Uitspraak Nº 16/02155. Hoge Raad, 2018-03-20

ECLIECLI:NL:HR:2018:378
Docket Number16/02155
Date20 Marzo 2018

20 maart 2018

Strafkamer

nr. S 16/02155

APO/DAZ

Hoge Raad der Nederlanden

Arrest

op het beroep in cassatie tegen een arrest van het Gerechtshof 's-Hertogenbosch van 12 april 2016, nummer 20/001625-12, in de strafzaak tegen:

[verdachte] , geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1960.

1 Geding in cassatie

Het beroep is ingesteld door de verdachte. Namens deze heeft C.W. Noorduyn, advocaat te 's-Gravenhage, bij schriftuur middelen van cassatie voorgesteld. De schriftuur is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.

De Advocaat-Generaal G. Knigge heeft geconcludeerd tot vernietiging van het bestreden arrest, doch uitsluitend wat de strafoplegging betreft, tot vermindering van de straf en tot verwerping van het beroep voor het overige.

2 Beoordeling van het derde middel
2.1.

Het middel klaagt onder meer dat de bewezenverklaring van het onder 3 ten laste gelegde onvoldoende met redenen is omkleed, voor zover is bewezenverklaard dat alle in de bewezenverklaring genoemde (rechts)personen in de bewezenverklaarde periode deel uitmaakten van de in de tenlastelegging vermelde criminele organisatie.

2.2.1.

Overeenkomstig de tenlastelegging is ten laste van de verdachte onder 3 bewezenverklaard dat:

"hij in de periode van 1 juni 2002 t/m 30 juni 2006 in Nederland heeft deelgenomen aan een organisatie, te weten een groep van (rechts)personen, bestaande uit [A] B.V. en [B] B.V. en [C] B.V. en [D] B.V. en [betrokkene 1] en [betrokkene 2] en hem, verdachte, welke organisatie tot oogmerk had het plegen van misdrijven, namelijk valsheid in geschrift en/of faillissementsfraude en/of het opzettelijk niet dan wel het opzettelijk onjuist doen van belastingaangiften (omzetbelastingfraude)."

2.2.2.

Deze bewezenverklaring steunt op de volgende door de Rechtbank gebezigde en door het Hof overgenomen bewijsvoering:

- onder het opschrift "Feit 3":

"Criminele organisatie juridisch kader

Voor het bestaan van een criminele organisatie in de zin van artikel 140 van het Wetboek van Strafrecht blijken uit de geldende jurisprudentie de navolgende criteria.

Er moet sprake zijn van deelname aan een samenwerkingsverband van twee of meer personen met een zekere duurzaamheid en structuur en een bepaalde organisatiegraad, dat tot doel heeft het plegen van misdrijven. De eis dat zo'n organisatie gekenmerkt moet zijn door gemeenschappelijke regels en gemeenschappelijke doelstellingen waardoor een zekere druk op de individuele leden kan worden uitgeoefend, kan niet worden aangenomen.

De deelnemers aan zo'n organisatie dienen niet ieder voor zich, maar in het verband van deze organisatie te participeren en dus te behoren tot de organisatie, zonder dat vereist is dat zij met alle personen in de organisatie samenwerken. De deelnemers zullen in het kader van zo'n samenwerking niet slechts over en weer met elkaar te maken moeten hebben, maar zich primair tegenover die organisatie gebonden moeten achten.

Om iemand te kunnen aanmerken als deelnemer dient hij of zij tenminste een aandeel te hebben in dan wel ondersteuning te verlenen aan gedragingen die strekken tot of rechtstreeks verband houden met de verwezenlijking van het oogmerk van die organisatie. Naar het oordeel van de rechtbank kan daarbij niet elke bijdrage leiden tot het oordeel dat iemand deel uitmaakt van een criminele organisatie. De bijdrage dient een zekere duur en intensiteit te hebben. In dat verband is specifieke deelneming aan misdrijven waarop het oogmerk van de organisatie is gericht niet nodig, wel wetenschap in zijn algemeenheid. Daarbij is voorwaardelijk opzet niet voldoende. Wetenschap van één of verscheidene concrete misdrijven is niet vereist. Evenmin enige vorm van opzet op de door de organisatie beoogde concrete misdrijven. (HR 16 oktober 1990, NJ 1991, 442; HR 29 januari 1991, NJB 1991, nr. 50; HR 18 november 1997, NJ 1998, 225;HR 08 oktober 2002 NJ 2003, 64; HR 22 januari 2008 LJN BB7134; HR 22 februari 2010 LJN BR5193.)

Criminele organisatie algemeen.

Deelname aan de criminele organisatie wordt verweten aan de navolgende (rechts)personen: [A] , Stichting Administratiekantoor [E] , [betrokkene 2] , [B] BV, [betrokkene 3] , [C] , [verdachte] , [D] BV, [betrokkene 1] , [F] BV en [betrokkene 4] .

Hiervoor is weergegeven hoe volgens de FIOD de werkwijze van de organisatie zou zijn inzake de handel in vrachtwagens en de BTW-fraude die daarbij zou zijn gepleegd.

Wanneer de tenlastelegging wordt bekeken ten aanzien van de criminele organisatie, dan lijkt het verwijt dat alle bij dit feit genoemde personen gedurende de gehele periode bij de criminele organisatie zijn betrokken. Dit onderdeel is in tegenstelling tot andere ten laste gelegde feiten nagenoeg niet verfeitelijkt. Echter uit hetgeen wordt...

