Uitspraak Nº 201810036/1/A1. Raad van State, 2020-02-19

ECLIECLI:NL:RVS:2020:492
Docket Number201810036/1/A1
Date19 Febrero 2020
CourtCouncil of State (Netherlands)

201810036/1/A1.

Datum uitspraak: 19 februari 2020

AFDELING

BESTUURSRECHTSPRAAK

Uitspraak op het hoger beroep van:

[appellant] en anderen, allen wonend te Haarlem,

appellanten,

tegen de uitspraak van de rechtbank Noord-Holland van 14 november 2018 in zaken nrs. 17/3474 en 18/2806 in het geding tussen:

[appellant] en anderen

en

het college van burgemeester en wethouders van Haarlem.

Procesverloop

Bij onderscheiden besluiten van 17 januari 2017 heeft het college aan Plaza West Haarlem B.V. omgevingsvergunningen verleend voor het bouwen van 105 appartementen en een parkeerkelder (gebouw I Plaza West, hierna: gebouw I), het bouwen van 105 appartementen en een parkeerkelder (gebouw VI Plaza West, hierna: gebouw VI) en het bouwen van 96 appartementen, een commerciële ruimte en een parkeerkelder (gebouw V Plaza West, hierna: gebouw V) op het perceel plaatselijk bekend Menno Simonszweg te Haarlem (hierna: het perceel). De omgevingsvergunningen zijn verleend voor de activiteiten "bouwen" en "gebruik in strijd met het bestemmingsplan".

Bij besluit van 27 juni 2017 heeft het college het door [appellant] en anderen daartegen gemaakte bezwaar ongegrond verklaard.

Bij onderscheiden besluiten van 9 januari 2018 heeft het college voor gebouw I en gebouw VI gewijzigde omgevingsvergunningen afgegeven. Deze besluiten vervangen het besluit van 27 juni 2017 voor zover dat ziet op gebouw I en gebouw VI.

Bij besluit van 13 maart 2017 heeft het college aan Plaza West Haarlem B.V. omgevingsvergunning verleend voor het verbouwen en uitbreiden van het bestaande EKP-gebouw op het perceel Menno Simonszweg 208 en andere percelen (gebouw VIII Plaza West, hierna: gebouw VIII). De omgevingsvergunning is verleend voor de activiteiten "bouwen" en "gebruik in strijd met het bestemmingsplan".

Bij besluit van 13 februari 2018 heeft het college het door [appellant] en anderen daartegen gemaakte bezwaar ongegrond verklaard.

Bij uitspraak van 14 november 2018 heeft de rechtbank het door [appellant] en anderen ingestelde beroep, voor zover ingesteld door "omwonenden", tegen het besluit van 27 juni 2017 niet-ontvankelijk verklaard, het beroep van [appellant] en anderen tegen het besluit van 27 juni 2017, voor zover dat ziet op gebouw I en gebouw VI niet-ontvankelijk verklaard, het beroep van [appellant] en anderen tegen het besluit van 27 juni 2017, voor zover dat ziet op gebouw V en de onderscheiden besluiten van 9 januari 2018 gegrond verklaard voor zover het college [belanghebbende] ontvankelijk heeft geacht in bezwaar en de onderscheiden besluiten van 27 juni 2017 en 9 januari 2018 in zoverre vernietigd, het bezwaar van [belanghebbende] alsnog niet-ontvankelijk verklaard en bepaald dat deze uitspraak in de plaats treedt van het vernietigde deel van de onderscheiden besluiten van 27 juni 2017 en 9 januari 2018, het beroep van [appellant] en anderen tegen het besluit van 9 januari 2018 voor het overige ongegrond verklaard, het door [appellant] en anderen ingestelde beroep, voor zover ingesteld door omwonenden, tegen het besluit van 13 februari 2018 niet-ontvankelijk verklaard, het beroep van [appellant] en anderen tegen het besluit van 13 februari 2018 gegrond verklaard voor zover het college [belanghebbende] ontvankelijk heeft geacht in bezwaar en het besluit van 13 februari 2018 in zoverre vernietigd, het bezwaar van [belanghebbende] alsnog niet-ontvankelijk verklaard en bepaald dat deze uitspraak in de plaats treedt van het vernietigde deel van het besluit van 13 februari 2018 en het beroep van [appellant] en anderen tegen het besluit van 13 februari 2018 voor het overige ongegrond verklaard. Deze uitspraak is aangehecht.

