Uitspraak Nº ak_20 _ 1665 en ak_20_1666. Rechtbank Overijssel, 2021-03-02

ECLIECLI:NL:RBOVE:2021:923
Date02 Marzo 2021
Docket Numberak_20 _ 1665 en ak_20_1666
CourtRechtbank Overijssel (Neederland)
RECHTBANK OVERIJSSEL

Zittingsplaats Zwolle

Bestuursrecht

zaaknummers: AWB 20/1665 en 20/1666

uitspraak van de meervoudige kamer in de zaken tussen

[eiser 1] en [eiser 2], wonende te [woonplaats 1] , [eiser 3] wonende te [woonplaats 2] en Stichting Leefbaar Buitengebied, gevestigd te Geerdijk, en Stichting Omgevingsrecht gevestigd te Almelo, eisers ,

gemachtigde: ing. M.H. Middelkamp,

en

het dagelijks bestuur van het waterschap Vechtstromen, verweerder.
Procesverloop

Bij besluit van 7 juli 2020, bekendgemaakt in het Waterschapsblad van 9 juli 2020, heeft verweerder het projectplan droogzetvoorziening stuw Junne vastgesteld.

Eisers hebben bij separate, gelijkluidende beroepschriften tegen het bestreden besluit beroep ingesteld. Deze beroepen zijn geregistreerd onder nummers 20/1665 (beroep van [eiser 1] en Stichting Leefbaar Buitengebied) en 20/1666 (beroep van [eiser 3] , [eiser 2] en Stichting Omgevingsrecht).

Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.

Bij brief van 21 november 2020 hebben eisers gereageerd op het verweerschrift.

De zaken zijn gelijktijdig ter zitting behandeld op 3 december 2020.

Eisers hebben zich laten vertegenwoordigen door hun gemachtigde. Tevens zijn verschenen [eiser 3] en [eiser 2] . Namens verweerder zijn verschenen M. Guijs, ing. H. Schipper en ing. R.B.G. Stroot.

Overwegingen

Achtergrond

1. Bij besluit van 7 juli 2020 heeft verweerder het projectplan droogzetvoorziening stuw Junne vastgesteld.

In het projectplan staat dat de stuw 100 jaar geleden is gebouwd en uit een metselwerkconstructie bestaat met een houten paalfundering en stalen kleppen. In de jaren 80 van de vorige eeuw is de houten verkeersbrug vervangen door een stalen brug. De brug is sinds voorjaar 2017 afgesloten voor zwaar verkeer omdat de effecten van de belasting met zware voertuigen op de constructieve toestand niet bekend waren. De gemeente Ommen is van plan om een nieuwe brug te bouwen naast en parallel aan de bestaande stuw.

De effecten van de zware verkeersbelasting op de stuw zijn niet bekend. Op basis van onderzoek naar de staat van het metselwerk van de stuw en de houten fundering zal worden bepaald of de stuw nog te renoveren is of wellicht vervangen moet worden.

Verweerder acht het vanwege het goed kunnen uitvoeren van onderzoek noodzakelijk de stuw grotendeels droog te zetten middels een droogzetvoorziening. De droogzetvoorziening voorziet in een permanente constructie in de bodem van de Vecht, bovenstrooms van de bestaande stuw, waarin schotten worden geplaatst om de Vecht tijdelijk droog te kunnen zetten. De droogzetvoorziening kan in de toekomst ingezet worden voor onderhoud, bij calamiteiten en eventueel als noodstuw. Het is een constructie die de veiligheid van de bewoners in het droog te zetten benedenstroomse deel (tussen droogzetvoorziening en stuw) waarborgt.

In het projectplan wordt ingegaan op de aanleiding voor het projectplan, de wijze van uitvoering, de effecten voor bodem, water, verkeer en natuur en de te treffen voorzieningen voor beperking van de negatieve gevolgen. Daarbij is getoetst aan de Waterwet, het beleid van het waterschap, meer in het bijzonder het waterbeheerplan 2016-2021, het provinciale beleid Ruimte voor de Vecht, de Grensoverschrijdende Vechtvisie, het Masterplan Ruimte voor de Vecht, de Beleidslijn winterbed Overijsselse Vecht, en de Europese Kaderrichtlijn Water (KRW), aldus verweerder.

Eisers belanghebbenden?

2.1

Ingevolge artikel 8:1 van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: Awb) kan een belanghebbende tegen een besluit beroep instellen bij de bestuursrechter.

Voordat de rechtbank het geschil inhoudelijk kan behandelen, moet ambtshalve worden beoordeeld of eisers belanghebbenden zijn bij het bestreden besluit.

Ingevolge artikel 1:2, eerste lid, van de Awb wordt onder belanghebbende verstaan: degene wiens belang rechtstreeks bij een besluit is betrokken.

Ingevolge het derde lid worden ten aanzien van rechtspersonen als hun belangen mede beschouwd de algemene en collectieve belangen die zij krachtens hun doelstellingen en blijkens hun feitelijke werkzaamheden in het bijzonder behartigen.

Om als belanghebbende in de zin van artikel 1:2, eerste lid, van de Awb te kunnen worden aangemerkt dient een natuurlijk persoon een objectief, actueel, eigen en persoonlijk belang

te hebben dat hem in voldoende mate onderscheidt van anderen en dat rechtstreeks wordt geraakt door het besluit. Het vereiste van een persoonlijk of individueel belang houdt in dat er een belang aanwezig is dat zich in voldoende mate onderscheidt van de belangen van een ieder. Een persoon van wie eventueel gezegd kan worden dat hij enig belang heeft maar zich op dat punt niet onderscheidt van grote aantallen anderen, kan niet worden aangemerkt als een persoon met een rechtstreeks betrokken belang.

