Uitspraak Nº 19/01978. Hoge Raad, 2020-02-21

ECLIECLI:NL:HR:2020:284
Docket Number19/01978
Date21 Febrero 2020

HOGE RAAD DER NEDERLANDEN

CIVIELE KAMER

Nummer 19/01978

Datum 21 februari 2020

BESCHIKKING

In de zaak van

[de werknemer],
wonende te [woonplaats],

EISER tot cassatie,

hierna: [de werknemer],

advocaat: M.J. van Basten Batenburg,

tegen

1. [verweerster 1] B.V.,
gevestigd te [vestigingsplaats],

2. [verweerster 2] B.V.,
gevestigd te [vestigingsplaats],

VERWEERSTERS in cassatie,

hierna: [de werkgever],

advocaat: M.A.J.G. Janssen.

1. Procesverloop

Voor het verloop van het geding in feitelijke instanties verwijst de Hoge Raad naar:

  1. de beschikking in de zaak 6596466 AZ VERZ 18-4 van de rechtbank Zeeland-West-Brabant van 16 april 2018;

  2. de beschikking in de zaak 200.242.837/01 van het gerechtshof 's-Hertogenbosch van 31 januari 2019.

[de werknemer] heeft tegen de beschikking van het hof beroep in cassatie ingesteld. Het cassatierekest is aan deze beschikking gehecht en maakt daarvan deel uit. [de werkgever] B.V. heeft verzocht het beroep te verwerpen.

De conclusie van de Advocaat-Generaal T. Hartlief strekt tot verwerping van het cassatieberoep.

De advocaat van [de werknemer] heeft schriftelijk op die conclusie gereageerd.

2 Uitgangspunten en feiten
2.1

Deze zaak gaat over de vraag of, indien een verzoek van de werkgever tot ontbinding van de arbeidsovereenkomst door de kantonrechter is toegewezen, de rechter in hoger beroep moet oordelen (i) aan de hand van de feiten en omstandigheden ten tijde van de beslissing van de kantonrechter (‘ex tunc’) of (ii) aan de hand van de feiten en omstandigheden ten tijde van de beslissing in hoger beroep (‘ex nunc’).

2.2

In cassatie kan van het volgende worden uitgegaan.

(i) [de werknemer], die is geboren in 1979, is op 1 juli 2011 in dienst getreden bij de rechtsvoorganger van [de werkgever] in de functie van manager financiële en juridische zaken.

(ii) In februari 2015 is [de werknemer] arbeidsongeschikt geraakt.

(iii) In de loop van de tijd zijn spanningen ontstaan tussen de bestuurder / aandeelhouder van [de werkgever] (hierna: de bestuurder) en [de werknemer]. In dat verband hebben twee mediationtrajecten plaatsgevonden. Deze hebben niet tot een oplossing geleid.

(iv) [de werknemer] heeft [de werkgever] in 2017 gedagvaard in kort geding en betaling van achterstallig loon en vakantiegeld gevorderd, alsmede toelating in de eigen functie in verband met de re-integratie dan wel tot re-integratie conform het advies van de arbeidsdeskundige. Bij vonnis van 28 juli 2017 zijn deze vorderingen afgewezen.

2.3.1

In de onderhavige procedure heeft [de werkgever] (op grond van art. 7:671b BW in verbinding met art. 7:669 lid 3, onderdeel g, BW) verzocht de arbeidsovereenkomst tussen partijen te ontbinden op grond van een verstoorde arbeidsverhouding, met toekenning van een transitievergoeding aan [de werknemer].

2.3.2

Bij beschikking van 16 april 2018 heeft de kantonrechter de arbeidsovereenkomst met ingang van 1 juni 2018 ontbonden en [de werkgever] veroordeeld tot betaling van een transitievergoeding. Hiertoe heeft de kantonrechter, kort gezegd, overwogen dat duidelijk is dat de arbeidsrelatie tussen [de werknemer] en de bestuurder verstoord is geraakt en dat een verdere vruchtbare samenwerking tussen hen niet meer is te verwachten, waardoor – ook gelet op de functie van [de werknemer], het geringe aantal personeelsleden dat op de vestiging werkzaam is en de twee vruchteloze mediationtrajecten – van [de werkgever] in redelijkheid niet kan worden gevergd de arbeidsovereenkomst te laten voortduren. Volgens de kantonrechter is het einde van de arbeidsovereenkomst niet het gevolg van ernstig verwijtbaar handelen of nalaten van [de werknemer].

2.3.3

In hoger beroep heeft [de werknemer] verzocht primair om de arbeidsovereenkomst te herstellen, subsidiair om toekenning van een billijke vergoeding en meer subsidiair om toekenning van een hogere transitievergoeding. [de werkgever] heeft in hoger beroep onder meer verzocht om [de werknemer] te veroordelen tot terugbetaling van de betaalde transitievergoeding.

