Uitspraak Nº 15/00378. Hoge Raad, 2015-10-09

ECLIECLI:NL:HR:2015:3018
Docket Number15/00378
Date09 Octubre 2015

9 oktober 2015

Eerste Kamer

15/00378

LZ/EE

Hoge Raad der Nederlanden

Prejudiciële beslissing

in de zaak van:

[appellant] ,
wonende te [woonplaats] ,

APPELLANT in hoger beroep,

advocaat in de prejudiciële procedure:

mr. E.H. van Staden ten Brink,

t e g e n

DEXIA NEDERLAND B.V.,
gevestigd te Amsterdam,

GEÏNTIMEERDE in hoger beroep,

advocaten in de prejudiciële procedure:

mr. J. de Bie Leuveling Tjeenk en
mr. R.M. Hermans.

Partijen zullen hierna ook worden aangeduid als [appellant] en Dexia.

1 Het geding in feitelijke instanties

Voor het verloop van het geding in feitelijke instanties verwijst de Hoge Raad naar de navolgende stukken:

a. de vonnissen in de zaak 1097807 DX EXPL 09-422 van de kantonrechter te Amsterdam van 6 januari 2010 en 12 januari 2011;

b. de arresten in de zaak 200.089.046/01 van het gerechtshof Amsterdam van 4 november 2014 en 20 januari 2015.

De arresten van het hof zijn aan deze beslissing gehecht.

2 De prejudiciële procedure

Bij laatstgenoemd arrest heeft het hof op de voet van art. 392 Rv de volgende prejudiciële vragen aan de Hoge Raad gesteld:

1. “strekt de stuitende werking op de voet van art. 3:316 BW van een collectieve vordering in de zin van art. 3:305a BW zich uit tot de verjaring van de buitengerechtelijke bevoegdheid tot vernietiging van rechtshandelingen krachtens art. 1:89 BW?”

en bij een bevestigend antwoord op die vraag:

2. “ “leidt alsdan een buitengerechtelijke vernietigingsverklaring van voor het tijdstip waarop de in art. 3:316 lid 2 BW bedoelde termijn van zes maanden is verstreken tot hetzelfde rechtsgevolg als het instellen van een nieuwe eis in de zin van die bepaling?”

Na daartoe desgevraagd in de gelegenheid te zijn gesteld hebben de advocaten van partijen schriftelijke opmerkingen ingediend. Zij hebben vervolgens op elkaars opmerkingen gereageerd.

De conclusie van de plaatsvervangend Procureur-Generaal strekt tot bevestigende beantwoording van vraag 1 en ontkennende beantwoording van vraag 2.

De advocaten van partijen hebben ieder bij brief van 7 augustus 2015 op die conclusie gereageerd.

3 Beantwoording van de prejudiciële vragen
3.1

Bij de beantwoording van de prejudiciële vragen kan van het volgende worden uitgegaan.

( i) [appellant] is op 13 oktober 2000 met een rechtsvoorgangster van Dexia (hierna ook: Dexia) een effectenleaseovereenkomst aangegaan met een looptijd van 120 maanden en een leasesom van € 60.681,50.

(ii) [appellant] heeft op grond van de leaseovereenkomst in totaal € 13.484,68 aan maandtermijnen aan Dexia betaald en geen voordelen ontvangen. De leaseovereenkomst is geëindigd met een negatief saldo op de eindafrekening van Dexia van 21 juni 2006 ten bedrage van € 8.969,88.

(iii) [appellant] is gehuwd met [betrokkene 1] .

(iv) Bij dagvaarding van 13 maart 2003 hebben onder anderen de Stichting Eegalease en de Consumentenbond gevorderd voor recht te verklaren (vordering A): dat op de door Dexia aangeboden leaseovereenkomsten het bepaalde in de art. 1:88 en 1:89 BW van toepassing is en (vordering B): dat de leaseovereenkomsten die in de periode 29 januari 2000 tot en met 1 mei 2002 zonder toestemming van de echtgenoot of geregistreerd partner met Dexia zijn gesloten, vernietigd zijn, althans vernietigbaar zijn op grond van art. 1:89 BW (hierna samen: de collectieve actie).

( v) Bij vonnis van 25 augustus 2004 (ECLI:NL:RBAMS:2004:AQ7412) heeft de rechtbank Amsterdam vordering A toegewezen en vordering B afgewezen.

(vi) Gedurende het door Dexia tegen dit vonnis ingestelde hoger beroep is tussen Dexia en de betrokken belangenorganisaties – waaronder de Stichting Eegalease en de Consumentenbond – een schikking tot stand gekomen, die is neergelegd in een “Hoofdovereenkomst” van 23 juni 2005. Daarbij hebben de belangenorganisaties verklaard hun medewerking te zullen verlenen aan beëindiging en royement van alle onderwerpelijke procedures, waaronder de met de dagvaarding van 13 maart 2003 ingeleide procedure, en afstand te doen van alle in de betrokken procedures gepretendeerde rechten en/of vorderingen, waaronder de vorderingen A en B. Partijen hebben vervolgens – zoals voorzien in de Hoofdovereenkomst – een overeenkomst gesloten zoals bedoeld in art. 7:907 lid 1 BW (de WCAM-overeenkomst). Deze overeenkomst is bij beschikking van het gerechtshof Amsterdam van 25 januari 2007, ECLI:NL:GHAMS:2007:AZ7033, NJ 2007/427, verbindend verklaard. Het geheel van de hier bedoelde afspraken wordt aangeduid als de Duisenberg-regeling.

(vii) [appellant] heeft door een schriftelijke mededeling als bedoeld in art. 7:908 lid 2 BW tijdig laten weten niet gebonden te willen zijn aan de Duisenberg-regeling.

