Uitspraak Nº 201705248/1/V6. Raad van State, 2018-04-18

ECLIECLI:NL:RVS:2018:1298
Docket Number201705248/1/V6
Date18 Abril 2018
CourtCouncil of State (Netherlands)

201705248/1/V6.

Datum uitspraak: 18 april 2018

AFDELING

BESTUURSRECHTSPRAAK

Uitspraak op het hoger beroep van:

[appellante], wonend te [woonplaats],

tegen de uitspraak van de rechtbank Amsterdam van 18 mei 2017 in zaak nr. 16/6059 in het geding tussen:

[appellante]

en

de staatssecretaris van Veiligheid en Justitie (thans: de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid).

Procesverloop

Bij besluit van 18 januari 2016 heeft de minister van Veiligheid en Justitie (hierna: de minister) het Nederlanderschap van [appellante] ingetrokken.

Bij besluit van 11 augustus 2016 heeft de minister het daartegen door [appellante] gemaakte bezwaar ongegrond verklaard.

Bij uitspraak van 18 mei 2017 heeft de rechtbank het daartegen door [appellante] ingestelde beroep ongegrond verklaard. Deze uitspraak is aangehecht.

Tegen deze uitspraak heeft [appellante] hoger beroep ingesteld.

De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 23 januari 2018, waar [appellante], bijgestaan door mr. A.M. van Melle, advocaat te Amsterdam, en de staatssecretaris, vertegenwoordigd door mr. J. Laros, zijn verschenen.

Overwegingen

1. Het wettelijk kader is opgenomen in de bijlage, die deel uitmaakt van deze uitspraak.

2. Onder de staatssecretaris wordt tevens verstaan: diens rechtsvoorgangers.

3. [appellante] heeft de Oekraïense nationaliteit. Aan haar is met ingang van 26 juli 2005 een verblijfsvergunning regulier voor bepaalde tijd, onder de beperking verblijf bij [partner], verleend. De geldigheidsduur van deze verblijfsvergunning is laatstelijk verlengd tot 26 juli 2016, nadat [appellante] daartoe op 5 juli 2011 een aanvraag had ingediend. [appellante] heeft op 14 maart 2011 een verzoek ingediend om haar het Nederlanderschap te verlenen (hierna: het verzoek). Dit verzoek is bij koninklijk besluit van 6 oktober 2011 ingewilligd.

De staatssecretaris heeft aan de intrekking van het Nederlanderschap ten grondslag gelegd dat [appellante], voordat op het verzoek werd beslist, niet heeft gemeld dat de relatie met [partner] feitelijk sinds 2009 was verbroken. Dat betekent dat zij vanaf dat moment niet meer voldeed aan de beperking waaronder de verblijfsvergunning aan haar was verleend. Dat zou, indien dat bekend zou zijn geweest, reden zijn geweest om de verblijfsvergunning in te trekken. Desondanks heeft [appellante] op 5 juli 2011 verzocht om verlenging van de geldigheidsduur van haar verblijfsvergunning. De staatssecretaris heeft zich op het standpunt gesteld dat [appellante] tijdens haar toelatingsprocedure en bij het verzoek onjuiste gegevens heeft verstrekt. Indien ten tijde van de aanvraag om verlenging van de geldigheidsduur van de verblijfsvergunning bekend zou zijn geweest dat de relatie met [partner] was verbroken, zou de geldigheidsduur van de verblijfsvergunning niet zijn verlengd en zou [appellante] niet hebben voldaan aan de voorwaarde voor naturalisatie, dat tegen haar verblijf voor onbepaalde tijd in Nederland geen bedenkingen bestonden. Aan haar zou dan nimmer het Nederlanderschap zijn verleend.

De staatssecretaris heeft zich in het besluit van 11 augustus 2016 voorts op het standpunt gesteld dat voor zover de intrekking van het Nederlanderschap leidt tot - mogelijk - verlies van rechten als burger van de Europese Unie (hierna: Unieburger), dit gevolg gerechtvaardigd is, gezien de aard en ernst van het verzwijgen van de feitelijke verbreking van de samenwoning met [partner] en derhalve van de feitelijke verbreking van de relatie met hem.

4. [appellante] betoogt in hoger beroep dat de rechtbank ten onrechte heeft overwogen dat de staatssecretaris zich in het besluit van 11 augustus 2016 deugdelijk gemotiveerd op het standpunt heeft gesteld dat het verlies...