2.3.4

Het hof heeft, voor zover in cassatie van belang, de beschikking van de kantonrechter vernietigd wat betreft het oordeel over de transitievergoeding. Het heeft bepaald dat [de werkgever] geen transitievergoeding verschuldigd is en [de werknemer] veroordeeld tot terugbetaling van de betaalde transitievergoeding. Voor het overige heeft het hof de beschikking bekrachtigd. Hiertoe heeft het hof als volgt overwogen. 1

Er is sprake van een zodanig verstoorde arbeidsverhouding dat van [de werkgever] in redelijkheid niet kan worden gevergd de arbeidsovereenkomst te laten voortduren. (rov. 3.5)

De verstandhouding tussen partijen is snel verslechterd en twee pogingen tot mediation zijn zonder succes gebleven. Partijen zijn in het kader van de re-integratie nauwelijks in staat om in gezamenlijk overleg afspraken te maken. (rov. 3.5.1) Dat een slechte persoonlijke verstandhouding tussen de bestuurder en [de werknemer] bestaat, althans wantrouwen van [de werknemer] jegens de bestuurder, blijkt ook uit de (toonzetting van de) correspondentie. (rov. 3.5.2)

In hoger beroep is komen...

Om verder te lezen

PROBEER HET UIT
15 temas prácticos
  • Uitspraak Nº 200.301.608_01. Gerechtshof 's-Hertogenbosch, 2022-06-23
    • Nederland
    • Gerechtshof 's-Hertogenbosch (Nederland)
    • 23 juni 2022
    ...het ontbindingsverzoek op de g-grond en in het verlengde daarvan de vraag of het verzoek verband houdt met ziekte (toetsing ex tunc; ECLI:NL:HR:2020:284). 3.9.4.3. Het hof neemt voorts in zijn beoordeling in aanmerking dat op 15 oktober 2020 al wel sprake was van een verstoorde verhouding (......
  • Uitspraak Nº 200.300.509. Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, 2022-03-15
    • Nederland
    • Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden (Nederland)
    • 15 maart 2022
    ...ten tijde van de beslissing van de kantonrechter (‘ex tunc’). Zie daarvoor de uitspraak van de Hoge Raad van 21 februari 2020 (ECLI:NL:HR:2020:284). Het hof moet toetsen of sprake is van een ernstig en duurzaam verstoorde arbeidsverhouding, waarvan herstel niet mogelijk is en waarbij herpla......
  • Uitspraak Nº 18/03869. Hoge Raad, 2020-02-21
    • Nederland
    • 21 februari 2020
    ...28 september 2018, ECLI:NL:HR:2018:1777, rov. 3.3.2; en HR 29 juni 2007, ECLI:NL:HR:2007:AZ4663, rov. 3.10. 18 In HR 21 februari 2020, ECLI:NL:HR:2020:284, speelt dezelfde vraag voor het geval waarin de kantonrechter het ontbindingsverzoek van de werkgever heeft toegewezen. 19 Kamerstukken ......
  • Uitspraak Nº 200.279.518/01. Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, 2020-10-07
    • Nederland
    • Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden (Nederland)
    • 7 oktober 2020
    ...J.A. Gimbrère, en is in tegenwoordigheid van de griffier in het openbaar uitgesproken op 7 oktober 2020. 1 vgl. HR 21 februari 2020, ECLI:NL:HR:2020:284 2 vgl. HR 16 februari 2018, ECLI:NL:HR:2018:220 ...
  • Vraag een proefperiode aan om aanvullende resultaten te zien
15 sentencias
  • Uitspraak Nº 200.301.608_01. Gerechtshof 's-Hertogenbosch, 2022-06-23
    • Nederland
    • Gerechtshof 's-Hertogenbosch (Nederland)
    • 23 juni 2022
    ...het ontbindingsverzoek op de g-grond en in het verlengde daarvan de vraag of het verzoek verband houdt met ziekte (toetsing ex tunc; ECLI:NL:HR:2020:284). 3.9.4.3. Het hof neemt voorts in zijn beoordeling in aanmerking dat op 15 oktober 2020 al wel sprake was van een verstoorde verhouding (......
  • Uitspraak Nº 200.300.509. Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, 2022-03-15
    • Nederland
    • Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden (Nederland)
    • 15 maart 2022
    ...ten tijde van de beslissing van de kantonrechter (‘ex tunc’). Zie daarvoor de uitspraak van de Hoge Raad van 21 februari 2020 (ECLI:NL:HR:2020:284). Het hof moet toetsen of sprake is van een ernstig en duurzaam verstoorde arbeidsverhouding, waarvan herstel niet mogelijk is en waarbij herpla......
  • Uitspraak Nº 18/03869. Hoge Raad, 2020-02-21
    • Nederland
    • 21 februari 2020
    ...28 september 2018, ECLI:NL:HR:2018:1777, rov. 3.3.2; en HR 29 juni 2007, ECLI:NL:HR:2007:AZ4663, rov. 3.10. 18 In HR 21 februari 2020, ECLI:NL:HR:2020:284, speelt dezelfde vraag voor het geval waarin de kantonrechter het ontbindingsverzoek van de werkgever heeft toegewezen. 19 Kamerstukken ......
  • Uitspraak Nº 200.279.518/01. Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, 2020-10-07
    • Nederland
    • Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden (Nederland)
    • 7 oktober 2020
    ...J.A. Gimbrère, en is in tegenwoordigheid van de griffier in het openbaar uitgesproken op 7 oktober 2020. 1 vgl. HR 21 februari 2020, ECLI:NL:HR:2020:284 2 vgl. HR 16 februari 2018, ECLI:NL:HR:2018:220 ...
  • Vraag een proefperiode aan om aanvullende resultaten te zien

VLEX uses login cookies to provide you with a better browsing experience. If you click on 'Accept' or continue browsing this site we consider that you accept our cookie policy. ACCEPT