Wet van 8 maart 2017 tot wijziging van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering, de Invorderingswet 1990 en enkele andere wetten in verband met een vereenvoudiging van de beslagvrije voet (Wet vereenvoudiging beslagvrije voet)

Wet van 8 maart 2017 tot wijziging van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering, de Invorderingswet 1990 en enkele andere wetten in verband met een vereenvoudiging van de beslagvrije voet (Wet vereenvoudiging beslagvrije voet)

Wij Willem-Alexander, bij de gratie Gods, Koning der Nederlanden, Prins van Oranje-Nassau, enz. enz. enz. Allen die deze zullen zien of horen lezen, saluut! doen te weten:Alzo Wij in overweging genomen hebben, dat het wenselijk is te komen tot een vereenvoudiging van de vaststelling van de beslagvrije voet; Zo is het dat Wij, de Afdeling advisering van de Raad van State gehoord, en met gemeen overleg der Staten-Generaal, hebben goedgevonden en verstaan, gelijk Wij goedvinden en verstaan bij deze:

ARTIKEL I WETBOEK VAN BURGERLIJKE RECHTSVORDERING

Het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering wordt als volgt gewijzigd:AIn artikel 475, vierde lid, wordt «gegevens» vervangen door: gegeven.BIn artikel 475a wordt onder vernummering van het derde tot het vierde lid na het tweede lid een lid ingevoegd, luidende: 3. Het beslag strekt zich niet uit tot onkostenvergoedingen, tenzij deze als fiscaal loon van de schuldenaar worden beschouwd. CNa artikel 475a wordt een artikel ingevoegd, luidende:

Artikel 475

ab.

In de artikelen 475d, 475da, 475e, 475ga, 475gb, 475i en 478 wordt verstaan onder:alleenstaande:

alleenstaande als bedoeld in artikel 4, eerste lid, onderdeel a, van de Participatiewet;alleenstaande ouder:

alleenstaande ouder als bedoeld in artikel 4, eerste lid, onderdeel b, van de Participatiewet;basisregistratie personen:

basisregistratie personen als bedoeld in artikel 1.2 van de Wet basisregistratie personen;echtgenoot:

echtgenoot als bedoeld in artikel 3 van de Participatiewet;belastbaar inkomen:

gezamenlijk bedrag van de belastbare winst uit onderneming, het belastbare loon, het belastbare resultaat uit overige werkzaamheden, de belastbare periodieke uitkeringen en verstrekkingen en de belastbare inkomsten uit eigen woning, bedoeld in artikel 3.1, tweede lid, onderdelen a tot en met e, van de Wet inkomstenbelasting 2001; gehuwd:

gehuwd als bedoeld in artikel 3 van de Participatiewet;coördinerende deurwaarder:

deurwaarder die op grond van artikel 478 bevoegd is tot inning;kind:

ten laste komend kind als bedoeld in artikel 4, eerste lid, onderdeel e, van de Participatiewet;leefsituatie:

leefsituatie als bedoeld in artikel 475da, eerste lid;woonkosten:

door de schuldenaar verschuldigde rekenhuur als bedoeld in artikel 5 van de Wet op de huurtoeslag, dan wel de door de schuldenaar maandelijks verschuldigde hypotheekrente, erfpacht en, tot ten hoogste 0,057% van de WOZ-waarde, de maandelijkse overige kosten. DArtikel 475b wordt als volgt gewijzigd:1. Het tweede lid vervalt. 2. Onder vernummering van het derde lid tot tweede lid komt het tweede lid (nieuw) te luiden: 2. Beslag op een vordering tot nabetaling is niet verder geldig dan indien de betaling gedurende het beslag tijdig was gedaan. Beslag op een vordering tot betaling van vakantiebijslag is niet verder geldig dan indien de vakantiebijslag gelijk met de periodieke inkomsten was betaald. EArtikel 475c komt te luiden:

Artikel 475

c.