Tegen deze uitspraak hebben [appellant] en anderen hoger beroep ingesteld.

Het college heeft een schriftelijke uiteenzetting gegeven.

[appellant] en anderen hebben een nader stuk ingediend.

De Afdeling heeft de zaak ter zitting gelijktijdig behandeld met zaak nr. 201809416/1/A1 op 22 januari 2020, waar [appellant] en anderen, vertegenwoordigd door [appellant], [appellant A] en [appellant B], en het college, vertegenwoordigd door ir. A.E.M. van de Reijt en mr. D.S.P. Roelands-Franssen, advocaat te Den Haag, zijn verschenen. Voorts is ter zitting Plaza West Haarlem B.V., vertegenwoordigd door [gemachtigde] en bijgestaan door mr. V.J. Leijh, advocaat te Amsterdam, als partij gehoord.

Overwegingen

Inleiding

1. Het project "Plaza West" voorziet in de herontwikkeling van het voormalige EKP-terrein in Haarlem. Met het project worden ongeveer 600 appartementen, uitbreiding van winkelruimte en parkeerkelders gerealiseerd. Voor de gebouwen waaruit het project bestaat, zijn afzonderlijke omgevingsvergunningen verleend.

In gebouw I zullen 105 appartementen en een parkeerkelder worden gerealiseerd. In gebouw V zullen 96 appartementen worden gerealiseerd, alsmede een commerciële ruimte en een parkeerkelder. In gebouw VI zullen 105 appartementen en een parkeerkelder worden gerealiseerd. Ten slotte wordt gebouw VIII uitgebreid en de daarin reeds aanwezige supermarkt wordt vergroot.

De bezwaren tegen de primaire besluiten voor de gebouwen I, V en VI zijn bij besluit van 27 juni 2017 ongegrond verklaard. Hangende het beroep bij de rechtbank zijn op 9 januari 2018 wijzigingen van de verleende omgevingsvergunningen voor de gebouwen I en VI vergund. Deze besluiten zijn door de rechtbank op grond van artikel 6:19 van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: de Awb) door de rechtbank bij de beoordeling van het beroep betrokken.

Hangende het bezwaar tegen de omgevingsvergunning voor gebouw VIII heeft Plaza West B.V. een gewijzigde aanvraag ingediend. Het college heeft de gewijzigde aanvraag bij het besluit op bezwaar van 13 februari 2018 betrokken en zich op het standpunt gesteld dat de gewijzigde aanvraag ziet op wijzigingen van ondergeschikte aard.

2. Aan de gronden waarop de projecten zijn voorzien, zijn op grond van het bestemmingsplan "Pijlslaan e.o." (hierna: het bestemmingsplan) de bestemmingen"Gemengd-6" en "Verkeer" toegekend.

Voor de gebouwen I, V en VI heeft het college er, door toepassing te geven aan de binnenplanse afwijkingsbevoegdheid zoals opgenomen in artikel 27, eerste lid, aanhef en onder c en d, van de planregels behorende bij het bestemmingsplan, in voorzien dat de bebouwingsgrens met maximaal 1,5 meter wordt overschreden ten behoeve van balkons en dat ten behoeve van technische voorzieningen op het dak de maximumbouwhoogte wordt overschreden.

Voor gebouw V heeft het college, door toepassing te geven aan de binnenplanse afwijkingsbevoegdheid zoals opgenomen in artikel 27, eerste lid, aanhef en onder a, van de planregels, mogelijk gemaakt dat ter plaatse waar bouwen maximaal tot een hoogte van 15 meter was toegestaan tot 16,5 meter hoogte wordt gebouwd.

