Besluit van 20 december 2023 tot wijziging van enige uitvoeringsbesluiten op het gebied van de belastingen en enige andere besluiten (Eindejaarsbesluit 2023)

Besluit van 20 december 2023 tot wijziging van enige uitvoeringsbesluiten op het gebied van de belastingen en enige andere besluiten (Eindejaarsbesluit 2023)

Wij Willem-Alexander, bij de gratie Gods, Koning der Nederlanden, Prins van Oranje-Nassau, enz. enz. enz. Op de voordracht van de Staatssecretaris van Financiën van 15 december 2023, nr. 2023-0000276082;Gelet op de artikelen 3.54, 3.127, 4.14b, 4.21, 7.6 en 7.8 van de Wet inkomstenbelasting 2001, de artikelen 31a, 33 en 34 van de Wet op de loonbelasting 1964, de artikelen 15 en 28 van de Wet op de vennootschapsbelasting 1969, de artikelen 67 en 75 van de Successiewet 1956, artikel 15 van de Wet op belastingen van rechtsverkeer, de artikelen 15 en 15a van de Wet op de belasting van personenauto’s en motorrijwielen 1992, de artikelen 23a en 24a van de Wet op motorrijtuigenbelasting 1994, de artikelen 59, 60, 60a, 60b en 67 van de Wet belastingen op milieugrondslag, artikel 37h van de Wet waardering onroerende zaken, artikel 2a van de Wet op de accijns, de artikelen 30hb en 70 van de Algemene wet inzake rijksbelastingen, de artikelen 28 en 29 van de Invorderingswet 1990, de artikelen 27 en 29 van de Algemene wet inkomensafhankelijke regelingen en de artikelen 8.89, 8.95, 8.109, 8.115a van de Belastingwet BES; De Afdeling advisering van de Raad van State gehoord (advies van 6 december 2023, nr. W06.23.00347/III); Gezien het nader rapport van de Staatssecretaris van Financiën van 13 december 2023, nr. 2023-0000275988; Hebben goedgevonden en verstaan:

ARTIKEL I

Het Uitvoeringsbesluit inkomstenbelasting 2001 wordt als volgt gewijzigd:A.In artikel 1, eerste lid, wordt na «3.127,» ingevoegd «4.14b, 4.21,».B.Artikel 12a wordt als volgt gewijzigd:1. Onder verlettering van onderdeel d tot f worden twee onderdelen ingevoegd, luidende: d. de Landelijke beëindigingsregeling veehouderijlocaties voor stikstofreductie; e. de Landelijke beëindigingsregeling veehouderijlocaties met piekbelasting;. 2. Onderdeel f (nieuw) wordt als volgt gewijzigd: a. De aanhef komt te luiden: f. de volgende provinciale regelingen die in overeenstemming zijn met Verordening (EU) 2022/2472 van de Commissie van 14 december 2022 waarbij bepaalde categorieën steun in de landbouw- en de bosbouwsector en in plattelandsgebieden op grond van de artikelen 107 en 108 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie met de interne markt verenigbaar worden verklaard (PbEU 2022, L 327):. b. Subonderdeel 1° komt te luiden: 1°. wat betreft de provincie Utrecht: de Subsidieregeling Agenda Vitaal Platteland provincie Utrecht, artikel 2.2 Verplaatsing grondgebonden agrarische bedrijven in het kader van het NNN, en de Subsidieregeling verplaatsing en beëindiging veehouderijen Utrecht, artikel 1.2 Subsidiabele activiteiten en prestatie;. c. Subonderdeel 2° komt te luiden: 2°. wat betreft de provincie Gelderland: de Regels Subsidieverlening Gelderland 2023, paragraaf 2.4 Verplaatsing landbouwbedrijfsgebouwen ten behoeve van het Gelders Natuurnetwerk;. d. Aan subonderdeel 2° wordt toegevoegd «en paragraaf 2.28 Verplaatsing veehouderij». e. Subonderdeel 3° komt te luiden: 3°. wat betreft de provincie Overijssel: het Uitvoeringsbesluit subsidies Overijssel 2022, paragraaf 4.9 Verplaatsing landbouwbedrijfsgebouwen;. f. In subonderdeel 4° wordt «Friesland» vervangen door «Fryslân» en wordt «2021» vervangen door «2023». g. In subonderdeel 5° vervalt «Beleidsregel Verplaatsing Grondgebonden Agrarische Bedrijven Provincie Groningen (provinciaal blad 2013, nr. 56);». h. Subonderdeel 6° vervalt, onder vervanging van de puntkomma aan het slot van onderdeel 5° door een punt. C.In artikel 15, tweede lid, wordt «de artikelen 38q of 38r» vervangen door «artikel 38r» en wordt «artikel 10a.25» vervangen door «artikel 10a.25, tweede lid,». D.In artikel 15, tweede lid, wordt «artikel 10a.25, tweede lid,» vervangen door «artikel 10a.25».E.In hoofdstuk 4 worden voor artikel 15a twee artikelen ingevoegd, luidende:

