Uitspraak Nº 201404344/1/R3. Raad van State, 2019-03-27

ECLIECLI:NL:RVS:2019:964
Date27 Marzo 2019
Docket Number201404344/1/R3
CourtCouncil of State (Netherlands)

201404344/1/R3.

Datum uitspraak: 27 maart 2019

AFDELING

BESTUURSRECHTSPRAAK

Uitspraak in het geding tussen:

het college van burgemeester en wethouders van Den Haag,

appellant,

en

het college van gedeputeerde staten van Zuid-Holland (hierna: het college),

verweerder.

Procesverloop

Bij besluit van 26 maart 2014 heeft het college van gedeputeerde staten de raad van de gemeente Den Haag een aanwijzing gegeven als bedoeld in artikel 3.8, zesde lid, van de Wet ruimtelijke ordening (hierna: Wro), ertoe strekkende dat de in het besluit aangeduide planonderdelen geen deel blijven uitmaken van het bestemmingsplan "Forepark-A4-A12", zoals door de raad bij besluit van 20 februari 2014 is vastgesteld.

Tegen dit besluit heeft het college van burgemeester en wethouders beroep ingesteld.

Het college heeft een verweerschrift ingediend.

Het college van burgemeester en wethouders heeft een nader stuk ingediend.

De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 16 april 2015, waar het college van burgemeester en wethouders, vertegenwoordigd door mr. R. Sakkee, vergezeld door drs. J.C.M. Stam en drs. H.J.P. Zijderveld, en het college, vertegenwoordigd door mr. I.T.F. Vermeulen, zijn verschenen.

Na het sluiten van het onderzoek ter zitting heeft de Afdeling het onderzoek heropend en partijen medegedeeld dat de onderhavige zaak wordt aangehouden in verband met de verwijzingsuitspraak van 13 januari 2016, ECLI:NL:RVS:2016:75, waarin de Afdeling het Hof van Justitie (hierna: het Hof) heeft verzocht bij wijze van prejudiciële beslissing uitspraak te doen op een aantal vragen over de Dienstenrichtlijn. Bij arrest van 30 januari 2018, Visser Vastgoed, ECLI:EU:C:2018:44, heeft het Hof deze vragen beantwoord.

De Afdeling heeft partijen in de gelegenheid gesteld hun zienswijze over het arrest naar voren te brengen. Het college van burgemeester en wethouders en het college hebben van deze gelegenheid gebruik gemaakt.

Het college en het college van burgemeester en wethouders hebben een nader stuk ingediend.

De Afdeling heeft de zaak opnieuw ter zitting behandeld op 4 oktober 2018, waar het college van burgemeester en wethouders, vertegenwoordigd door mr. J.H. Potter en drs. H.J.P. Zijderveld, en het college, vertegenwoordigd door mr. I.T.F. Vermeulen en W. Frielink MSc, zijn verschenen.

Overwegingen

Inleiding

1. Het bestemmingsplan "Forepark-A4-A12" vormt de planologisch-juridische regeling voor het bedrijventerrein Forepark en delen van de autosnelwegen A4 en A12. Het plan betreft een actualisatie van de voorheen geldende plannen en is conserverend van aard.

2. Het college heeft aan het bestreden besluit, kort weergegeven, ten grondslag gelegd dat de mogelijkheden die het plan bevat voor (perifere) detailhandel op een aantal punten niet voldoet aan artikel 9 van de Verordening ruimte van de provincie Zuid-Holland 2013 (hierna: de Verordening ruimte 2013), zoals die gold ten tijde van belang, en het provinciale beleid hierover, zoals neergelegd in de Provinciale Structuurvisie "Visie op Zuid-Holland".

Het bestreden besluit strekt ertoe dat de volgende onderdelen van de planregels geen deel blijven uitmaken van het plan:

- artikel 1, lid 1.64, onder a, b, c en d, voor zover het betreft de woorden "keukens, badkamers, vloerbedekking, parket, zonwering";

- artikel 1, lid 1.75, voor zover het betreft de woorden "sport- en spel- sportverzorgings- en fitnessartikelen";

- artikel 7, lid 7.1, onder e;

- artikel 7, lid 7.5, onder b;

- artikel 8, lid 8.1, onder b;

- artikel 8, lid 8.4 onder b, voor zover het betreft de zinsneden "stadiongerelateerde detailhandel" en "met dien verstande dat niet meer dan 950 m² mag worden gebruikt ten behoeve van stadiongerelateerde detailhandel";

- artikel 7, lid 7.1, onder g, de leestekens "(" en ")";

- artikel 9, lid 9.1, onder d.

3. Het college van burgemeester en wethouders keert zich tegen het bestreden besluit, behalve voor zover het artikel 1, lid 1.75, van de planregels betreft, en stelt primair dat artikel 9 van de Verordening ruimte 2013 onverbindend moet worden geacht of buiten toepassing moet worden gelaten vanwege strijd met de Dienstenrichtlijn.

Wettelijk kader

4. De relevante bepalingen van de Dienstenrichtlijn, de Wro en de Verordening ruimte 2013, alsmede de relevante planregelingen, zijn opgenomen in een bijlage die deel uitmaakt van deze uitspraak.

Verordening ruimte 2013

5. Het college van burgemeester en wethouders betoogt dat de brancheringsregeling van artikel 9 van de Verordening ruimte 2013 een territoriale beperking is in de zin van artikel 15, tweede lid, onder a, van de Dienstenrichtlijn. Deze beperking is volgens hem in strijd met artikel 14, aanhef en onder 5, alsmede artikel 15, derde lid, van de Dienstenrichtlijn.