Voor gebouw VIII heeft het college, door toepassing te geven aan de binnenplanse afwijkingsbevoegdheid zoals opgenomen in artikel 27, eerste lid, aanhef en onder a, van de planregels, mogelijk gemaakt dat ter plaatse waar bouwen was toegestaan tot maximaal een hoogte van 20 meter, tot maximaal 22 meter hoogte mag worden gebouwd. Verder heeft het college er met toepassing van het bepaalde in artikel 2.12, eerste lid, aanhef en onder a, ten tweede, van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (hierna: de Wabo), in samenhang bezien met het bepaalde in artikel 4, aanhef en onder 9, van Bijlage II bij het Besluit omgevingsrecht, na positief advies van de adviescommissie Ruimtelijke Kwaliteit, in voorzien dat op de al aanwezige bovenste verdieping die gebruikt werd voor bewoning nog een verdieping wordt geplaatst en dat beide verdiepingen voor bewoning gebruikt zullen worden, terwijl het bestemmingsplan alleen bewoning van de bovenste verdieping toestaat.

Het hoger beroep van [appellant] en anderen

Belang en ontvankelijkheid

Belanghebbendheid [belanghebbende]

3. [appellant] en anderen betogen dat de rechtbank ten onrechte heeft overwogen dat [belanghebbende] niet als belanghebbende kan worden aangemerkt bij besluiten van 17 januari 2017 en 13 maart 2017. Ter plaatse van de woning van [belanghebbende] treden ruimtelijke effecten op als gevolg van de activiteiten die de onderscheiden besluiten toestaan. Het gaat daarbij met name om gevolgen met betrekking tot geluid, ontsluiting en bereikbaarheid, die worden veroorzaakt door de toename van verkeer die voor haar woning ontstaat als gevolg van de realisatie van de bouwplannen, aldus [appellant] en anderen.

3.1. De Afdeling stelt vast dat niet in geschil is dat [belanghebbende] geen zicht heeft op de gebouwen I, V, VI en VIII en dat zij op een afstand van hemelsbreed 550 meter van deze gebouwen woont.

3.2. Zoals de Afdeling heeft overwogen in de uitspraak van 23 augustus 2017, ECLI:NL:RVS:2017:2271, geldt als uitgangspunt dat degene die rechtstreeks feitelijke gevolgen ondervindt van een activiteit die een besluit toestaat, in beginsel belanghebbende is bij dat besluit. Het criterium "gevolgen van enige betekenis" dat is vermeld in de uitspraak van de Afdeling van 16 maart 2016, ECLI:NL:RVS:2016:737, dient als correctie op dit uitgangspunt. Gevolgen van enige betekenis ontbreken indien de gevolgen wel zijn vast te stellen, maar de gevolgen van de activiteit voor de woon-, leef- of bedrijfssituatie van betrokkene dermate gering zijn dat een persoonlijk belang bij het besluit ontbreekt. Daarbij wordt acht geslagen op de factoren afstand tot, zicht op, planologische uitstraling van en milieugevolgen (onder andere geur, geluid, licht, trilling, emissie, risico) van de activiteit die het besluit toestaat, waarbij die factoren zo nodig in onderlinge samenhang worden bezien. Ook aard, intensiteit en frequentie van de feitelijke gevolgen kunnen van belang zijn.

3.3. [appellant] en anderen hebben zich op het standpunt gesteld dat [belanghebbende], ondanks de afstand tussen haar woning en de gebouwen en het ontbreken van enig zicht daarop, gevolgen van enige betekenis ondervindt als gevolg van de onderscheiden...

