Uitspraak Nº 201902284/1/A3. Raad van State, 2020-10-28

ECLIECLI:NL:RVS:2020:2521
Docket Number201902284/1/A3
Date28 Octubre 2020

201902284/1/A3.

Datum uitspraak: 28 oktober 2020

AFDELING

BESTUURSRECHTSPRAAK

Uitspraak op de hoger beroepen van:

1. het college van burgemeester en wethouders van Amsterdam,

2. [appellant sub 2], wonend te [woonplaats],

3. [appellant sub 3A] en [appellant sub 3B], beiden wonend te [woonplaats],

tegen de uitspraak van de rechtbank Amsterdam van 6 maart 2019 in zaken nrs. 18/4990, 18/4991 en 18/4992 in het geding tussen:

[appellant sub 2], [appellanten sub 3],

en

het college.

Procesverloop

Bij onderscheiden besluiten van 1 november 2017 heeft het college aan [appellant sub 2], [appellanten sub 3] ieder afzonderlijk een bestuurlijke boete van € 24.000,- opgelegd.

Bij onderscheiden besluiten van 27 juni 2018 heeft het college de door [appellant sub 2], [appellanten sub 3] daartegen gemaakte bezwaren ongegrond verklaard.

Bij uitspraak van 6 maart 2019 heeft de rechtbank de door [appellant sub 2], [appellanten sub 3] daartegen ingestelde beroepen gegrond verklaard, de besluiten van 27 juni 2018 vernietigd, de besluiten van 1 november 2017 van [appellanten sub 3] herroepen, bepaald dat deze uitspraak in de plaats treedt van de vernietigde besluiten die zien op de bezwaren van [appellanten sub 3] en bepaald dat de rechtsgevolgen van het besluit van 27 juni 2018 van [appellant sub 2] in stand blijven. Deze uitspraak is aangehecht.

Tegen deze uitspraak hebben het college en [appellant sub 2] hoger beroep ingesteld.

[appellanten sub 3] hebben een schriftelijke uiteenzetting gegeven.

[appellanten sub 3] hebben voorwaardelijk incidenteel hoger beroep ingesteld.

Het college heeft een zienswijze ingediend.

Het college en [appellant sub 2], [appellanten sub 3] hebben een nader stuk ingediend.

Bij brief van 3 juli 2020 heeft de Afdeling schriftelijke inlichtingen gevraagd aan het college.

Bij brief van 4 augustus 2020 heeft het college schriftelijke inlichtingen verstrekt.

De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 17 augustus 2020, waar het college, vertegenwoordigd door mr. J.H.G. van den Boorn en mr. N. Hamdach, en [appellant sub 2] en [appellant sub 3B], bijgestaan door mr. A. van Dorsten, advocaat te Amsterdam, zijn verschenen.

Overwegingen

Wet- en regelgeving

1. Het wettelijk kader is opgenomen in de bijlage die deel uitmaakt van deze uitspraak.

Inleiding

2. [appellant sub 2], [appellanten sub 3] hebben samen een aannemersbedrijf in de vorm van een vennootschap onder firma. Tezamen zijn zij daarnaast eigenaren van de woningen aan de [locatie 1] en [locatie 2] in Amsterdam. Zij zijn ook eigenaren van vier appartementen aan de [locatie 3]. Zij hebben onderling afgesproken dat [appellant sub 2] verantwoordelijk is voor het beheer en de verhuur van deze woningen die zij zien als pensioenbelegging. In deze zaak gaat het over de twee woningen aan de [locatie 1] en [locatie 2]. Volgens de basisregistratie personen (hierna: de brp) stonden ten tijde van het onderzoek door de gemeente Amsterdam naar deze woningen, drie personen ingeschreven op het adres [locatie 1] en stond niemand ingeschreven op het adres [locatie 2].

2.1. In het kader van het project Leegstand kwam het adres [locatie 2] naar voren en hebben toezichthouders van de gemeente Amsterdam op 26 juni 2017 de woningen bezocht. Zij hebben hun waarnemingen neergelegd in een op ambtsbelofte opgemaakt proces-verbaal van bevindingen van 26 juni 2017. Op basis van de in dit rapport neergelegde bevindingen heeft het college aan [appellant sub 2], [appellanten sub 3], als eigenaren, ieder afzonderlijk een boete van € 24.000,- opgelegd wegens het zonder vergunning onttrekken van woonruimten aan de bestemming tot bewoning. Volgens het college is komen vast te staan dat de woningen door [persoon A] handelend onder de naam [bedrijf] werden verhuurd aan toeristen. [appellant sub 2], [appellanten sub 3] hadden deze woningen verhuurd aan [persoon A] met als doel de (onder)verhuur aan expats. [persoon A], heeft eveneens een boete van € 24.000,- gekregen. Het gebruik van de woonruimte voor hoteldoeleinden is in strijd met het bepaalde in artikel 21, eerste lid, aanhef en onder a, van de Huisvestingswet 2014 (hierna: de Hvw). Deze boetes heeft het college in bezwaar gehandhaafd.

