Uitspraak Nº 201709763/1/R2. Raad van State, 2019-10-09

ECLIECLI:NL:RVS:2019:3417
Date09 Octubre 2019
Docket Number201709763/1/R2
CourtCouncil of State (Netherlands)

201709763/1/R2.
Datum uitspraak: 9 oktober 2019

AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK

Uitspraak in het geding tussen:

1. appellant sub 1], wonend te Oud Gastel, gemeente Halderberge, en anderen, (hierna: [appellant sub 1] en anderen),

2. Stichting Brabantse Milieufederatie, gevestigd te Tilburg, (hierna: de BMF),

3. [ appellante sub 3], gevestigd te Hoeven, gemeente Halderberge,

4. [ appellant sub 4], wonend te Oud Gastel, gemeente Halderberge,

5. [ appellante sub 5A] en [appellant sub 5B], beiden wonend te Oud Gastel, gemeente Halderberge, (hierna tezamen en in enkelvoud: [appellant sub 5]),

6. [ appellant sub 6], wonend te Hoeven, gemeente Halderberge,

en

de raad van de gemeente Halderberge,

verweerder.

Procesverloop

Bij besluit van 12 oktober 2017 heeft de raad het bestemmingsplan "Eerste herziening bestemmingsplan Buitengebied Halderberge" vastgesteld.

Tegen dit besluit hebben [appellant sub 1] en anderen, de BMF, [appellante sub 3], [appellant sub 4], [appellant sub 5] en [appellant sub 6] beroep ingesteld.

Bij besluit van 14 december 2017 heeft de raad het bestemmingsplan "Eerste herziening bestemmingsplan Buitengebied Halderberge" gewijzigd vastgesteld.

De raad heeft een verweerschrift ingediend.

De raad, [appellant sub 5] en [appellant sub 6] hebben nadere stukken ingediend.

De Afdeling heeft de beroepen ter zitting behandeld op 10 april 2019, waar [appellant sub 1] en anderen, vertegenwoordigd door [gemachtigde], de BMF, vertegenwoordigd door [gemachtigde], [appellante sub 3], vertegenwoordigd door ing. J.B.M. Lauwerijssen, rechtsbijstandverlener te Tilburg, [appellant sub 4], bijgestaan door mr. W. Krijger, rechtsbijstandsverlener te Ulicoten, [appellant sub 5], [appellant sub 6], en de raad, vertegenwoordigd door A.M.C. Coppens-Timmermans en R. Timmermans, zijn verschenen.

Overwegingen

Inhoudsopgave Rechtsoverweging

Betekenis van de uitspraak voor het weiden van vee 1.

Toetsingskader 2.

Inleiding 3.

Herstelbesluit 4.

Planregels 5.

Beroep van [appellant sub 1] en anderen 6.

Beroep van de BMF 13.

Beroep van [appellante sub 3] 29.

Beroep van [appellant sub 4] 38.

Beroep van [appellant sub 5] 46.

Beroep van [appellant sub 6] 57.

Betekenis van de uitspraak voor appellanten 66.

Betekenis van de uitspraak voor het weiden van vee

1. Het bestemmingsplan maakt onder meer de nieuwvestiging of uitbreiding van melkveehouderijen mogelijk. De BMF vreest voor een toename van stikstofdepositie op Natura 2000-gebieden als gevolg van een met die nieuwvestiging of uitbreiding samenhangende toename van het weiden van vee. De Afdeling heeft eerder vastgesteld dat het weiden van vee door een melkveehouderij onlosmakelijk samenhangt met de oprichting, uitbreiding of exploitatie van de stallen waarin het vee wordt gehouden. In deze uitspraak overweegt de Afdeling voorts dat de gevolgen van een met de nieuwvestiging of uitbreiding van een veehouderij gepaard gaande toename van het weiden van vee ook bij de vaststelling van een bestemmingsplan dat in die nieuwvestiging of uitbreiding voorziet, passend moeten worden beoordeeld in de zin van de Wet natuurbescherming. Het gaat daarbij om een toename van beweiden in vergelijking met de feitelijk, planologisch legale situatie ten tijde van de vaststelling van het plan (de zogenoemde referentiesituatie). In dit geval oordeelt de Afdeling dat in de gemaakte passende beoordelingen onvoldoende onderzoek is gedaan naar de gevolgen van de toename van beweiden. Dat had wel gemoeten nu het plan ook voorziet in de vestiging van nieuwe, dan wel in de uitbreiding van bestaande melkveehouderijen die hun vee (mogen) weiden. De Afdeling verwijst voor de onderbouwing van haar oordeel naar de overwegingen

