Besluit van 23 december 2010 tot wijziging van enige fiscale uitvoeringsbesluiten

Besluit van 23 december 2010 tot wijziging van enige fiscale uitvoeringsbesluiten

Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.Op de voordracht van de Staatssecretaris van Financiën van 19 november 2010, nr. DB 2010/244 M;Gelet op de artikelen 2.5, 3.11, 5.20, 7.6, 9.2 en 10.8 van de Wet inkomstenbelasting 2001, de artikelen 31a, 33 en 34 van de Wet op de loonbelasting 1964, de artikelen 15, tiende lid, en 29 van de Wet op de vennootschapsbelasting 1969, artikel 21, achtste en negende lid, van de Successiewet 1956, de artikelen 37, eerste lid, 38 en 53 van de Algemene wet inzake rijksbelastingen, artikel 46 van de Algemene wet inkomensafhankelijke regelingen, de artikelen 11, eerste lid, en 12, vijfde lid, van de Wet op de omzetbelasting 1968, de artikelen 1:4, eerste lid, en 3:1 van de Algemene douanewet, de artikelen 14a, eerste en tweede lid en 15, eerste lid, van de Wet op de belasting van personenauto’s en motorrijwielen 1992, artikel 72, eerste lid, van de Wet op de motorrijtuigenbelasting 1994, de artikelen 2a, eerste, derde en vijfde lid, 56, derde lid, 65, eerste lid, 70, eerste lid, 71, eerste lid, 71f, derde lid, 71g, eerste lid, 80, eerste lid, 89, eerste lid, en 91, derde lid, van de Wet op de accijns, de artikelen 3, derde lid, 32, eerste lid, en 33, eerste lid, van de Wet op de verbruiksbelastingen van alcoholvrije dranken en van enkele andere produkten en de artikelen 88a en 88b van de Wet belastingen op milieugrondslag; De Afdeling advisering van de Raad van State gehoord (advies van 10 december 2010, nr. W06.10.0534/III);Gezien het nader rapport van de Staatssecretaris van Financiën van 20 december 2010, DB/2010/299 M;Hebben goedgevonden en verstaan:

ARTIKEL I

Het Uitvoeringsbesluit inkomstenbelasting 2001 wordt als volgt gewijzigd:A.Artikel 9 wordt als volgt gewijzigd: 1. In het eerste lid wordt «het gemiddelde van de rendementsgrondslag buiten Nederland aan het begin van het jaar (begindatum) en aan het einde van het jaar (einddatum) staat tot het gemiddelde van de rendementsgrondslag aan het begin en aan het einde van het jaar» vervangen door: de rendementsgrondslag buiten Nederland aan het begin van het jaar (peildatum) staat tot de rendementsgrondslag op de peildatum. 2. Het vijfde lid vervalt. B. In artikel 11 wordt «hoofdstuk 3» telkens vervangen door «hoofdstuk 4A». Voorts wordt «het Uitvoeringsbesluit loonbelasting 2001» vervangen door: het Uitvoeringsbesluit loonbelasting 1965. C. In artikel 12, vierde lid, wordt «een persoon als bedoeld in artikel 3.63, vierde lid, van de wet» vervangen door: een persoon als bedoeld in artikel 3.63, vierde of vijfde lid, van de wet. D. In artikel 17a, vierde lid, wordt «bedraagt de leegwaarderatio 60%» vervangen door: wordt voor de toepassing van het eerste en het tweede lid de WOZ-waarde van die woning verlaagd met een bedrag van € 20 000. E. In artikel 17b, worden twee volzinnen toegevoegd, luidende: In afwijking van de eerste volzin wordt het deel van een erfpachtcanon dat kan worden toegerekend aan een verhuurde woning als bedoeld in artikel 17a, vierde lid, gesteld op het twintigvoud van het jaarlijkse bedrag. De toerekening van de erfpachtcanon, bedoeld in de vorige volzin, geschiedt naar rato van de, met inachtneming van artikel 17a, vierde lid, berekende, WOZ-waarden van de te onderscheiden zelfstandige onderdelen van het gebouwd eigendom waarop de erfpachtcanon betrekking heeft. F.Artikel 21 komt te luiden:

Artikel 21

Belastbaar inkomen uit aanmerkelijk belang; aanpassing verkrijgingsprijs aanmerkelijk belang.

