Wet militaire strafrechtspraak
Abbreviated Label | WMSR |
Court | Veiligheid en Justitie |
Subject Matter | Staats- en bestuursrecht | Militair recht |
Geldend van 01-04-2020 t/m heden
Rijkswet van 14 juni 1990, houdende nieuwe regels inzake de militaire strafrechtspraak
Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.
Allen, die deze zullen zien of horen lezen, saluut! doen te weten:
Alzo Wij in overweging genomen hebben, dat het wenselijk is nieuwe voorschriften te geven inzake de organisatie van de militaire strafrechtspraak, alsmede enige bepalingen inzake de daarbij plaatsvindende wijze van strafvordering;
Zo is het, dat Wij, de Raad van State van het Koninkrijk gehoord, en met gemeen overleg der Staten-Generaal, de bepalingen van het Statuut voor het Koninkrijk in acht genomen zijnde, hebben goedgevonden en verstaan, gelijk Wij goedvinden en verstaan bij deze:
1 De zowel in deze rijkswet als in het Wetboek van Militair Strafrecht voorkomende uitdrukkingen hebben in beide dezelfde betekenis met dien verstande dat in deze rijkswet onder militairen niet worden begrepen militairen die Gouverneur, minister, staatssecretaris, lid van de Staten van Aruba, Curaçao of Sint Maarten of lid van de Staten-Generaal zijn. Artikel 61 van het Wetboek van Militair Strafrecht is van toepassing.
-
2 In deze rijkswet wordt verstaan onder:
a. Wetboek van Strafvordering: het Wetboek van Strafvordering van het Europese deel van Nederland;
b. Wetboek van Strafrecht: het Wetboek van Strafrecht van het Europese deel van Nederland;
c. Gemeenschappelijk Hof van Justitie: het Gemeenschappelijk Hof van Justitie van Aruba, Curaçao en Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba;
d. Gerechten in eerste aanleg: het Gerecht in eerste aanleg van Aruba, het Gerecht in eerste aanleg van Curaçao, het Gerecht in eerste aanleg van Sint Maarten en het Gerecht in eerste aanleg van Bonaire, Sint Eustatius en Saba;
e. Militaire kamers: de kamers, bedoeld in de artikelen 49 en 55 van de Wet op de rechterlijke organisatie.
3 Het Wetboek van Strafvordering is van toepassing, tenzij daarvan in deze rijkswet wordt afgeweken.
1 Onverminderd de artikelen 10 en 17 en behoudens de uitzonderingen bij de wet gemaakt, berust de bevoegdheid tot kennisneming in eerste aanleg van strafbare feiten, begaan door militairen en door hen die ten aanzien van zodanige feiten bij of krachtens de wet met Nederlandse militairen zijn gelijkgesteld, bij de rechtbank Gelderland.
2 Zaken betreffende strafbare feiten als bedoeld in artikel 382 van het Wetboek van Strafvordering worden behandeld en beslist door de militaire kantonrechter van de rechtbank Gelderland. De overige zaken worden behandeld en beslist door de militaire kamers van de rechtbank Gelderland.
-
3 In tijd van oorlog is het tweede lid niet van toepassing en nemen de militaire kamers van de rechtbank Gelderland, onverminderd het eerste lid, in eerste aanleg kennis van:
1°. strafbare feiten begaan door militairen, door hen die ten aanzien van zodanige feiten bij of krachtens de wet met Nederlandse militairen zijn gelijkgesteld en door hen die binnen de Nederlandse krijgsmacht een bij koninklijk besluit aan te wijzen vitale functie vervullen;
2°. strafbare feiten begaan door hen die buiten het grondgebied van het Koninkrijk deel uitmaken van de Nederlandse krijgsmacht;
3°. strafbare feiten begaan door personen als bedoeld onder 4 van onderdeel A van artikel 4 van het Verdrag van Genève, betreffende de behandeling van krijgsgevangenen van 12 augustus 1949 (Trb. 1951, nr. 74) voor zover die personen de Nederlandse krijgsmacht volgen buiten het grondgebied van het Koninkrijk;
4°. strafbare feiten door wie ook begaan in door de Nederlandse krijgsmacht bezet gebied, voorzover kennisneming daarvan in overeenstemming is met de regels door het volkenrecht erkend.
4 De rechtsmacht van de rechtbank Gelderland strekt zich eveneens uit over de strafbare feiten, omschreven in de Wet op de economische delicten. In afwijking van artikel 38, tweede volzin, van de Wet op de economische delicten worden deze zaken behandeld en beslist door de militaire kamers van de rechtbank Gelderland.
5 Artikel 45, tweede lid, van de Wet op de rechterlijke organisatie is van toepassing.
6 Onder oorlog als bedoeld in het derde lid wordt mede verstaan: een gewapend conflict dat niet als oorlog kan worden aangemerkt en waarbij het Koninkrijk is betrokken, hetzij ter individuele of collectieve zelfverdediging, hetzij tot herstel van internationale vrede en veiligheid.