De aangevallen uitspraak

3. De rechtbank heeft naar aanleiding van het beroep van [appellant sub 2], [appellanten sub 3] vastgesteld dat voldoende duidelijk is dat de in het rapport van bevindingen genoemde medewerkers van de afdeling Wonen bevoegd waren als toezichthouders op 26 juni 2017 een onderzoek uit te voeren in de woningen. Verder heeft de rechtbank geoordeeld dat het college zich terecht op het standpunt heeft gesteld dat artikel 21, eerste lid, aanhef en onder a, van de Hvw is overtreden voor beide woningen. De rechtbank heeft de besluiten vernietigd, omdat hierin niet was toegelicht waarom de door [appellant sub 2], [appellanten sub 3] aangevoerde bezwaargronden tegen het verwijt van het college dat zij als overtreders zijn aan te merken geen doel treffen, zodat de besluiten in strijd met het bepaalde in artikel 7:12, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: de Awb) ondeugdelijk zijn gemotiveerd.

Vervolgens heeft de rechtbank in het kader van de finale beslechting van het geschil geoordeeld dat het college terecht [appellant sub 2] als overtreder van het bepaalde in artikel 21, eerste lid, aanhef en onder a, van de Hvw heeft aangemerkt, zodat aan hem op grond van artikel 35, eerste lid, van de Hvw, gelezen in samenhang met artikel 4.2.2, eerste en tweede lid, aanhef en onder b, van de Huisvestingsverordening Amsterdam 2016 een boete mocht worden opgelegd. De rechtbank heeft verder geen aanleiding gezien om de aan [appellant sub 2] opgelegde boete te matigen.

Wat betreft [appellanten sub 3] heeft de rechtbank geoordeeld dat het college hen ten onrechte als overtreders van artikel 21, eerste lid, aanhef en onder a, van de Hvw heeft aangemerkt zodat het college ten onrechte aan [appellanten sub 3] een boete heeft opgelegd. De rechtbank heeft daarom de besluiten van 1 november 2017 van [appellanten sub 3] herroepen. Van het besluit van [appellant sub 2] van 27 juni 2018 zijn de rechtsgevolgen in stand gelaten.

Zijn [appellant sub 2], [appellanten sub 3] overtreder?

4. De eerste vraag die in hoger beroep aan de orde is, is of de rechtbank terecht heeft geoordeeld dat [appellant sub 2] als overtreder kan worden aangemerkt en [appellanten sub 3] niet.

het betoog van [appellant sub 2]

4.1. [appellant sub 2] betoogt dat de rechtbank ten onrechte heeft geoordeeld dat het college hem als overtreder mocht aanmerken. Hij voert aan dat hij de woningen had verhuurd aan [bedrijf] die deze aan expats zou verhuren. [bedrijf] leek een betrouwbaar bedrijf, [persoon A] had verstand van zaken en het bedrijf was gevestigd in een mooi kantoorpand. De jaren daarvoor waren de woningen probleemloos verhuurd aan een ander, en deze had [persoon A] aangeraden als zijn opvolger. [appellant sub 2] wist niet dat de woningen in werkelijkheid werden verhuurd aan toeristen. [appellant sub 2] betoogt dat hij het maximale heeft gedaan wat van hem als eigenaar kon worden gevergd om de woningen te controleren. Zo heeft hij meerdere malen geprobeerd afspraken te maken met [persoon A] om de woningen te controleren, maar hier kwam steeds iets tussen. Verder wijst [appellant sub 2] op een uitspraak van de rechtbank Amsterdam van 23 oktober 2017 (ECLI:NL:RBAMS:2017:7771) waarin de rechtbank heeft overwogen dat verhuurders niet gerechtigd zijn om zonder toestemming van de huurder een woning te betreden, tenzij het een noodgeval betreft. [appellant sub 2] betoogt dat hij een keer heeft gekeken rondom de woningen, en dat dit blijkt uit een WhatsApp bericht van hem aan [persoon A]. Ook is volgens [appellant sub 2] van belang dat hij geen professioneel verhuurder is, dat de verhuur aan [persoon A] nog geen zes maanden heeft geduurd en dat de doorverhuur aan toeristen door [persoon A] blijkbaar nog geen twee maanden heeft geduurd.

het betoog van het college

4.2. Het college betoogt dat de rechtbank ten onrechte heeft geoordeeld dat [appellanten sub 3] niet als overtreder kunnen worden aangemerkt. Het college voert aan dat het gevolg van de uitspraak van de rechtbank zou zijn, dat wanneer een overeenkomst wordt overgelegd op grond waarvan een eigenaar zijn verantwoordelijkheid uitsluit, aan deze eigenaar geen handhavende maatregelen kunnen worden opgelegd. Dit is in strijd met vaste jurisprudentie van de Afdeling dat van een eigenaar kan worden gevergd dat hij zich tot op zekere hoogte informeert over het gebruik van het verhuurde pand. Dat [appellant sub 2], [appellanten sub 3] zijn overeengekomen het beheer aan [appellant sub 2] over te laten laat onverlet dat [appellanten sub 3] verantwoordelijk zijn voor het gebruik van hun eigendom. Bovendien hoeft het college niet vast te stellen of te onderzoeken of eigenaren iets anders hebben afgesproken dan uit de openbare registers is af te leiden, omdat de verantwoordelijkheid van een eigenaar van een woning in...