Volgens jurisprudentie van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (hierna: de Afdeling), zoals de uitspraak van 28 maart 2018, ECLI:NL:RVS:2018:1066, is het uitgangspunt dat degene die rechtstreeks feitelijke gevolgen ondervindt van een activiteit die het besluit toestaat, in beginsel belanghebbende is bij dat besluit, zij het dat er wel sprake dient te zijn van ‘gevolgen van enige betekenis’ welke ontbreken indien de gevolgen van de activiteit wel zijn vast te stellen, maar voor de woon-, leef- of bedrijfssituatie van betrokkene dermate gering zijn dat een persoonlijk belang bij het besluit ontbreekt.

[eiser 1] [eiser 2]

2.2

Uit de stukken en het verhandelde ter zitting is gebleken dat het perceel aan de [adres 1] te Ommen, waar [eiser 1] en [eiser 2] woonachtig zijn, is gelegen op een afstand van 625 meter van het projectgebied en dat het perceel, zoals door verweerder onweersproken is gesteld, ten gevolge van het project geen waterstaatkundig risico loopt.

Ook is niet aannemelijk gemaakt dat op genoemde afstand eisers feitelijke gevolgen ondervinden van het projectplan.

Anders dan eisers stellen is niet waarschijnlijk dat sprake zal zijn van een toename van verkeer over de op ongeveer 10 meter van eisers woning gelegen Junnerweg (zuidwestelijk deel). Volgens het projectplan zal om overlast te voorkomen de aanvoer van het meeste materiaal over water plaatsvinden. Het over de weg aan te voeren materieel en beton zal gebruik maken van de route Junnerweg via Stegeren (noordoostelijk deel), omdat de bestaande brug over de stuw vanwege de belastbaarheid daarvoor niet kan worden benut.

De aanvoer van materiaal en materieel ten behoeve van de droogzetvoorziening zal derhalve niet over de weg langs de woning van eisers plaatsvinden.

Dat, zoals eisers stellen, na realisering van de droogzetvoorziening in de toekomst mogelijk een nieuwe brug zal worden gerealiseerd met als gevolg meer en/of zwaarder verkeer over het zuidwestelijk deel van de Junnerweg maakt niet dat eisers ten aanzien van onderhavige besluit een concreet en actueel belang hebben.

Voor wat betreft de door eisers gestelde negatieve effecten op Natura 2000-gebied geldt dat negatieve effecten op het dichtstbijzijnde Natura 2000-gebied Vecht- en Beneden-Reggegebied, gelegen ten noordoosten van de droogzetvoorziening, vanwege de afstand van ruim 500 meter van het projectgebied niet worden verwacht. Bovendien is eisers’ perceel gelegen aan de andere zijde van de droogzetvoorziening, op meer dan 1 kilometer afstand van het betreffende Natura 2000-gebied.

2.3

Hieruit volgt dat [eiser 1] en [eiser 2] geen belanghebbenden zijn in de zin van artikel 1:2, derde lid, van de Awb met betrekking tot de vaststelling van het bestreden projectplan en dat hun beroep niet-ontvankelijk is.

[eiser 3]

2.4

Uit de stukken en het verhandelde ter zitting is gebleken dat het perceel aan de [adres 2] te Stegeren, waar [eiser 3] woonachtig is, is gelegen op enkele tientallen meters van het projectgebied en dat er sprake is van zicht daarop.

2.5

Hieruit volgt dat [eiser 3] belanghebbende is in de zin van artikel 1:2, eerste lid, van de Awb met betrekking tot de vaststelling van het bestreden projectplan.

Stichting Omgevingsrecht

2.6

Blijkens artikel 2, eerste lid, van haar statuten, stelt de stichting zich ten doel:

a. het bevorderen van, het streven naar het opheffen van met de wet strijdige situaties, het toezien op en de handhaving van de naleving van de regelgeving op het gebied van ruimtelijke ordening (Wet op de Ruimtelijke Ordening, Woningwet, Tracéwet, bestemmingsplannen, bouwvergunningen, aanlegvergunningen, etcetera), natuurwetgeving (Flora- en faunawet, etcetera) en milieuwetgeving (Wet geluidhinder, Wet milieubeheer, Kernenergiewet, etcetera).

b. de bescherming en het verbeteren van natuur, landschap, ruimtelijke ordening en milieu en het streven naar stilte (het streven naar lawaai-arme situaties) en veiligheid in Nederland en de overige landen van de Europese Unie, het behoud van cultureel erfgoed, het bevorderen van openbaar vervoer, het streven naar een duurzame samenleving, het oplossen en voorkomen van milieuproblemen en voorts al hetgeen met een en ander rechtstreeks of zijdelings verband houdt of daartoe bevorderlijk kan zijn; alles in de ruimste zin des woords.

c. het verrichten van alle handelingen die met het vorenstaande in de ruimste zin verband houden of daartoe bevorderlijk kunnen zijn.

Ingevolge het tweede lid omvat het werkterrein van de stichting in elk geval de provincie Overijssel waaronder de gemeenten Dinkelland, Hengelo, Borne, Hof van Twente, Wierden, Tubbergen, Almelo, etc.

Ingevolge het derde lid tracht de stichting haar doel onder meer te verwezenlijken door:

a. het inzetten van rechtsmiddelen, in casu het verzoeken om, voor zover thans van belang, handhaving wegens het handelen in strijd met een bestemmingsplan;

b. het geven van publiciteit aan haar...

Om verder te lezen

PROBEER HET UIT

VLEX uses login cookies to provide you with a better browsing experience. If you click on 'Accept' or continue browsing this site we consider that you accept our cookie policy. ACCEPT