Om verder te lezen

PROBEER HET UIT
31 temas prácticos
  • Uitspraak Nº 20-000081-18. Gerechtshof 's-Hertogenbosch, 2019-03-11
    • Nederland
    • Gerechtshof 's-Hertogenbosch (Nederland)
    • 11 Marzo 2019
    ...zekere duurzaamheid en structuur tussen de verdachte en ten minste één ander persoon (vgl. ECLI:NL:HR:1993:AD1974 en HR 20 maart 2018, ECLI:NL:HR:2018:378). Het moet in ieder geval gaan om een duurzaam, min of meer gestructureerd samenwerkingsverband, dat als eenheid kan opereren (vgl. HR 2......
  • Uitspraak Nº 15/997504-14. Rechtbank Noord-Holland, 2019-05-08
    • Nederland
    • Rechtbank Noord-Holland (Neederland)
    • 8 Mayo 2019
    ...met een zekere duurzaamheid en structuur, tussen de verdachte en ten minste één andere persoon (HR 20 maart 2018, ECLI:NL:HR:2018:378). Zoals hiervoor is overwogen, zijn in de bedrijfsadministratie van [rechtspersoon 1] vele valse documenten aangetroffen die door zowel [rechtspersoon 1] , [......
  • Uitspraak Nº 08/960052-18 (LP) (P). Rechtbank Overijssel, 2022-04-26
    • Nederland
    • Rechtbank Overijssel (Neederland)
    • 26 Abril 2022
    ...wordt beoogd. Dat betekent dat er nog geen aanvang hoeft te zijn gemaakt met het daadwerkelijke plegen daarvan (vgl. HR 20 maart 2018, ECLI:NL:HR:2018:378, r.o. Ennetcom-data De rechtbank acht voor de beantwoording van de vraag of sprake is van een organisatie in de zin van artikel 140 Sr a......
  • Uitspraak Nº 16/108737-19 (P). Rechtbank Midden-Nederland, 2019-08-21
    • Nederland
    • Rechtbank Midden-Nederland (Neederland)
    • 21 Agosto 2019
    ...Verdachte moet in zijn algemeenheid weten dat de organisatie het plegen van misdrijven beoogt (zie onder meer Hoge Raad 20 maart 2018, ECLI:NL:HR:2018:378). 4.3.1.5.2. Beoordelingen van het ten laste gelegde Organisatie Aan de hand van de opgenomen bewijsmiddelen stelt de rechtbank vast dat......
  • Vraag een proefperiode aan om aanvullende resultaten te zien
31 sentencias
  • Uitspraak Nº 20-000081-18. Gerechtshof 's-Hertogenbosch, 2019-03-11
    • Nederland
    • Gerechtshof 's-Hertogenbosch (Nederland)
    • 11 Marzo 2019
    ...zekere duurzaamheid en structuur tussen de verdachte en ten minste één ander persoon (vgl. ECLI:NL:HR:1993:AD1974 en HR 20 maart 2018, ECLI:NL:HR:2018:378). Het moet in ieder geval gaan om een duurzaam, min of meer gestructureerd samenwerkingsverband, dat als eenheid kan opereren (vgl. HR 2......
  • Uitspraak Nº 15/997504-14. Rechtbank Noord-Holland, 2019-05-08
    • Nederland
    • Rechtbank Noord-Holland (Neederland)
    • 8 Mayo 2019
    ...met een zekere duurzaamheid en structuur, tussen de verdachte en ten minste één andere persoon (HR 20 maart 2018, ECLI:NL:HR:2018:378). Zoals hiervoor is overwogen, zijn in de bedrijfsadministratie van [rechtspersoon 1] vele valse documenten aangetroffen die door zowel [rechtspersoon 1] , [......
  • Uitspraak Nº 08/960052-18 (LP) (P). Rechtbank Overijssel, 2022-04-26
    • Nederland
    • Rechtbank Overijssel (Neederland)
    • 26 Abril 2022
    ...wordt beoogd. Dat betekent dat er nog geen aanvang hoeft te zijn gemaakt met het daadwerkelijke plegen daarvan (vgl. HR 20 maart 2018, ECLI:NL:HR:2018:378, r.o. Ennetcom-data De rechtbank acht voor de beantwoording van de vraag of sprake is van een organisatie in de zin van artikel 140 Sr a......
  • Uitspraak Nº 16/108737-19 (P). Rechtbank Midden-Nederland, 2019-08-21
    • Nederland
    • Rechtbank Midden-Nederland (Neederland)
    • 21 Agosto 2019
    ...Verdachte moet in zijn algemeenheid weten dat de organisatie het plegen van misdrijven beoogt (zie onder meer Hoge Raad 20 maart 2018, ECLI:NL:HR:2018:378). 4.3.1.5.2. Beoordelingen van het ten laste gelegde Organisatie Aan de hand van de opgenomen bewijsmiddelen stelt de rechtbank vast dat......
  • Vraag een proefperiode aan om aanvullende resultaten te zien

VLEX uses login cookies to provide you with a better browsing experience. If you click on 'Accept' or continue browsing this site we consider that you accept our cookie policy. ACCEPT