Wet van 17 december 2009 tot wijziging van de Wet werk en bijstand, de Algemene Ouderdomswet en de Wet structuur uitvoeringsorganisatie werk en inkomen in verband met de overheveling van de uitvoering van de aanvullende bijstand voor personen van 65 jaar of ouder van de gemeenten naar de Sociale verzekeringsbank en het aanbrengen van enkele andere aanpassingen in de Algemene Ouderdomswet en tot wijziging van enkele sociale verzekeringswetten in verband met de gelijkstelling binnen de sociale zekerheid van voormalige pleeg- en stiefkinderen met eigen kinderen

Wet van 17 december 2009 tot wijziging van de Wet werk en bijstand, de Algemene Ouderdomswet en de Wet structuur uitvoeringsorganisatie werk en inkomen in verband met de overheveling van de uitvoering van de aanvullende bijstand voor personen van 65 jaar of ouder van de gemeenten naar de Sociale verzekeringsbank en het aanbrengen van enkele andere aanpassingen in de Algemene Ouderdomswet en tot wijziging van enkele sociale verzekeringswetten in verband met de gelijkstelling binnen de sociale zekerheid van voormalige pleeg- en stiefkinderen met eigen kinderen

Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz. enz. enz. Allen die deze zullen zien of horen lezen, saluut! doen te weten: Alzo Wij in overweging genomen hebben, dat het wenselijk is dat de Sociale verzekeringsbank de uitvoering van de aanvullende algemene bijstand op grond van de Wet werk en bijstand voor personen van 65 jaar of ouder in de vorm van de verstrekking van een aanvullende inkomensvoorziening ouderen overneemt van de gemeenten en het wenselijk is de Algemene Ouderdomswet op een aantal andere onderdelen aan te passen mede in verband met onvolledige opbouw van tijdvakken van verzekering voor de AOW en dat het voorts wenselijk is dat binnen de sociale zekerheid voormalige pleeg- en stiefkinderen worden gelijkgesteld met eigen kinderen; Zo is het, dat Wij, de Raad van State gehoord, en met gemeen overleg der Staten-Generaal, hebben goedgevonden en verstaan, gelijk Wij goedvinden en verstaan bij deze:

ARTIKEL I WIJZIGING VAN DE WET WERK EN BIJSTAND

De Wet werk en bijstand wordt als volgt gewijzigd: AAan artikel 3 worden twee leden toegevoegd, luidende:7. Onder bloedverwant in de eerste graad als bedoeld in het tweede lid, onderdeel a, wordt mede verstaan een meerderjarig stiefkind of een meerderjarig voormalig pleegkind van de ongehuwde. 8. Onder voormalig pleegkind wordt verstaan een pleegkind waarvoor de ongehuwde een pleegvergoeding ontving of ontvangt op grond van de Wet op de jeugdzorg of kinderbijslag ontving op grond van de Algemene Kinderbijslagwet. BArtikel 4 wordt als volgt gewijzigd:1. Voor de tekst wordt de aanduiding «1.» geplaatst. 2. In het eerste lid, onderdeel d, wordt «de artikelen 9 en 9a,» vervangen door: de artikelen 9, 9a, 25, eerste lid, 26 en 30, tweede lid,. 3. Er wordt een lid toegevoegd, luidende: 2. Onder bloedverwant in de eerste graad als bedoeld in het eerste lid, onderdelen a en b, wordt mede verstaan een meerderjarig stiefkind of een meerderjarig voormalig pleegkind van de ongehuwde. CAan artikel 7 wordt een lid toegevoegd, luidende:6. Het eerste lid, aanhef en onderdeel b, is niet van toepassing indien het verlenen van bijstand op grond van artikel 47a, eerste lid, tot de taak van de Sociale verzekeringsbank behoort. CaAan artikel 25, eerste lid, wordt een zin toegevoegd, luidende: Deze kosten kunnen in ieder geval niet geheel of gedeeltelijk gedeeld worden met thuisinwonende kinderen van 18 jaar of ouder die een in aanmerking te nemen inkomen hebben van ten hoogste het normbedrag voor de kosten van levensonderhoud voor hoger onderwijs, genoemd in artikel 3.18 van de Wet studiefinanciering 2000. CbAan artikel 26 wordt een zin toegevoegd, luidende: Deze kosten kunnen in ieder geval niet geheel of gedeeltelijk gedeeld worden met thuisinwonende kinderen van 18 jaar of ouder die een in aanmerking te nemen inkomen hebben van ten hoogste het normbedrag voor de kosten van levensonderhoud voor hoger onderwijs, genoemd in artikel 3.18 van de Wet studiefinanciering 2000. CcIn artikel 30, tweede lid, onderdeel a, wordt na «ten laste komende kinderen» ingevoegd: of met thuisinwonende kinderen als bedoeld in artikel 25, eerste lid,. DArtikel 41 wordt als volgt gewijzigd:1. In het eerste lid wordt «vierde» vervangen door: vijfde. 2. In het tweede lid, wordt «een persoon die in een inrichting verblijft, een persoon van 65 jaar of ouder, of een persoon zonder adres» vervangen door: een persoon jonger dan 65 jaar die in een inrichting verblijft of een persoon jonger dan 65 jaar zonder adres. EIn hoofdstuk 5 wordt een paragraaf toegevoegd, luidende:

