Uitspraak Nº 201901823/1/R1. Raad van State, 2019-12-24

ECLIECLI:NL:RVS:2019:4442
Docket Number201901823/1/R1
Date24 Diciembre 2019
CourtCouncil of State (Netherlands)

201901823/1/R1.

Datum uitspraak: 24 december 2019

AFDELING

BESTUURSRECHTSPRAAK

Tussenuitspraak met toepassing van artikel 8:51d van de Algemene wet

bestuursrecht (hierna: de Awb) in het geding tussen:

1. [appellant sub 1A], [appellant sub 1B] en [appellant sub 1C] (hierna tezamen: [appellant sub 1] en anderen), wonend te [woonplaats],

2. [appellant sub 2A] en [appellant sub 2B], wonend te [woonplaats],

3. Stichting Werkgroep Weurt+ en anderen (hierna tezamen: de Stichting en anderen), gevestigd respectievelijk wonend te Weurt, gemeente Beuningen,

4. [appellant sub 4] en anderen, wonend te [woonplaats],

en

het college van gedeputeerde staten van Gelderland,

verweerder.

Procesverloop

Bij besluit van 20 februari 2019 heeft het college ten behoeve van windpark De Groene Delta een omgevingsvergunning verleend aan ENGIE Energie Nederland N.V. (hierna: ENGIE) als bedoeld in artikel 2.1, eerste lid, onder a en onder c, van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (hierna: Wabo) voor het bouwen van twee windturbines en het gebruiken van gronden of bouwwerken in strijd met een bestemmingsplan.

Bij besluit van 28 februari 2019 heeft het college, ten behoeve van de realisatie van dit windpark, krachtens de Wet natuurbescherming (hierna: Wnb) een vergunning verleend voor een project dat kan leiden tot significante negatieve effecten voor het Natura 2000-gebied "Rijntakken", en een ontheffing verleend voor het opzettelijk doden van beschermde diersoorten.

Tegen het besluit van het college van 20 februari 2019 hebben [appellant sub 1] en anderen, [appellanten sub 2], de Stichting en anderen en [appellant sub 4] en anderen beroep ingesteld.

Tegen het besluit van het college van 28 februari 2019 hebben [appellant sub 1] en anderen, de Stichting en anderen en [appellant sub 4] en anderen beroep ingesteld.

Het college heeft een verweerschrift ingediend.

Het college, de Stichting en anderen, [appellant sub 1] en anderen en [appellant sub 4] en anderen hebben nadere stukken ingediend.

De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 16 oktober 2019, waar [appellant sub 1] en anderen, vertegenwoordigd door mr. C.J. ter Hoek, advocaat te Arnhem, de Stichting en anderen, vertegenwoordigd door [gemachtigde A], bijgestaan door mr. R.E. Wannink, advocaat te Berlicum, [appellant sub 4] en anderen, vertegenwoordigd door [appellant sub 4] en [appellant sub 4A], en het college, vertegenwoordigd door mr. J.A.E. Ross en mr. A.N. Janse, zijn verschenen. Voorts is ter zitting ENGIE, vertegenwoordigd door [gemachtigde B], [gemachtigde C] en [gemachtigde D], bijgestaan door mr. M.M. Kaajan, advocaat te Amsterdam, en [gemachtigde E], als partij gehoord.

Overwegingen

Bestuurlijke lus

1. Ingevolge artikel 8:51d van de Awb kan de Afdeling het bestuursorgaan opdragen een gebrek in het bestreden besluit te herstellen of te laten herstellen.