Artikel 15

bis Vaststelling gezamenlijk maximumbedrag bij aanvang partnerschap.

Indien het partnerschap in de loop van het kalenderjaar is aangevangen, wordt het gezamenlijke maximumbedrag, bedoeld in artikel 4.14a, derde lid, tweede zin, van de wet, gesteld op het bedrag genoemd in artikel 4.14a, tweede lid, van de wet, vermeerderd met de bedragen die bij de belastingplichtige of zijn partner over een eerdere periode in aanmerking zijn genomen als fictief regulier voordeel als bedoeld in artikel 4.14a, eerste lid, van de wet. Indien de belastingplichtige of zijn partner in het kalenderjaar waarin het partnerschap aanvangt eerder een partnerschap heeft gehad, is voor de toepassing van de eerste zin artikel 15ter van overeenkomstige toepassing.

Artikel 15

ter Vaststelling individueel maximumbedrag bij einde partnerschap.

  1. Indien het partnerschap in het kalenderjaar is geëindigd, wordt met ingang van dat kalenderjaar het gedeelte van het gezamenlijke maximumbedrag, bedoeld in artikel 4.14a, derde lid, tweede zin, van de wet, dat meer bedraagt dan het bedrag genoemd in artikel 4.14a, tweede lid, van de wet in het jaar voorafgaand aan het kalenderjaar waarin het partnerschap is geëindigd, gelijkelijk verdeeld tussen de belastingplichtige en zijn gewezen partner. De eerste zin is niet van toepassing indien, de belastingplichtige dan wel de gewezen partner direct na beëindiging van het partnerschap geen aanmerkelijk belang heeft als bedoeld in afdeling 4.3 van de wet. In dat geval wordt bedoeld gedeelte van het maximumbedrag toebedeeld aan degene die na beëindiging van het partnerschap wel een aanmerkelijk belang heeft. 2. In afwijking van het eerste lid kan een andere onderlinge verdeling worden gekozen, indien de belastingplichtige en zijn gewezen partner of de belastingplichtige en de erfgenamen van zijn gewezen partner bij het doen van aangifte van de belastingplichtige en van de gewezen partner over het kalenderjaar waarin het partnerschap eindigt kiezen voor partnerschap als bedoeld in artikel 2.17, zevende lid, van de wet. 3. Indien de belastingplichtige en zijn gewezen partner kiezen voor partnerschap als bedoeld in artikel 2.17, zevende lid, van de wet, worden de belastingplichtige en zijn gewezen partner ook voor de toepassing van artikel 4.14a van de wet, geacht het gehele kalenderjaar elkaars partner te zijn geweest. 4. Indien het partnerschap eindigt door emigratie van de belastingplichtige of van zijn partner kan in afwijking van het eerste en tweede lid, indien de belastingplichtige en zijn gewezen partner daar schriftelijk om verzoeken, een andere onderlinge verdeling worden gekozen. F.Artikel 15a wordt als volgt gewijzigd:1. Het eerste lid wordt als volgt gewijzigd: a. Onderdeel a komt te luiden: a. het bedrag waarvoor krachtens artikel 25, achtste lid, van de Invorderingswet 1990 nog uitstel van betaling loopt voor bedoelde conserverende belastingaanslag voor zover dit uitstel toerekenbaar is aan de aandelen of winstbewijzen