Om verder te lezen

PROBEER HET UIT
8 temas prácticos
  • Uitspraak Nº AWB 20/2837 en AWB 20/2839. Rechtbank Limburg, 2021-03-02
    • Nederland
    • 2 maart 2021
    ...bestuursrechtspraak van de Raad van State (hierna: de Afdeling) van 20 februari 2019 (ECLI:NL:RVS:2019:547) en 19 februari 2020 (ECLI:NL:RVS:2020:492). Het voorgaande betekent dat de voorzieningenrechter er bij de beoordeling van de vraag wie beroep heeft ingesteld vanuit gaat dat eiser de ......
  • Uitspraak Nº SGR 19/3198. Rechtbank Den Haag, 2020-11-10
    • Nederland
    • Rechtbank Den Haag (Neederland)
    • 10 november 2020
    ...de afwijking gediende belangen. De rechtbank verwijst bij wijze van voorbeeld naar de uitspraak van de Afdeling van 19 februari 2020, ECLI:NL:RVS:2020:492. De rechtbank overweegt dat het toestaan van het met het bestemmingsplan strijdige gebruik ervoor zorgt dat de enige toegangsweg naar he......
  • Uitspraak Nº ak_21_759. Rechtbank Overijssel, 2022-04-11
    • Nederland
    • Rechtbank Overijssel (Neederland)
    • 11 april 2022
    ...van het bestemmingsplan is toegestaan, blijven daarbij buiten beschouwing. Zie de uitspraak van de Afdeling van 19 februari 2020, ECLI:NL:RVS:2020:492, rechtsoverweging 6.2. De twee cabins liggen in een (natuur)gebied dat is opengesteld voor wandelaars en waarbij het bestemmingsplan extensi......
  • Uitspraak Nº ak_21_1586. Rechtbank Overijssel, 2022-04-11
    • Nederland
    • Rechtbank Overijssel (Neederland)
    • 11 april 2022
    ...van het bestemmingsplan is toegestaan, blijven daarbij buiten beschouwing. Zie de uitspraak van de Afdeling van 19 februari 2020, ECLI:NL:RVS:2020:492. In deze zaak is het gebruiken van de woning door vijf personen, mits zij samen één huishouden vormen, in overeenstemming met het bestemming......
  • Vraag een proefperiode aan om aanvullende resultaten te zien
8 sentencias
  • Uitspraak Nº AWB 20/2837 en AWB 20/2839. Rechtbank Limburg, 2021-03-02
    • Nederland
    • 2 maart 2021
    ...bestuursrechtspraak van de Raad van State (hierna: de Afdeling) van 20 februari 2019 (ECLI:NL:RVS:2019:547) en 19 februari 2020 (ECLI:NL:RVS:2020:492). Het voorgaande betekent dat de voorzieningenrechter er bij de beoordeling van de vraag wie beroep heeft ingesteld vanuit gaat dat eiser de ......
  • Uitspraak Nº SGR 19/3198. Rechtbank Den Haag, 2020-11-10
    • Nederland
    • Rechtbank Den Haag (Neederland)
    • 10 november 2020
    ...de afwijking gediende belangen. De rechtbank verwijst bij wijze van voorbeeld naar de uitspraak van de Afdeling van 19 februari 2020, ECLI:NL:RVS:2020:492. De rechtbank overweegt dat het toestaan van het met het bestemmingsplan strijdige gebruik ervoor zorgt dat de enige toegangsweg naar he......
  • Uitspraak Nº ak_21_759. Rechtbank Overijssel, 2022-04-11
    • Nederland
    • Rechtbank Overijssel (Neederland)
    • 11 april 2022
    ...van het bestemmingsplan is toegestaan, blijven daarbij buiten beschouwing. Zie de uitspraak van de Afdeling van 19 februari 2020, ECLI:NL:RVS:2020:492, rechtsoverweging 6.2. De twee cabins liggen in een (natuur)gebied dat is opengesteld voor wandelaars en waarbij het bestemmingsplan extensi......
  • Uitspraak Nº ak_21_1586. Rechtbank Overijssel, 2022-04-11
    • Nederland
    • Rechtbank Overijssel (Neederland)
    • 11 april 2022
    ...van het bestemmingsplan is toegestaan, blijven daarbij buiten beschouwing. Zie de uitspraak van de Afdeling van 19 februari 2020, ECLI:NL:RVS:2020:492. In deze zaak is het gebruiken van de woning door vijf personen, mits zij samen één huishouden vormen, in overeenstemming met het bestemming......
  • Vraag een proefperiode aan om aanvullende resultaten te zien

VLEX uses login cookies to provide you with a better browsing experience. If you click on 'Accept' or continue browsing this site we consider that you accept our cookie policy. ACCEPT