  1. Een beslagvrije voet is verbonden aan vorderingen tot periodieke betaling van: a. uitkeringen op grond van de Participatiewet; b. uitkeringen op grond van overige sociale zekerheidswetten, uitgezonderd kinderbijslag onder welke benaming ook; c. uitkeringen of buitengewone pensioenen op grond van een wettelijke regeling voor oorlogsgetroffenen; d. bezoldiging als bedoeld in artikel 115 van de Ambtenarenwet met uitzondering van die bedragen waarop de ambtenaar of gewezen ambtenaar niet periodiek aanspraak heeft; e. loon; f. uitkeringen uit levens-, invaliditeits-, ongevallen- of ziekengeldverzekering; g. pensioen en lijfrente, waaronder mede worden verstaan uitkeringen ten laste van een lijfrenterekening of ten laste van de waarde van een lijfrentebeleggingsrecht als bedoeld in artikel 3.126a, vierde en zesde lid, van de Wet inkomstenbelasting 2001; h. inkomstenbelasting begrepen in een voorlopige teruggaaf als bedoeld in artikel 13, tweede lid, van de Algemene wet inzake rijksbelastingen; i. uitkeringen tot levensonderhoud, verschuldigd krachtens Boek 1 van het Burgerlijk Wetboek, of tot vergoeding van schade door het derven van levensonderhoud; j. een tegemoetkoming als bedoeld in artikel 2, eerste lid, onderdeel h, van de Algemene wet inkomensafhankelijke regelingen, met uitzondering van de kinderopvangtoeslag, bedoeld in artikel 1.5 van de Wet kinderopvang en kwaliteitseisen peuterspeelzalen. 2. De beslaglegger legt beslag op de vorderingen tot periodieke betaling, bedoeld in het eerste lid, in de volgorde van de onderdelen in dit lid. Indien sprake is van meerdere vorderingen tot periodieke betaling binnen een onderdeel gaat de hoogste vordering voor. 3. In afwijking van het tweede lid kan de beslaglegger beslag leggen op een vordering tot periodieke betaling die later is opgenomen in de volgorde van de onderdelen in het eerste lid, indien hij ter invordering van zijn vordering tot aan de vastgestelde beslagvrije voet bij deze periodieke betaling kan volstaan met een beslag onder één derde en hij bij toepassing van het tweede lid genoodzaakt is onder meerdere derden beslag te leggen. 4. Indien reeds beslag ligt op een andere vordering tot periodieke betaling houdt de beslaglegger die het latere beslag legt bij de vaststelling van de hoogte van de beslagvrije voet rekening met dit beslag. 5. Bij meerdere beslagen op vorderingen tot periodieke betaling als bedoeld in het tweede lid, onderdelen a tot en met i, wordt de beslagvrije voet omgeslagen in verhouding tot de hoogte van deze betalingen voor zover toepassing van het tweede lid een opvolgend beslaglegger verplicht tot een beslag op een andere vordering dan de vordering waarop reeds beslag is gelegd. 6. Een beslag dat in strijd met het tweede of derde lid wordt gelegd, kan binnen drie jaar na het leggen van het beslag worden vernietigd door de schuldenaar of door een andere beslaglegger. 7. Een derde-beslagene die een betaling heeft gedaan aan een deurwaarder die in strijd met artikel 475c, tweede of derde lid, een executoriaal beslag heeft gelegd dat is vernietigd, heeft niettemin bevrijdend betaald. FArtikel 475d komt te luiden:

Artikel 475

d.

  1. Voor de vaststelling van de beslagvrije voet wordt gebruik gemaakt van het belastbaar inkomen van de schuldenaar in de laatste maand waarover op het moment van het leggen van het beslag bij de deurwaarder gegevens bekend zijn met betrekking tot de bronnen van inkomsten. Indien dit belastbaar inkomen vanwege een incidentele betaling of maandelijkse schommelingen geen reële afspiegeling is van het belastbaar inkomen van de schuldenaar, wordt gebruik gemaakt van het belastbaar inkomen in de maand voorafgaand aan de maand, bedoeld in de vorige zin, onderscheidenlijk het gemiddeld belastbaar inkomen over de laatste drie maanden. Indien de schuldenaar gehuwd is, wordt bij de vaststelling eveneens gebruik gemaakt van het belastbaar inkomen van de echtgenoot van de schuldenaar. De tweede volzin is in dat geval van overeenkomstige toepassing. 2. De vaststelling van de beslagvrije voet geldt voor de duur van twaalf maanden. Bij algemene maatregel van bestuur kan voor bepaalde categorieën periodieke betalingen een kortere termijn worden bepaald. 3. De deurwaarder of, in geval van samenloop van beslagen als bedoeld in artikel 478 de coördinerende deurwaarder, stelt de beslagvrije voet opnieuw vast, indien: a. de termijn, bedoeld in het tweede lid, verstrijkt; b. hij met redenen omkleed wordt geïnformeerd over een structurele wijziging van omstandigheden die van belang is voor de vaststelling van de beslagvrije voet. 4. De deurwaarder of, in geval van samenloop van beslagen als bedoeld in artikel 478 de coördinerende deurwaarder, is bevoegd de beslagvrije voet opnieuw vast te stellen indien hij op andere wijze dan bedoeld in het derde lid, onderdeel b, bekend raakt met feiten of omstandigheden die van invloed kunnen zijn op de hoogte van de beslagvrije voet. 5. Indien toepassing van het derde of vierde lid leidt tot een verhoging van de beslagvrije voet, past de deurwaarder of, in geval van samenloop van beslagen als bedoeld in artikel 478 de coördinerende deurwaarder, deze verhoging onverwijld toe vanaf het moment dat de verplichting tot het opnieuw vaststellen van de beslagvrije voet is ontstaan, onderscheidenlijk vanaf het moment dat hij bekend is geraakt met de feiten of omstandigheden die van invloed zijn op de hoogte van de beslagvrije voet. 6. De beslagvrije voet wordt vastgesteld op basis van maandbedragen. GNa artikel 475d worden twee artikelen ingevoegd, luidende:

Artikel 475

da.

  1. De beslagvrije voet bedraagt ten hoogste: a. voor een alleenstaande: € 1.486,37; b. voor een alleenstaande ouder: € 1.623,45; c. voor gehuwden zonder kinderen: € 1.956,90; d. voor gehuwden met een of...

Om verder te lezen

PROBEER HET UIT

VLEX uses login cookies to provide you with a better browsing experience. If you click on 'Accept' or continue browsing this site we consider that you accept our cookie policy. ACCEPT