§ 5.4 Uitvoering Sociale verzekeringsbank

Artikel 47

a Taak Sociale verzekeringsbank.

  1. De Sociale verzekeringsbank heeft tot taak het verlenen van algemene bijstand in de vorm van een aanvullende inkomensvoorziening ouderen aan: a. alleenstaanden en alleenstaande ouders van 65 jaar of ouder; b. gehuwden, van wie beide echtgenoten 65 jaar of ouder zijn dan wel van wie één echtgenoot 65 jaar of ouder is;

hier te lande die in zodanige omstandigheden verkeren of dreigen te geraken dat zij niet over de middelen beschikken om in de noodzakelijke kosten van het bestaan te voorzien. 2. De artikelen 1 tot en met 6, de hoofdstukken 2 en 3, de paragrafen 5.1 en 5.2, hoofdstuk 6 en de artikelen 79, 80 en 81 zijn van toepassing op de uitvoering van de taak, bedoeld in het eerste lid, door de Sociale verzekeringsbank, tenzij in deze paragraaf anders is bepaald.

Artikel 47

b Invulling toepassing artikelen voor Sociale verzekeringsbank.

Voor de toepassing van artikel 47a, eerste lid, wordt in de artikelen 9, met uitzondering van het eerste lid, onderdeel b, 16, eerste lid, 17, 31, tweede lid, onderdeel m, 33, vierde lid, 40, tweede tot en met zesde lid, 43, eerste en derde lid, 44, eerste en derde lid, 48, derde en vierde lid, 52, eerste lid, 53a, eerste en tweede lid, 54, 55, 57, 58, eerste, derde en vierde lid, 60, tweede tot en met vijfde lid, 62b, vierde lid, 62e, 62f, 62g, 62h, derde lid, 63, 66, 81, eerste en tweede lid, voor «het college» telkens gelezen: de Sociale verzekeringsbank.

Artikel 47

c Toepassing afstemming door Sociale verzekeringsbank.

  1. De Sociale verzekeringsbank stemt de algemene bijstand als aanvullende inkomensvoorziening ouderen en de daaraan verbonden verplichtingen af op de omstandigheden, mogelijkheden en middelen van de belanghebbende. 2. De Sociale verzekeringsbank verlaagt de algemene bijstand ter zake van het niet of onvoldoende nakomen van de uit deze wet voortvloeiende verplichtingen, waaronder begrepen het zich jegens de Sociale verzekeringsbank zeer ernstig misdragen dan wel indien de belanghebbende naar het oordeel van de Sociale verzekeringsbank tekortschietend besef van verantwoordelijkheid betoont voor de voorziening in het bestaan. Van een verlaging wordt afgezien, indien elke vorm van verwijtbaarheid ontbreekt. 3. Indien het college een gegrond vermoeden heeft dat een belanghebbende niet voldoet aan de verplichting tot arbeidsinschakeling dan wel niet of onvoldoende gebruik maakt van re-integratievoorzieningen of inburgeringsvoorzieningen, stelt het de Sociale verzekeringsbank daarvan in kennis. 4. De Sociale verzekeringsbank heroverweegt een besluit als bedoeld in het eerste lid binnen een door haar te bepalen termijn die ten hoogste drie maanden bedraagt. 5. Bij de toepassing van het eerste en derde lid wordt onder belanghebbende mede verstaan het gezin. 6. Indien de Sociale verzekeringsbank naar aanleiding van een melding als bedoeld in het derde lid toepassing heeft gegeven aan dit artikel stelt de Sociale verzekeringsbank het college daarvan terstond in kennis.

Artikel 47

d Specifieke bepalingen voor uitvoering door de Sociale verzekeringsbank.

  1. De artikelen 40, eerste...

Om verder te lezen

PROBEER HET UIT

VLEX uses login cookies to provide you with a better browsing experience. If you click on 'Accept' or continue browsing this site we consider that you accept our cookie policy. ACCEPT