  1. Indien op grond van artikel 26, vierde lid, van de Invorderingswet 1990 aan een belastingplichtige ter zake van geconserveerd inkomen uit tot een aanmerkelijk belang behorende aandelen of winstbewijzen kwijtschelding van belasting is verleend wegens in Nederland verschuldigde dividend- of inkomstenbelasting ter zake van nadien genoten reguliere voordelen uit die aandelen of winstbewijzen, wordt ten aanzien van hem de in artikel 7.6 van de wet bedoelde verkrijgingsprijs van deze aandelen of winstbewijzen verminderd met een bedrag gelijk aan het bedrag van die reguliere voordelen. 2. Indien op grond van artikel 26, vijfde lid, aanhef en onderdeel a, van de Invorderingswet 1990 aan een belastingplichtige ter zake van geconserveerd inkomen uit tot een aanmerkelijk belang behorende aandelen of winstbewijzen kwijtschelding van belasting zal worden verleend wegens een vervreemding van tot dat belang behorende aandelen of winstbewijzen tegen een lagere waarde dan waarvan is uitgegaan voor de bepaling van dat geconserveerd inkomen, wordt ten aanzien van hem de in artikel 7.6 van de wet bedoelde verkrijgingsprijs van deze vervreemde aandelen of winstbewijzen verminderd met een bedrag gelijk aan vier maal het bedrag dat zal worden kwijtgescholden aan belasting. 3. Indien op grond van artikel 26, tweede lid, van de Invorderingswet 1990 aan een belastingplichtige ter zake van geconserveerd inkomen uit tot een aanmerkelijk belang behorende aandelen of winstbewijzen kwijtschelding van belasting is verleend wegens het verstrijken van de termijn bedoeld in dat lid, wordt ten aanzien van hem de in artikel 7.6 van de wet bedoelde verkrijgingsprijs van die aandelen of winstbewijzen verminderd met: a. ingeval geen kwijtschelding van belasting is verleend wegens genoten reguliere voordelen op die aandelen of winstbewijzen: een bedrag gelijk aan vier maal het bedrag dat is kwijtgescholden aan belasting voor zover die kwijtschelding toerekenbaar is aan bedoelde aandelen of winstbewijzen; b. ingeval wel kwijtschelding van belasting is verleend wegens genoten reguliere voordelen op die aandelen of winstbewijzen: een bedrag gelijk aan het verschil tussen vier maal het bedrag dat zou zijn kwijtgescholden indien onderdeel a toepassing zou hebben gevonden en de eerdere vermindering van de verkrijgingsprijs ingevolge de kwijtschelding wegens de genoten reguliere voordelen op de bedoelde aandelen of winstbewijzen. 4. Indien ter zake van de vervreemding van tot een aanmerkelijk belang behorende aandelen of winstbewijzen aan de belastingplichtige ten aanzien van de overdrager een conserverende aanslag is opgelegd en met betrekking tot die aanslag krachtens artikel 26, vierde lid, van de Invorderingswet 1990 kwijtschelding van belasting is verleend wegens in Nederland verschuldigde dividend- of inkomstenbelasting ter zake van nadien door de belastingplichtige genoten reguliere voordelen uit die aandelen of winstbewijzen, wordt ten aanzien van de belastingplichtige de in artikel 7.6 van de wet bedoelde verkrijgingsprijs van deze aandelen of winstbewijzen verminderd met een bedrag gelijk aan het bedrag van die reguliere voordelen. 5. Indien ter zake van de vervreemding van tot een aanmerkelijk belang behorende aandelen of winstbewijzen aan de belastingplichtige ten aanzien van de overdrager een conserverende aanslag is opgelegd en met betrekking tot die aanslag krachtens artikel 26, vijfde lid, aanhef en onderdeel a, van de Invorderingswet 1990 kwijtschelding van belasting zal worden verleend wegens een vervreemding van tot dat belang behorende aandelen of winstbewijzen door de belastingplichtige tegen een lagere waarde dan waarvan is uitgegaan voor die conserverende aanslag, wordt ten aanzien van de belastingplichtige de in artikel 7.6 van de wet bedoelde verkrijgingsprijs van deze vervreemde aandelen of winstbewijzen verminderd met een bedrag gelijk aan vier maal het bedrag dat zal worden kwijtgescholden aan belasting. 6. Indien ter zake van de vervreemding van tot een aanmerkelijk belang behorende aandelen of winstbewijzen aan de belastingplichtige ten aanzien van de overdrager een conserverende aanslag is opgelegd en met betrekking tot die aanslag krachtens artikel 26, tweede lid, van de Invorderingswet 1990 kwijtschelding van belasting is verleend wegens het verstrijken van de termijn bedoeld in dat lid, wordt ten aanzien van de belastingplichtige de in artikel 7.6 van de wet bedoelde verkrijgingsprijs van die aandelen of winstbewijzen verminderd met: a. ingeval geen kwijtschelding van belasting is verleend wegens genoten reguliere voordelen op die aandelen of winstbewijzen: een bedrag gelijk aan vier maal het bedrag dat is kwijtgescholden aan belasting voor zover die kwijtschelding toerekenbaar is aan bedoelde aandelen of winstbewijzen; b. ingeval wel kwijtschelding van belasting is verleend wegens genoten reguliere voordelen op die aandelen of winstbewijzen: een bedrag gelijk aan het verschil tussen vier maal het bedrag dat zou zijn kwijtgescholden indien onderdeel a toepassing zou hebben gevonden en de eerdere vermindering van de verkrijgingsprijs ingevolge de kwijtschelding wegens de genoten reguliere voordelen op de bedoelde aandelen of winstbewijzen. 7. Het vierde tot en met zesde lid is ook van toepassing indien het betreft een kwijtschelding van een conserverende aanslag waarvan het uitstel van betaling krachtens artikel 25, achtste lid, onderdeel a, van de Invorderingswet 1990 is voortgezet bij de vervreemding aan de belastingplichtige. 8. Voor de toepassing van dit artikel wordt met artikel 26, tweede, vierde of vijfde lid, aanhef en onderdeel a, van de Invorderingswet 1990 gelijkgesteld artikel 26, derde lid, en artikel 26, tweede lid, van de Invorderingswet 1990 zoals deze artikelonderdelen achtereenvolgens luidden op 10 maart 2004, respectievelijk 31 december 2000. G. In artikel 21a wordt «Andorra, British Virgin Islands, Guernsey, Isle of Man, Jersey, Liechtenstein, Monaco, Nederlandse Antillen, San Marino, Turks and Caicos Islands en Zwitserland»...

Om verder te lezen

PROBEER HET UIT

VLEX uses login cookies to provide you with a better browsing experience. If you click on 'Accept' or continue browsing this site we consider that you accept our cookie policy. ACCEPT