Inleiding

2. De bestreden besluiten maken de oprichting van het windpark De Groene Delta mogelijk op het terrein van de voormalige elektriciteitscentrale Centrale Gelderland gelegen tussen de Noordkanaalhaven en de Waal te Nijmegen. De bestreden besluiten zijn gecoördineerd voorbereid. ENGIE is de initiatiefnemer van het windpark. Op basis van de verleende omgevingsvergunning mag ENGIE twee windturbines realiseren. De windturbines hebben een maximale ashoogte van 112 m, een maximale rotordiameter van 132 m, een maximale tiphoogte van 172 m en een vermogen van ongeveer 5 tot 9 megawatt (hierna: MW). De omgevingsvergunning heeft niet specifiek betrekking op één type windturbine. Omdat de windturbines een vermogen van 5 tot 9 MW hebben, is op grond van artikel 1, lid 1.2, van bijlage I, van de Crisis- en herstelwet (hierna: Chw) gelezen in samenhang met artikel 9e, eerste lid, van de Elektriciteitswet 1998 de Chw van toepassing is.

3. [appellant sub 1] en anderen, [appellanten sub 2], de Stichting en anderen en [appellant sub 4] en anderen zijn, respectievelijk, bewoners die woonachtig zijn in de omgeving van het windpark, een vereniging van eigenaren van een appartementengebouw ten westen van het windpark en een stichting die opkomt voor het belang van de bewoners van het ten westen van het windpark gelegen dorp Weurt. Zij verzetten zich tegen de realisatie van het windpark en voeren onder meer aan dat de voorziene windturbines leiden tot een onevenredige aantasting van het woon- en leefklimaat ter plaatse.

Omvang van de beroepen

4. Ter zitting hebben [appellant sub 1] en anderen het beroep tegen het besluit van het college van 28 februari 2019 tot verlening van een vergunning op grond van artikel 2.7, tweede lid, van de Wnb ingetrokken.

5. De Stichting en anderen hebben na afloop van de beroepstermijn in het nadere stuk van 30 september 2019 nieuwe beroepsgronden aangevoerd. In dit nadere stuk zijn nieuwe beroepsgronden opgenomen, waaronder beroepsgronden over de uitspraak van de Afdeling van 29 mei 2019, ECLI:NL:RVS:2019:1603, over het Programma Aanpak Stikstof. Gelet op het bepaalde in artikel 1.6a van de op de beroepen van toepassing zijnde Chw laat de Afdeling de nieuwe beroepsgronden van de Stichting en anderen buiten beschouwing.

Omgevingsvergunning

Wettelijk kader

6. De (wettelijke) bepalingen en relevante planregels die ten grondslag liggen aan deze uitspraak, zijn opgenomen in de bijlage bij deze uitspraak. De bijlage maakt deel uit van deze uitspraak.

Volgorde van behandeling

7. De Afdeling zal eerst de beroepen tegen de omgevingsvergunning voor zover die ziet op een activiteit als bedoeld in artikel 2.1, eerste lid, onder c, van de Wabo beoordelen (zie overweging 8-19). Vervolgens zal het beroep tegen de omgevingsvergunning voor zover die ziet op een activiteit als bedoeld in artikel 2.1, eerste lid, onder a, van de Wabo worden besproken (zie overweging 20-21). Tot slot komt het beroep tegen de ontheffing voor het opzettelijk doden van beschermde diersoorten aan de orde (overwegingen 22).

Beroepen tegen de omgevingsvergunning voor zover bedoeld in artikel 2.1, eerste lid, onder c, van de Wabo

Draagvlak

8. [appellant sub 1] en anderen voeren aan dat draagvlak voor het windpark ontbreekt, waarbij zij er op wijzen dat 108 zienswijzen tegen het ontwerp van de vergunning naar voren zijn gebracht.

8.1. Zoals de Afdeling heeft overwogen in haar uitspraak van 21 februari 2018, ECLI:NL:RVS:2018:616, onder 47.1, in de zaak over het windpark De Drentse Monden en Oostermoer, is er geen wettelijke regel die bepaalt dat een nieuwe ruimtelijke ontwikkeling alleen mogelijk mag worden gemaakt als daarvoor voldoende draagvlak bestaat bij de bewoners, ondernemers en belangenorganisaties in het gebied. Het bestaan van draagvlak is dan ook niet beslissend voor de rechtmatigheid van de besluiten die voor het windpark zijn genomen.