5.1. Het beroep noopt in zoverre tot exceptieve toetsing van artikel 9 van de Verordening ruimte 2013. De exceptieve toetsing houdt onder meer in dat de rechter een niet door de formele wetgever gegeven voorschrift buiten toepassing dient te laten, indien dit voorschrift in strijd is met een hogere regeling.

5.2. De Dienstenrichtlijn is een hogere regeling zoals hiervoor bedoeld. Artikel 15 van die richtlijn is niet omgezet in nationaal recht. Zoals het Hof onder punt 130 van het arrest van 30 januari 2018, Visser Vastgoed, heeft geoordeeld, heeft artikel 15 echter rechtstreekse werking voor zover het de lidstaten in het eerste lid, tweede volzin, een onvoorwaardelijke en voldoende nauwkeurige verplichting oplegt, hun wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen aan te passen om ze in overeenstemming te brengen met de in het derde lid ervan bedoelde voorwaarden. Dat betekent dat in dit geval rechtstreeks aan die voorwaarden kan worden getoetst, voor zover dat nodig is in het licht van wat in beroep is aangevoerd.

5.3. Tussen partijen is niet langer in geschil dat detailhandel is aan te merken als dienst in de zin van de Dienstenrichtlijn en dat Hoofdstuk III van deze richtlijn van toepassing is op zuiver interne situaties.

5.4. Uit het arrest Visser Vastgoed van het Hof volgt dat een brancheringsregeling in een bestemmingsplan een "eis" is die gericht is tot dienstverrichters. In dit geval is de brancheringsregeling neergelegd in de Verordening ruimte 2013. Daarbij gaat het om regels die gemeenteraden bij de vaststelling van een bestemmingsplan in acht moeten nemen. Hoewel de...

Om verder te lezen

PROBEER HET UIT
3 temas prácticos
  • Uitspraak Nº 201906673/1/R1. Raad van State, 2020-08-19
    • Nederland
    • August 19, 2020
    ...van branches ruimtelijk relevant is. [appellante sub 2] heeft ter zitting gewezen op de uitspraak van de Afdeling van 27 maart 2019, ECLI:NL:RVS:2019:964 waaruit volgens haar volgt dat een limitatieve opsomming van branches niet is 9.1. Zoals de Afdeling heeft overwogen in haar uitspraak va......
  • Uitspraak Nº AMS 21/1453. Rechtbank Amsterdam, 2022-02-22
    • Nederland
    • Rechtbank Amsterdam (Neederland)
    • February 22, 2022
    ...van de bescherming van het stedelijk milieu, r.o. 134 en 135. 28 Zie bijvoorbeeld de uitspraken van de Afdeling van 27 maart 2019, ECLI:NL:RVS:2019:964, r.o. 7.3, 26 mei 2021, ECLI:NL:RVS:2021:1100, r.o. 6.2 en 7 juli 2021, ECLI:NL:RVS;2021:1474, r.o. 13.7. 29 Zie Wolters’handwoordenboek Ne......
  • Uitspraak Nº AMS 21/3016. Rechtbank Amsterdam, 2022-06-17
    • Nederland
    • Rechtbank Amsterdam (Neederland)
    • June 17, 2022
    ...in het kader van de bescherming van het stedelijk milieu, r.o. 134 en 135. Zie ook de uitspraken van de Afdeling van 27 maart 2019, ECLI:NL:RVS:2019:964, r.o. 7.3, 26 mei 2021, ECLI:NL:RVS:2021:1100, r.o. 6.2 en 7 juli 2021, ECLI:NL:RVS:2021:1474, r.o. 13.7. En zie de uitspraken van deze re......
3 sentencias
  • Uitspraak Nº 201906673/1/R1. Raad van State, 2020-08-19
    • Nederland
    • August 19, 2020
    ...van branches ruimtelijk relevant is. [appellante sub 2] heeft ter zitting gewezen op de uitspraak van de Afdeling van 27 maart 2019, ECLI:NL:RVS:2019:964 waaruit volgens haar volgt dat een limitatieve opsomming van branches niet is 9.1. Zoals de Afdeling heeft overwogen in haar uitspraak va......
  • Uitspraak Nº AMS 21/1453. Rechtbank Amsterdam, 2022-02-22
    • Nederland
    • Rechtbank Amsterdam (Neederland)
    • February 22, 2022
    ...van de bescherming van het stedelijk milieu, r.o. 134 en 135. 28 Zie bijvoorbeeld de uitspraken van de Afdeling van 27 maart 2019, ECLI:NL:RVS:2019:964, r.o. 7.3, 26 mei 2021, ECLI:NL:RVS:2021:1100, r.o. 6.2 en 7 juli 2021, ECLI:NL:RVS;2021:1474, r.o. 13.7. 29 Zie Wolters’handwoordenboek Ne......
  • Uitspraak Nº AMS 21/3016. Rechtbank Amsterdam, 2022-06-17
    • Nederland
    • Rechtbank Amsterdam (Neederland)
    • June 17, 2022
    ...in het kader van de bescherming van het stedelijk milieu, r.o. 134 en 135. Zie ook de uitspraken van de Afdeling van 27 maart 2019, ECLI:NL:RVS:2019:964, r.o. 7.3, 26 mei 2021, ECLI:NL:RVS:2021:1100, r.o. 6.2 en 7 juli 2021, ECLI:NL:RVS:2021:1474, r.o. 13.7. En zie de uitspraken van deze re......

VLEX uses login cookies to provide you with a better browsing experience. If you click on 'Accept' or continue browsing this site we consider that you accept our cookie policy. ACCEPT