17. - 17.5. en 27.

Deze uitspraak betekent dat in geval een bestemmingsplan voorziet in een ontwikkeling van melkveehouderijen, die ook een toename van het te houden vee ten opzichte van de feitelijke, planologisch legale situatie ten tijde van de vaststelling van het plan kan inhouden, en significante gevolgen van dat plan voor Natura 2000-gebieden - inclusief de gevolgen van de beweiding daarvoor - niet zijn uitgesloten, de voor een dergelijk plan op te stellen passende beoordeling ook moet zien op het beweiden. Voor alle duidelijkheid: deze uitspraak betekent niet dat vee in stallen moet worden gehouden maar dat het beweiden van vee in voorkomend geval onderdeel moet zijn van het te verrichten onderzoek naar de gevolgen van een bestemmingsplan voor Natura 2000-gebieden.

Toetsingskader

2. Bij de vaststelling van een bestemmingsplan moet de raad bestemmingen aanwijzen en regels geven die de raad uit een oogpunt van een goede ruimtelijke ordening nodig acht. De raad heeft daarbij beleidsruimte en moet de betrokken belangen afwegen. De Afdeling beoordeelt aan de hand van de beroepsgronden of het besluit tot vaststelling van het bestemmingsplan in overeenstemming is met het recht. De Afdeling stelt niet zelf vast of het plan in overeenstemming is met een goede ruimtelijke ordening, maar beoordeelt aan de hand van die gronden of de raad zich in redelijkheid op het standpunt heeft kunnen stellen dat het plan strekt ten behoeve van een goede ruimtelijke ordening.

Inleiding

3. Het plan voorziet in een planologische regeling voor het gehele buitengebied van de gemeente Halderberge. Door een reactieve aanwijzing is een deel van het op 22 september 2011 vastgestelde bestemmingsplan "Buitengebied Halderberge 2011" (hierna: het vorige plan) niet in werking getreden. Voorts is het vorige plan in de uitspraak van de Afdeling van 13 november 2013, ECLI:NL:RVS:2013:1889, op onderdelen vernietigd. Met dit plan is beoogd alsnog te voorzien in een adequate regeling voor die delen. Ook is het plan aangepast aan de Verordening Ruimte Noord-Brabant van de provincie Noord-Brabant (hierna: de Verordening ruimte).

Herstelbesluit

4. Oorspronkelijk is het plan vastgesteld bij het besluit van 12 oktober 2017 (hierna: het oorspronkelijke besluit). Het plan is daarna opnieuw en gewijzigd vastgesteld bij besluit van 14 december 2017 (hierna: het herstelbesluit).

4.1.

Artikel 6:19 van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: Awb) luidt:

1. Het bezwaar of beroep heeft van rechtswege mede betrekking op een besluit tot intrekking, wijziging of vervanging van het bestreden besluit, tenzij partijen daarbij onvoldoende belang hebben.

2. Het eerste lid geldt ook indien het bezwaar is gemaakt of het beroep is ingesteld nadat het bestuursorgaan het bestreden besluit heeft ingetrokken, gewijzigd of vervangen.

[...]."

4.2.

Gelet op artikel 6:19, eerste en tweede lid, van de Awb dienen de beroepen te worden geacht mede te zijn gericht tegen het herstelbesluit.

4.3.

De Afdeling zal eerst de beroepen voor zover die zijn gericht tegen het herstelbesluit beoordelen en vervolgens de beroepen tegen het oorspronkelijk besluit.