Dit betekent niet dat het aspect draagvlak geen enkele rol speelt in de besluitvorming. Het streven naar draagvlak vormt een aspect dat zich vertaalt in de belangenafweging die het bevoegd gezag bij de beoordeling van de ruimtelijke aanvaardbaarheid van het nieuwe windpark dient te maken. Dit betreft een afweging tussen de nationale, provinciale en gemeentelijke belangen bij een duurzame energievoorziening en onder meer de belangen van omwonenden. De vraag of de belangen van omwonenden bij de besluitvorming over het windpark De Groene Delta goed in beeld zijn gebracht en afgewogen, zal hierna aan de hand van de beroepsgronden over onder meer de locatiekeuze, de hinder door geluid en slagschaduw en de aantasting van de landschappelijke waarden worden beoordeeld.

Op zichzelf beschouwd kan de omstandigheid dat een groot aantal omwonenden bezwaren heeft tegen de realisatie van het windpark, dan ook niet tot vernietiging van het plan leiden.

Het betoog faalt.

Milieueffectrapportage

9. De Stichting en anderen en [appellant sub 4] en anderen betogen dat voor Windpark De Groene Delta ten onrechte geen milieueffectrapportage (hierna: MER) is gemaakt. Hiertoe hebben zij aangevoerd dat het college een onaanvaardbare salamitactiek heeft toegepast door de in de omgeving mogelijk gemaakte activiteiten niet samen met de voorziene plaatsing van de windturbines te beschouwen. Hierdoor is de plicht tot het opstellen van een MER omzeild.

9.1. De Afdeling stelt voorop dat niet in geschil is dat voor een bouwplan dat voorziet in het oprichten van twee windturbines met een gezamenlijk vermogen van 5 tot 9 MW op grond van het Besluit milieueffectrapportage geen m.e.r-beoordelingsplicht bestaat. Voor zover de Stichting en anderen en [appellant sub 4] en anderen betogen dat het college een ongeoorloofde salamitactiek heeft toegepast, stelt de Afdeling vast dat de voorziene windturbines op het terrein van Centrale Gelderland de enige ontwikkeling in hun soort betreffen en in de nabijheid van dit terrein geen andere windturbines worden gerealiseerd. Voor zover er andersoortige ontwikkelingen zijn in de nabijheid van de Centrale Gelderland, hebben de Stichting en anderen en [appellant sub 4] en anderen naar het oordeel van de Afdeling niet aannemelijk gemaakt dat tussen de voorziene ontwikkeling en de andere ontwikkelingen in de omgeving een zodanige samenhang bestaat dat het voor de beoordeling van de plicht tot het opstellen van een MER als één activiteit moet worden beschouwd. Gelet op het voorgaande bestaat geen aanleiding voor het oordeel dat het college ten onrechte alleen de twee aangevraagde windturbines heeft betrokken bij de beoordeling van de vraag of een MER had moeten worden gemaakt.

De betogen falen.

Locatiekeuze

Verklaring van geen bedenkingen

10. [appellant sub 1] en anderen voeren aan dat omdat de omgevingsvergunning onder meer is verleend voor de activiteit die is vermeld in artikel 2.1, eerste lid, onder c, van de Wabo, de omgevingsvergunning niet eerder had mogen worden verleend dan nadat provinciale staten van Gelderland hadden verklaard dat zij daartegen geen bedenkingen hebben. Hiertoe voeren zij aan dat provinciale staten bij besluit van 30 mei 2018...