(viii) [betrokkene 1] heeft bij brief van 2 februari 2005 aan Dexia verklaard de leaseovereenkomst op de voet van art. 1:89 BW te vernietigen en aanspraak gemaakt op terugbetaling van hetgeen onder de leaseovereenkomst aan Dexia is betaald. Dexia heeft de vernietiging door [betrokkene 1] van de leaseovereenkomst niet aanvaard.

3.2.1

In dit geding heeft [appellant] gevorderd, voor zover thans van belang, te verklaren voor recht dat de leaseovereenkomst bij de brief van 2 februari 2005 door [betrokkene 1] rechtsgeldig is vernietigd en Dexia te veroordelen om al...

Om verder te lezen

PROBEER HET UIT
93 temas prácticos
  • Uitspraak Nº 200.191.713/01. Gerechtshof Amsterdam, 2017-06-16
    • Nederland
    • Gerechtshof Amsterdam (Nederland)
    • 16 juni 2017
    ...de verjaring kan worden gestuit op een wijze die niet onnodig belastend is. 8.20. De Hoge Raad heeft in het arrest van 9 oktober 2015 (ECLI:NL:HR:2015:3018) – eveneens naar aanleiding van een prejudiciële vraag – geoordeeld dat de belangen van individuele gerechtigden bij vernietiging van o......
  • Uitspraak Nº 200.266.128/01. Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, 2022-02-22
    • Nederland
    • Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden (Nederland)
    • 22 februari 2022
    ...verweerd en gesteld dat de vordering tot vernietiging is verjaard. 4.8. Zoals de Hoge Raad in zijn arrest van 9 oktober 2015 (ECLI:NL:HR:2015:3018) heeft geoordeeld is als gevolg van de op 13 maart 2003 ingestelde collectieve actie door onder meer de Stichting Eegalease de bevoegdheid van d......
  • Uitspraak Nº 200.137.565_01. Gerechtshof 's-Hertogenbosch, 2019-03-19
    • Nederland
    • Gerechtshof 's-Hertogenbosch (Nederland)
    • 19 maart 2019
    ...zich nog niet hebben kunnen uitlaten. Gelet daarop oordeelt het hof, voorlopig, als volgt. 3.7. In zijn arrest van 9 oktober 2005 (ECLI:NL:HR:2015:3018) heeft de Hoge Raad geoordeeld, samengevat, dat als gevolg van de op 13 maart 2003 door onder meer de Stichting Eegalease en de Consumenten......
  • Uitspraak Nº 200.234.357_01. Gerechtshof 's-Hertogenbosch, 2020-03-10
    • Nederland
    • Gerechtshof 's-Hertogenbosch (Nederland)
    • 10 maart 2020
    ...(HR 10 juli 2015, ECLI:NL:HR:2015:1866). 3.6. Het hof neemt voorts in aanmerking dat de Hoge Raad in zijn arrest van 9 oktober 2015 (ECLI:NL:HR:2015:3018) heeft geoordeeld dat als gevolg van de op 13 maart 2003 ingestelde collectieve actie door onder meer de Stichting Eegalease de bevoegdhe......
  • Vraag een proefperiode aan om aanvullende resultaten te zien
93 sentencias
  • Uitspraak Nº 200.191.713/01. Gerechtshof Amsterdam, 2017-06-16
    • Nederland
    • Gerechtshof Amsterdam (Nederland)
    • 16 juni 2017
    ...de verjaring kan worden gestuit op een wijze die niet onnodig belastend is. 8.20. De Hoge Raad heeft in het arrest van 9 oktober 2015 (ECLI:NL:HR:2015:3018) – eveneens naar aanleiding van een prejudiciële vraag – geoordeeld dat de belangen van individuele gerechtigden bij vernietiging van o......
  • Uitspraak Nº 200.266.128/01. Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, 2022-02-22
    • Nederland
    • Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden (Nederland)
    • 22 februari 2022
    ...verweerd en gesteld dat de vordering tot vernietiging is verjaard. 4.8. Zoals de Hoge Raad in zijn arrest van 9 oktober 2015 (ECLI:NL:HR:2015:3018) heeft geoordeeld is als gevolg van de op 13 maart 2003 ingestelde collectieve actie door onder meer de Stichting Eegalease de bevoegdheid van d......
  • Uitspraak Nº 200.137.565_01. Gerechtshof 's-Hertogenbosch, 2019-03-19
    • Nederland
    • Gerechtshof 's-Hertogenbosch (Nederland)
    • 19 maart 2019
    ...zich nog niet hebben kunnen uitlaten. Gelet daarop oordeelt het hof, voorlopig, als volgt. 3.7. In zijn arrest van 9 oktober 2005 (ECLI:NL:HR:2015:3018) heeft de Hoge Raad geoordeeld, samengevat, dat als gevolg van de op 13 maart 2003 door onder meer de Stichting Eegalease en de Consumenten......
  • Uitspraak Nº 200.234.357_01. Gerechtshof 's-Hertogenbosch, 2020-03-10
    • Nederland
    • Gerechtshof 's-Hertogenbosch (Nederland)
    • 10 maart 2020
    ...(HR 10 juli 2015, ECLI:NL:HR:2015:1866). 3.6. Het hof neemt voorts in aanmerking dat de Hoge Raad in zijn arrest van 9 oktober 2015 (ECLI:NL:HR:2015:3018) heeft geoordeeld dat als gevolg van de op 13 maart 2003 ingestelde collectieve actie door onder meer de Stichting Eegalease de bevoegdhe......
  • Vraag een proefperiode aan om aanvullende resultaten te zien

VLEX uses login cookies to provide you with a better browsing experience. If you click on 'Accept' or continue browsing this site we consider that you accept our cookie policy. ACCEPT