Planregels

5. De relevante planregels en wettelijke regels die ten grondslag liggen aan de hierna volgende rechtsoverwegingen zijn opgenomen in de bijlage bij deze uitspraak.

Het beroep van [appellant sub 1] en anderen

6. Het beroep van [appellant sub 1] en anderen richt zich tegen de plandelen voor de percelen [locatie 1], [locatie 2] en [locatie 3] (hierna: de percelen), waarvan zij eigenaar zijn. Zij kunnen zich niet verenigen met het plan, voor zover aan slechts een deel van de percelen de bestemming "Wonen" met een bestemmingsvlak van maximaal 1.500 m2 is toegekend en aan het overige deel van de percelen de bestemming "Agrarisch met waarden - Landschapswaarden".

7. [ appellant sub 1] en anderen betogen dat het plan onzorgvuldig is vastgesteld aangezien uit de Zienswijzennota niet blijkt dat de zienswijzen ongegrond zijn. Desondanks hebben delen van hun woonpercelen in weerwil van hun zienswijzen een agrarische bestemming gekregen. Ook heeft de raad hun zienswijzen over de begrenzing van de woonbestemmingen onvoldoende beantwoord.

7.1.

In de "Zienswijzennota Eerste herziening Ontwerp Bestemmingsplan Buitengebied Halderberge met Ontwerpplan MER" van 12 september 2017 (hierna: Zienswijzennota) is ingegaan op de zienswijzen ten aanzien van de percelen. In de Zienswijzennota zijn deze zienswijzen inhoudelijk beoordeeld. Daarbij is ook verwezen naar een algemeen deel in hoofdstuk 2 van de Zienswijzennota over vorm en omvang van woonbestemmingen. Volgens de kolom "Besluit raad" bij de betreffende zienswijzen ziet de raad voor de percelen geen aanleiding tot aanpassing van het ontwerp van het plan. Gelet hierop is het plan in zoverre niet onzorgvuldig vastgesteld. Dat in de Zienswijzennota niet expliciet wordt benoemd dat een zienswijze gegrond of ongegrond is, maakt dit niet anders.

Voor zover [appellant sub 1] en anderen betogen dat de raad hun zienswijzen onvoldoende heeft beantwoord, overweegt de Afdeling dat artikel 3:46 van de Awb zich er niet tegen verzet dat de raad de zienswijzen samengevat weergeeft. Dat niet op ieder argument ter ondersteuning van een zienswijze afzonderlijk is ingegaan, is op zichzelf geen aanleiding voor het oordeel dat het bestreden besluit niet voldoende is gemotiveerd. Niet is gebleken dat bepaalde bezwaren of argumenten niet in de overwegingen zijn betrokken.

Het betoog faalt.

8. [appellant sub 1] en anderen betogen dat de raad ten onrechte de voorheen geldende bestemming "Wonen" voor de percelen deels heeft gewijzigd in de bestemming "Agrarisch met waarden - Landschapswaarden". Daartoe voeren zij aan dat in het vorige bestemmingsplan bestemmingsvlakken met de bestemming "Wonen" waren opgenomen die groter waren dan 1.500 m2. De beperking van woonbestemmingen tot 1.500 m2 valt volgens [appellant sub 1] en anderen niet af te leiden uit de in de Zienswijzennota genoemde reactieve aanwijzing...

