vestigen is de Afdeling van oordeel dat Bauhaus weliswaar belanghebbende was ten tijde van het instellen van het beroep, maar dat het belang van Bauhaus bij het beroep tegen de bestreden besluiten is komen te vervallen.

8.4. Voor zover Bauhaus, onder verwijzing naar haar correspondentie met IJsseloord, heeft aangevoerd dat zij ook om andere redenen een rechtstreeks belang bij de bestreden besluiten heeft, omdat zij overleg voert met IJsseloord omtrent de vestiging van een Bauhaus elders op het bedrijventerrein IJsseloord 2, overweegt de Afdeling dat het voeren van overleg een onvoldoende concreet en actueel belang met zich brengt om haar als belanghebbende in de zin van artikel 1:2, eerste lid, van de Awb aan te merken, nog daargelaten de omstandigheid dat dit overleg pas na afloop van de beroepstermijn is aangevangen. Voor zover Bauhaus in dit verband verwijst naar de uitspraak van de Afdeling van 4 februari 2015, ECLI:NL:RVS:2015:235, overweegt de Afdeling dat in die uitspraak reeds voorafgaand aan de vaststelling van het desbetreffende bestemmingsplan intentieovereenkomsten waren gesloten omtrent de aankoop en de ontwikkeling van gronden. Het betoog faalt.

8.5. Gelet op het voorgaande is het beroep van Bauhaus niet-ontvankelijk.

Goede procesorde

9. Ingevolge artikel 8:58, eerste lid, van de Awb kunnen partijen tot tien dagen voor de zitting nadere stukken indienen.

9.1. Ook na afloop van de beroepstermijn en indien die termijn is gegeven, na afloop van de termijn als bedoeld in artikel 6:6 van de Awb, kunnen, gelet op artikel 8:58 van de Awb, nadere argumenten, nadere gegevens of nadere stukken, ter onderbouwing van een eerdere beroepsgrond worden ingediend, tenzij dat in strijd is met een goede procesorde. Dat is het geval indien de nadere argumenten, nadere gegevens of nadere stukken verwijtbaar zodanig laat worden ingediend, dat de andere partijen worden belemmerd om daarop adequaat te reageren of de goede voortgang van de procedure daardoor anderszins wordt belemmerd. Vaststaat dat een nader stuk van Praxis op 15 september 2016 gelet op artikel 8:58, eerste lid, van de Awb tijdig bij de Afdeling is ingediend. Niet in geschil is dat dit nadere stuk van Praxis dient ter onderbouwing van eerdere beroepsgronden. Naar het oordeel van de Afdeling is de omvang van de bijlagen, behorend tot dit nadere stuk echter zodanig groot dat andere partijen daarop niet adequaat hebben kunnen reageren en dat het betrekken daarvan in de procedure bovendien de goede voortgang van de...

Om verder te lezen

PROBEER HET UIT
39 temas prácticos
  • Uitspraak Nº 201906841/1/R1. Raad van State, 2020-11-11
    • Nederland
    • 11 november 2020
    ...schending van: - artikel 3:11, eerste lid, van de Awb (uitspraken van 13 februari 2019, ECLI:NL:RVS:2019:295 (Arnhem), 15 maart 2017, ECLI:NL:RVS:2017:694 (Duiven) en 30 juli 2014, ECLI:NL:RVS:2014:2838 - artikel 3:12, eerste lid, van de Awb (uitspraak van 23 december 2015, ECLI:NL:RVS:2015......
  • Uitspraak Nº 201909351/1/R2. Raad van State, 2020-11-18
    • Nederland
    • 18 november 2020
    ...ontwikkelingsproject met inbegrip van de bouw van winkelcentra of parkeerterreinen." 11.2. In de uitspraak van 15 maart 2017, ECLI:NL:RVS:2017:694, heeft de Afdeling overwogen dat het antwoord op de vraag of sprake is van een (wijziging van een) stedelijk ontwikkelingsproject in de zin van ......
  • Uitspraak Nº 201809473/1/R1. Raad van State, 2019-10-02
    • Nederland
    • Council of State (Netherlands)
    • 2 oktober 2019
    ...het bestemmingsplan, overweegt de Afdeling als volgt. Zoals de Afdeling eerder heeft overwogen in haar uitspraak van 15 maart 2017, ECLI:NL:RVS:2017:694, kan de gestelde schending van artikel 3:11, eerste lid, van de Awb in het kader van de toepassing van het relativiteitsvereiste van artik......
  • Uitspraak Nº 201608869/1/R3. Raad van State, 2017-06-28
    • Nederland
    • Council of State (Netherlands)
    • 28 juni 2017
    ...3.1.6, tweede lid, van het Bro speelt immers geen rol bij de toepassing van deze afwijkingsbevoegdheid (uitspraken van 15 maart 2017, ECLI:NL:RVS:2017:694 (Duiven) en van 22 april 2015, ECLI:NL:RVS:2015:1224 (Den Haag)). Voorgaand planologisch regime: wijzigingsbevoegdheid / nieuwe regime: ......
  • Vraag een proefperiode aan om aanvullende resultaten te zien
39 sentencias
  • Uitspraak Nº 201906841/1/R1. Raad van State, 2020-11-11
    • Nederland
    • 11 november 2020
    ...schending van: - artikel 3:11, eerste lid, van de Awb (uitspraken van 13 februari 2019, ECLI:NL:RVS:2019:295 (Arnhem), 15 maart 2017, ECLI:NL:RVS:2017:694 (Duiven) en 30 juli 2014, ECLI:NL:RVS:2014:2838 - artikel 3:12, eerste lid, van de Awb (uitspraak van 23 december 2015, ECLI:NL:RVS:2015......
  • Uitspraak Nº 201909351/1/R2. Raad van State, 2020-11-18
    • Nederland
    • 18 november 2020
    ...ontwikkelingsproject met inbegrip van de bouw van winkelcentra of parkeerterreinen." 11.2. In de uitspraak van 15 maart 2017, ECLI:NL:RVS:2017:694, heeft de Afdeling overwogen dat het antwoord op de vraag of sprake is van een (wijziging van een) stedelijk ontwikkelingsproject in de zin van ......
  • Uitspraak Nº 201809473/1/R1. Raad van State, 2019-10-02
    • Nederland
    • Council of State (Netherlands)
    • 2 oktober 2019
    ...het bestemmingsplan, overweegt de Afdeling als volgt. Zoals de Afdeling eerder heeft overwogen in haar uitspraak van 15 maart 2017, ECLI:NL:RVS:2017:694, kan de gestelde schending van artikel 3:11, eerste lid, van de Awb in het kader van de toepassing van het relativiteitsvereiste van artik......
  • Uitspraak Nº ROE 20/2847. Rechtbank Limburg, 2020-12-08
    • Nederland
    • 8 december 2020
    ...omgevingsvergunning sprake is van, althans geanticipeerd wordt op een dergelijk project. 11.1. In de uitspraak van 15 maart 2017, ECLI:NL:RVS:2017:694, heeft de Afdeling overwogen dat het antwoord op de vraag of sprake is van een (wijziging van een) stedelijk ontwikkelingsproject in de zin ......
  • Vraag een proefperiode aan om aanvullende resultaten te zien

VLEX uses login cookies to provide you with a better browsing experience. If you click on 'Accept' or continue browsing this site we consider that you accept our cookie policy. ACCEPT