die de belastingplichtige verkrijgt, vermenigvuldigd met: 1°. het quotiënt van 100% en het in de vierde kolom van de in artikel 2.12 van de wet opgenomen tabel als eerste vermelde percentage, voor zover het bedrag waarvoor nog uitstel van betaling loopt niet meer bedraagt dan het in de eerste en tweede kolom van die tabel vermelde bedrag; en 2°. het quotiënt van 100% en het in de vierde kolom van die tabel als tweede vermelde percentage, voor zover het bedrag waarvoor nog uitstel van betaling loopt meer bedraagt dan het in de eerste en tweede kolom van die tabel vermelde bedrag;. b. Onderdeel b komt te luiden: b. het bedrag waarvoor krachtens artikel 25, achtste lid, onderdeel b, van de Invorderingswet 1990 het uitstel van betaling is beëindigd voor bedoelde conserverende belastingaanslag, voor zover de beëindiging toerekenbaar is aan de aandelen of winstbewijzen die de belastingplichtige verkrijgt, vermenigvuldigd met: 1°. het quotiënt van 100% en het in de vierde kolom van de in artikel 2.12 van de wet opgenomen tabel als eerste vermelde percentage, voor zover het bedrag waarvoor het uitstel van betaling is beëindigd niet meer bedraagt dan het in de eerste en tweede kolom van die tabel vermelde bedrag; en 2°. het quotiënt van 100% en het in de vierde kolom van die tabel als tweede vermelde percentage, voor zover het bedrag waarvoor het uitstel van betaling is beëindigd meer bedraagt dan het in de eerste en tweede kolom van die tabel vermelde bedrag;. c. Onderdeel c komt te luiden: c. het bedrag waarvoor krachtens artikel 26, vierde lid, van de Invorderingswet 1990 de kwijtschelding van belasting is verleend op bedoelde conserverende belastingaanslag, voor zover de kwijtschelding toerekenbaar is aan de aandelen of winstbewijzen die de belastingplichtige verkrijgt, vermenigvuldigd met: 1°. het quotiënt van 100% en het in de vierde kolom van de in artikel 2.12 van de wet opgenomen tabel als eerste vermelde percentage, voor zover het bedrag waarvoor de kwijtschelding is verleend niet meer bedraagt dan het in de eerste en tweede kolom van die tabel vermelde bedrag; en 2°. het quotiënt van 100% en het in de vierde kolom van die tabel als tweede vermelde percentage, voor zover het bedrag waarvoor de kwijtschelding is verleend meer bedraagt dan het in de eerste en tweede kolom van die tabel vermelde bedrag; en. 2. Het tweede lid wordt als volgt gewijzigd: a. Onderdeel a komt te luiden: a. het bedrag waarvoor krachtens artikel 25, achtste lid, van de Invorderingswet 1990 nog uitstel van betaling loopt voor bedoelde conserverende belastingaanslagen voor zover dit uitstel toerekenbaar is aan de aandelen of winstbewijzen die de belastingplichtige verkrijgt, vermenigvuldigd met: 1°. het quotiënt van 100% en het in de vierde kolom van de...

Om verder te lezen

PROBEER HET UIT

VLEX uses login cookies to provide you with a better browsing experience. If you click on 'Accept' or continue browsing this site we consider that you accept our cookie policy. ACCEPT