Om verder te lezen

PROBEER HET UIT
5 temas prácticos
  • Uitspraak Nº 202003926/1/V6. Raad van State, 2021-03-31
    • Nederland
    • 31 maart 2021
    ...niet had kunnen intrekken. In dit verband wijst [appellant] ook op de uitspraak van de Afdeling van 18 april 2018, ECLI:NL:RVS:2018:1298. 5.1. De beroepsgronden van [appellant] over de status van zijn relatie met [partner A] en de toepassing van de Gezinsherenigingsrichtlijn gaan over de vr......
  • Uitspraak Nº 201806509/1/V6. Raad van State, 2019-04-24
    • Nederland
    • Council of State (Netherlands)
    • 24 april 2019
    ...mei 2017 heeft de rechtbank het daartegen door [appellante] ingestelde beroep ongegrond verklaard. Bij uitspraak van 18 april 2018, ECLI:NL:RVS:2018:1298, (hierna: de uitspraak van 18 april 2018) heeft de Afdeling het daartegen door [appellante] ingestelde hoger beroep gegrond verklaard, de......
  • Uitspraak Nº AWB - 18 _ 2353. Rechtbank Den Haag, 2019-01-24
    • Nederland
    • Rechtbank Den Haag (Neederland)
    • 24 januari 2019
    ...heeft gehandeld. Eiser beroept zich op een uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State van 18 april 2018 (ECLI:NL:RVS:2018:1298). Indien eiser ten tijde van de echtscheiding, de echtscheiding zou hebben doorgegeven, zou hij in aanmerking zijn gekomen voor een EU-docu......
  • Uitspraak Nº AWB - 18 _ 2025. Rechtbank Noord-Holland, 2019-03-05
    • Nederland
    • Rechtbank Noord-Holland (Neederland)
    • 5 maart 2019
    ...regulier in het kader van voortgezet verblijf, in welk verband hij wijst op de uitspraak van de Afdeling van 18 april 2018 (ECLI:NL:RVS:2018:1298). Verweerder heeft in reactie op dit betoog ter zitting verwezen naar zijn motivering, hiervoor opgenomen in rechtsoverweging 5.2, om van zijn be......
  • Vraag een proefperiode aan om aanvullende resultaten te zien
5 sentencias
  • Uitspraak Nº 202003926/1/V6. Raad van State, 2021-03-31
    • Nederland
    • 31 maart 2021
    ...niet had kunnen intrekken. In dit verband wijst [appellant] ook op de uitspraak van de Afdeling van 18 april 2018, ECLI:NL:RVS:2018:1298. 5.1. De beroepsgronden van [appellant] over de status van zijn relatie met [partner A] en de toepassing van de Gezinsherenigingsrichtlijn gaan over de vr......
  • Uitspraak Nº 201806509/1/V6. Raad van State, 2019-04-24
    • Nederland
    • Council of State (Netherlands)
    • 24 april 2019
    ...mei 2017 heeft de rechtbank het daartegen door [appellante] ingestelde beroep ongegrond verklaard. Bij uitspraak van 18 april 2018, ECLI:NL:RVS:2018:1298, (hierna: de uitspraak van 18 april 2018) heeft de Afdeling het daartegen door [appellante] ingestelde hoger beroep gegrond verklaard, de......
  • Uitspraak Nº AWB - 18 _ 2353. Rechtbank Den Haag, 2019-01-24
    • Nederland
    • Rechtbank Den Haag (Neederland)
    • 24 januari 2019
    ...heeft gehandeld. Eiser beroept zich op een uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State van 18 april 2018 (ECLI:NL:RVS:2018:1298). Indien eiser ten tijde van de echtscheiding, de echtscheiding zou hebben doorgegeven, zou hij in aanmerking zijn gekomen voor een EU-docu......
  • Uitspraak Nº AWB - 18 _ 2025. Rechtbank Noord-Holland, 2019-03-05
    • Nederland
    • Rechtbank Noord-Holland (Neederland)
    • 5 maart 2019
    ...regulier in het kader van voortgezet verblijf, in welk verband hij wijst op de uitspraak van de Afdeling van 18 april 2018 (ECLI:NL:RVS:2018:1298). Verweerder heeft in reactie op dit betoog ter zitting verwezen naar zijn motivering, hiervoor opgenomen in rechtsoverweging 5.2, om van zijn be......
  • Vraag een proefperiode aan om aanvullende resultaten te zien

VLEX uses login cookies to provide you with a better browsing experience. If you click on 'Accept' or continue browsing this site we consider that you accept our cookie policy. ACCEPT