Om verder te lezen

PROBEER HET UIT
11 temas prácticos
  • Uitspraak Nº 201906841/1/R1. Raad van State, 2020-11-11
    • Nederland
    • 11 november 2020
    ...omdat dit belang los staat van het belang waarvoor deze rechtspersoon bescherming zoekt (uitspraak van 24 december 2019, ECLI:NL:RVS:2019:4442 (Windpark De Groene 10.13. Het betoog van een appellant dat een bestemmingsplan in strijd is met een goede ruimtelijke ordening, omdat voor andere p......
  • Uitspraak Nº 201908358/1/R1. Raad van State, 2020-09-16
    • Nederland
    • 16 september 2020
    ...laagfrequent geluid en infrasoon geluid. 23.2. Zoals de Afdeling eerder heeft overwogen in haar uitspraak van 24 december 2019, ECLI:NL:RVS:2019:4442, over het besluit over het windpark De Groene Delta, onder 14.2, betreft het aanbevolen maximale geluidniveau van 45 dB Lden voor windturbine......
  • Uitspraak Nº 202000016/1/R1. Raad van State, 2020-11-25
    • Nederland
    • 25 november 2020
    ...worden aan de aanbevelingen van de WHO, overweegt de Afdeling als volgt. Zoals de Afdeling in haar uitspraak van 24 december 2019, ECLI:NL:RVS:2019:4442, onder 14.2, over het windpark De Groene Delta, heeft overwogen, betreft het door de WHO aanbevolen maximale geluidniveau van 45 dB Lden v......
  • Uitspraak Nº 201900677/1/R3. Raad van State, 2020-12-30
    • Nederland
    • 30 december 2020
    ...van 53 dB Lden wordt aanbevolen. Onder verwijzing naar overweging 14.2 van de uitspraak van de Afdeling van 24 december 2019, ECLI:NL:RVS:2019:4442, overweegt de Afdeling dat de aanbevelingen van de WHO algemeen van aard zijn en dat gelet daarop het aanbevolen maximum van 53 dB Lden geen dw......
  • Vraag een proefperiode aan om aanvullende resultaten te zien
11 sentencias
  • Uitspraak Nº 201906841/1/R1. Raad van State, 2020-11-11
    • Nederland
    • 11 november 2020
    ...omdat dit belang los staat van het belang waarvoor deze rechtspersoon bescherming zoekt (uitspraak van 24 december 2019, ECLI:NL:RVS:2019:4442 (Windpark De Groene 10.13. Het betoog van een appellant dat een bestemmingsplan in strijd is met een goede ruimtelijke ordening, omdat voor andere p......
  • Uitspraak Nº 201908358/1/R1. Raad van State, 2020-09-16
    • Nederland
    • 16 september 2020
    ...laagfrequent geluid en infrasoon geluid. 23.2. Zoals de Afdeling eerder heeft overwogen in haar uitspraak van 24 december 2019, ECLI:NL:RVS:2019:4442, over het besluit over het windpark De Groene Delta, onder 14.2, betreft het aanbevolen maximale geluidniveau van 45 dB Lden voor windturbine......
  • Uitspraak Nº 202000016/1/R1. Raad van State, 2020-11-25
    • Nederland
    • 25 november 2020
    ...worden aan de aanbevelingen van de WHO, overweegt de Afdeling als volgt. Zoals de Afdeling in haar uitspraak van 24 december 2019, ECLI:NL:RVS:2019:4442, onder 14.2, over het windpark De Groene Delta, heeft overwogen, betreft het door de WHO aanbevolen maximale geluidniveau van 45 dB Lden v......
  • Uitspraak Nº 201900677/1/R3. Raad van State, 2020-12-30
    • Nederland
    • 30 december 2020
    ...van 53 dB Lden wordt aanbevolen. Onder verwijzing naar overweging 14.2 van de uitspraak van de Afdeling van 24 december 2019, ECLI:NL:RVS:2019:4442, overweegt de Afdeling dat de aanbevelingen van de WHO algemeen van aard zijn en dat gelet daarop het aanbevolen maximum van 53 dB Lden geen dw......
  • Vraag een proefperiode aan om aanvullende resultaten te zien

VLEX uses login cookies to provide you with a better browsing experience. If you click on 'Accept' or continue browsing this site we consider that you accept our cookie policy. ACCEPT