Om verder te lezen

PROBEER HET UIT
4 temas prácticos
  • Uitspraak Nº 202002187/1/A3. Raad van State, 2021-02-24
    • Nederland
    • 24 de fevereiro de 2021
    ...heeft de gemachtigde van [appellant A] en [appellant B] onder verwijzing naar de uitspraak van de Afdeling van 28 oktober 2020, ECLI:NL:RVS:2020:2521, aangevoerd dat de boete moet worden gehalveerd, omdat deze mede aan de huurder had moeten worden opgelegd, maar dat niet is gebeurd. In geno......
  • Uitspraak Nº 202002638/1/A3. Raad van State, 2021-03-24
    • Nederland
    • 24 de março de 2021
    ...[appellante] als overtreder kunnen aanmerken? 5. Uit vaste rechtspraak van de Afdeling (onder meer de uitspraak van 28 oktober 2020, ECLI:NL:RVS:2020:2521, onder 4.3) volgt dat de overtreder degene is die het desbetreffende wettelijke voorschrift daadwerkelijk heeft geschonden. Dat is in de......
  • Uitspraak Nº 202003285/1/A3. Raad van State, 2021-03-03
    • Nederland
    • 3 de março de 2021
    ...als overtreder kunnen aanmerken? 5. Uit vaste jurisprudentie van de Afdeling (onder meer de uitspraak van 28 oktober 2020, ECLI:NL:RVS:2020:2521, onder 4.3) volgt dat de overtreder degene is die het desbetreffende wettelijke voorschrift daadwerkelijk heeft geschonden. Dat is in de eerste pl......
  • Uitspraak Nº AMS 20/346, AMS 20/365, AMS 20/366, AMS 20/371 en AMS 20/646. Rechtbank Amsterdam, 2022-02-24
    • Nederland
    • Rechtbank Amsterdam (Neederland)
    • 24 de fevereiro de 2022
    ...c. alle zelfstandige woonruimten met meer dan 200 huurpunten; d. alle onzelfstandige woonruimten tot 750 huurpunten. (…) 1 ECLI:NL:RVS:2020:2521. 2 Zie bijvoorbeeld ECLI:NL:CRVB:2007:BA6367. 3 Vergelijk onder rechtsoverweging 21.2. 4 ECLI:NL:RVS:2020:2646 onder 5.1. 5 Zie, opnieuw, ECLI:NL:......
4 sentencias
  • Uitspraak Nº 202002187/1/A3. Raad van State, 2021-02-24
    • Nederland
    • 24 de fevereiro de 2021
    ...heeft de gemachtigde van [appellant A] en [appellant B] onder verwijzing naar de uitspraak van de Afdeling van 28 oktober 2020, ECLI:NL:RVS:2020:2521, aangevoerd dat de boete moet worden gehalveerd, omdat deze mede aan de huurder had moeten worden opgelegd, maar dat niet is gebeurd. In geno......
  • Uitspraak Nº 202002638/1/A3. Raad van State, 2021-03-24
    • Nederland
    • 24 de março de 2021
    ...[appellante] als overtreder kunnen aanmerken? 5. Uit vaste rechtspraak van de Afdeling (onder meer de uitspraak van 28 oktober 2020, ECLI:NL:RVS:2020:2521, onder 4.3) volgt dat de overtreder degene is die het desbetreffende wettelijke voorschrift daadwerkelijk heeft geschonden. Dat is in de......
  • Uitspraak Nº 202003285/1/A3. Raad van State, 2021-03-03
    • Nederland
    • 3 de março de 2021
    ...als overtreder kunnen aanmerken? 5. Uit vaste jurisprudentie van de Afdeling (onder meer de uitspraak van 28 oktober 2020, ECLI:NL:RVS:2020:2521, onder 4.3) volgt dat de overtreder degene is die het desbetreffende wettelijke voorschrift daadwerkelijk heeft geschonden. Dat is in de eerste pl......
  • Uitspraak Nº AMS 20/346, AMS 20/365, AMS 20/366, AMS 20/371 en AMS 20/646. Rechtbank Amsterdam, 2022-02-24
    • Nederland
    • Rechtbank Amsterdam (Neederland)
    • 24 de fevereiro de 2022
    ...c. alle zelfstandige woonruimten met meer dan 200 huurpunten; d. alle onzelfstandige woonruimten tot 750 huurpunten. (…) 1 ECLI:NL:RVS:2020:2521. 2 Zie bijvoorbeeld ECLI:NL:CRVB:2007:BA6367. 3 Vergelijk onder rechtsoverweging 21.2. 4 ECLI:NL:RVS:2020:2646 onder 5.1. 5 Zie, opnieuw, ECLI:NL:......

VLEX uses login cookies to provide you with a better browsing experience. If you click on 'Accept' or continue browsing this site we consider that you accept our cookie policy. ACCEPT