Om verder te lezen

PROBEER HET UIT
7 temas prácticos
  • Uitspraak Nº 202000932/1/R2. Raad van State, 2022-02-16
    • Nederland
    • Council of State (Netherlands)
    • 16 d3 Fevereiro d3 2022
    ...heeft volgens [appellant sub 1] ten onrechte volstaan met een verwijzing naar de uitspraak van de Afdeling van 9 oktober 2019, ECLI:NL:RVS:2019:3417, waarin is overwogen dat de veebezetting van [appellant sub 2] terecht is aangemerkt als grondgebonden veehouderij. De rechtbank heeft daarmee......
  • Uitspraak Nº 201603579/4/R1. Raad van State, 2020-03-04
    • Nederland
    • 4 d3 Março d3 2020
    ...b, niet met de hiervoor in 23.6 uiteengezette uitgangspunten. Weiden van vee 23.10. In 17.2 van haar uitspraak van 9 oktober 2019, ECLI:NL:RVS:2019:3417, heeft de Afdeling overwogen dat het gegeven dat het weiden van vee onlosmakelijk samenhangt met de oprichting, exploitatie of uitbreiding......
  • Uitspraak Nº 201706783/4/R1. Raad van State, 2020-02-19
    • Nederland
    • Council of State (Netherlands)
    • 19 d3 Fevereiro d3 2020
    ...4, van de planregels in strijd met de Wnb is, overweegt de Afdeling als volgt. De Afdeling heeft in de uitspraak van 9 oktober 2019, ECLI:NL:RVS:2019:3417, onder 17.4, overwogen dat aan het weiden van vee alleen in een daartoe aan een bestemmingsplan ten grondslag te leggen passende beoorde......
  • Uitspraak Nº 201601168/5/R2. Raad van State, 2020-09-09
    • Nederland
    • 9 d3 Setembro d3 2020
    ...gevolgen van het daarmee samenhangende weiden van vee moet worden beoordeeld. De Afdeling heeft in de uitspraak van 9 oktober 2019, ECLI:NL:RVS:2019:3417, overwogen dat het gegeven dat het weiden van vee onlosmakelijk samenhangt met de oprichting, exploitatie of uitbreiding van de stallen w......
  • Vraag een proefperiode aan om aanvullende resultaten te zien
7 sentencias
  • Uitspraak Nº 202000932/1/R2. Raad van State, 2022-02-16
    • Nederland
    • Council of State (Netherlands)
    • 16 d3 Fevereiro d3 2022
    ...heeft volgens [appellant sub 1] ten onrechte volstaan met een verwijzing naar de uitspraak van de Afdeling van 9 oktober 2019, ECLI:NL:RVS:2019:3417, waarin is overwogen dat de veebezetting van [appellant sub 2] terecht is aangemerkt als grondgebonden veehouderij. De rechtbank heeft daarmee......
  • Uitspraak Nº 201603579/4/R1. Raad van State, 2020-03-04
    • Nederland
    • 4 d3 Março d3 2020
    ...b, niet met de hiervoor in 23.6 uiteengezette uitgangspunten. Weiden van vee 23.10. In 17.2 van haar uitspraak van 9 oktober 2019, ECLI:NL:RVS:2019:3417, heeft de Afdeling overwogen dat het gegeven dat het weiden van vee onlosmakelijk samenhangt met de oprichting, exploitatie of uitbreiding......
  • Uitspraak Nº 201706783/4/R1. Raad van State, 2020-02-19
    • Nederland
    • Council of State (Netherlands)
    • 19 d3 Fevereiro d3 2020
    ...4, van de planregels in strijd met de Wnb is, overweegt de Afdeling als volgt. De Afdeling heeft in de uitspraak van 9 oktober 2019, ECLI:NL:RVS:2019:3417, onder 17.4, overwogen dat aan het weiden van vee alleen in een daartoe aan een bestemmingsplan ten grondslag te leggen passende beoorde......
  • Uitspraak Nº 201601168/5/R2. Raad van State, 2020-09-09
    • Nederland
    • 9 d3 Setembro d3 2020
    ...gevolgen van het daarmee samenhangende weiden van vee moet worden beoordeeld. De Afdeling heeft in de uitspraak van 9 oktober 2019, ECLI:NL:RVS:2019:3417, overwogen dat het gegeven dat het weiden van vee onlosmakelijk samenhangt met de oprichting, exploitatie of uitbreiding van de stallen w......
  • Vraag een proefperiode aan om aanvullende resultaten te zien

VLEX uses login cookies to provide you with a better browsing experience. If you click on 'Accept' or continue browsing this site we consider that you accept our cookie policy. ACCEPT