1 Het rechtsgebied van de rechtbank Gelderland is met betrekking tot de in artikel 2 omschreven rechtsmacht onbegrensd, doch strekt zich niet uit over het rechtsgebied van enig ander bij of krachtens deze rijkswet aangewezen gerecht, tot de uitoefening van de in artikel 2 omschreven rechtsmacht bevoegd.
2 De militaire kamers van de rechtbank Gelderland kunnen zitting houden buiten de zittingsplaatsen van de rechtbank.
1 De ingevolge de voorgaande artikelen toegekende bevoegdheden lijden uitzondering in het geval van deelneming aan strafbare feiten van iemand die niet valt onder de rechtsmacht, in artikel 2 omschreven.
2 In dat geval vindt vervolging bij voorkeur plaats voor de rechter in Nederland, tot kennisneming van door de deelnemer begane feiten bevoegd.
-
3 Vervolging vindt in elk geval steeds plaats bij de militaire kamers van de rechtbank Gelderland, indien:
a. het betreft een feit strafbaar gesteld in het Wetboek van Militair Strafrecht, in welk geval artikel 6 van het Wetboek van Strafvordering niet van toepassing is;
b. ten aanzien van de deelnemers geen vervolging wordt ingesteld, van verdere vervolging wordt afgezien of berechting door de kinderrechter plaatsvindt.
[Vervallen per 01-07-2013]
1 De militaire leden, bedoeld in artikel 55, tweede lid, van de Wet op de rechterlijke organisatie worden op voordracht van Onze Minister van Justitie en Veiligheid, in overeenstemming met Onze Minister van Defensie, bij koninklijk besluit benoemd.
2 Om te kunnen worden benoemd tot militair lid, moet men militair zijn en voldoen aan de bij of krachtens artikel 5 van de Wet rechtspositie rechterlijke ambtenaren gestelde beroepsvereisten en niet behoren tot de Koninklijke marechaussee.
3 De militaire leden worden voor de tijd van vier jaren benoemd. Zij zijn bij hun aftreden tweemaal herbenoembaar. Het militaire lid wordt op eigen verzoek bij koninklijk besluit ontslagen. Indien het militair lid niet meer voldoet aan een van de eisen, genoemd in het tweede lid, heeft dit van rechtswege ontslag als militair lid tot gevolg.
4 Op de militaire leden zijn de artikelen 4, 5g, 46c tot en met 46g, 46i met uitzondering van het eerste lid, onderdeel c, 46j, 46l, 46m, 46o en 46p van de Wet rechtspositie rechterlijke ambtenaren van overeenkomstige toepassing.
5 De militaire leden genieten vergoeding voor reis- en verblijfkosten volgens bij algemene maatregel van Rijksbestuur te stellen regelen.
6 Alles wat de wijze van eedsaflegging, het kostuum van de militaire leden alsmede de werkwijze van de militaire kamers aangaat, wordt geregeld bij algemene maatregel van Rijksbestuur.
[Vervallen per 01-07-2013]
1 De militaire kamer van het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden is bevoegd tot het oordeel in hoger beroep over de daarvoor vatbare vonnissen van de militaire kamers van de rechtbank Gelderland.
2 De militaire kamer van het gerechtshof kan zitting houden buiten de zittingsplaatsen van het gerechtshof.
1 De militaire leden, bedoeld in artikel 68, tweede lid, van de Wet op de rechterlijke organisatie worden op voordracht van Onze Minister van Justitie en Veiligheid, in overeenstemming met Onze Minister van Defensie bij koninklijk besluit benoemd.
2 Tot militair lid wordt slechts benoemd een militair die voldoet aan de bij of krachtens artikel 5 van de Wet rechtspositie rechterlijke ambtenaren gestelde beroepsvereisten, die ten minste de rang van kapitein ter zee of kolonel bekleedt en die niet behoort tot de Koninklijke marechaussee.
3 Aan militairen met de rang van kapitein ter zee of kolonel wordt als militair lid de titulaire rang van commandeur, brigade-generaal of commodore toegekend.
4 Artikel 6, derde, vierde, vijfde en zesde lid, is van overeenkomstige toepassing.
1 Bij koninklijk besluit kunnen op voordracht van Onze Ministers van Justitie en Veiligheid en van Defensie, in het gebied waarvoor een uitzonderingstoestand is afgekondigd, of voor de berechting buiten het Koninkrijk een of meer mobiele rechtbanken worden ingesteld.
2 Bij koninklijk besluit kan worden bepaald dat een daarbij aan te wijzen militaire autoriteit in het...
Om verder te lezen
PROBEER HET UIT