Invoerings- en aanpassingswet Politiewet 2012

Abbreviated LabelGeen
Subject MatterOpenbare orde en veiligheidsrecht
CourtVeiligheid en Justitie

Geldend van 01-01-2020 t/m heden

Wet van 12 juli 2012 tot invoering van de Politiewet 2012 en aanpassing van overige wetten aan die wet (Invoerings- en aanpassingswet Politiewet 2012)

Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.

Allen, die deze zullen zien of horen lezen, saluut! doen te weten:

Alzo Wij in overweging genomen hebben, dat het wenselijk is de invoering van de nieuwe Politiewet 2012 en daarmee samenhangende onderwerpen te regelen, zulks in verband met de intrekking van de Politiewet 1993, alsmede een aantal wetten aan te passen;

Zo is het, dat Wij, de Afdeling advisering van de Raad van State gehoord, en met gemeen overleg der Staten-Generaal, hebben goedgevonden en verstaan, gelijk Wij goedvinden en verstaan bij deze:

Hoofdstuk 1. Invoering van de Politiewet 2012
Artikel 1

Met ingang van het tijdstip van inwerkingtreding van deze wet zijn de korpsbeheerders van de regio’s, bedoeld in artikel 21 van de Politiewet 1993, eervol uit hun ambt ontslagen.

Artikel 2
  • 1 Het personeel van de regio’s, van het Korps landelijke politiediensten en van de voorziening tot samenwerking Politie Nederland gaat op de datum van inwerkingtreding van deze wet over in dienst van de politie op dezelfde voet en ook overigens in dezelfde rechtstoestand als waarin het op de dag, voorafgaand aan die datum, werkzaam was.

  • 2 Op de datum van inwerkingtreding van artikel 25, eerste lid, van de Politiewet 2012 blijft voor de vervulling van en benoeming in de functies, genoemd in bijlage A van deze wet, hoofdstuk VII.b van het Besluit algemene rechtspositie politie buiten toepassing. Artikel 3 van het Besluit overleg en medezeggenschap politie 1994 is hierop niet van toepassing.

Artikel 3
  • 1 De vermogensbestanddelen van de regio’s, van de Staat die aan het Korps landelijke politiediensten kunnen worden toegerekend, en van de voorziening tot samenwerking Politie Nederland gaan met ingang van de datum van inwerkingtreding van deze wet onder algemene titel over op de politie zonder dat daarvoor een akte of betekening wordt gevorderd.

  • 2 Onze Minister van Veiligheid en Justitie kan in overeenstemming met Onze Minister van Financiën bepaalde vermogensbestanddelen van de Staat die aan het Korps landelijke politiediensten kunnen worden toegerekend, uitzonderen van de in het eerste lid bedoelde overgang.

  • 3 Met betrekking tot de in het eerste lid bedoelde vermogensbestanddelen die in openbare registers te boek zijn gesteld, zal verandering van de tenaamstelling in die registers plaatsvinden door de bewaarders van die registers. De daartoe nodige opgaven worden door de zorg van de regio’s en Onze Minister van Veiligheid en Justitie, voor zover het betreft de voorziening tot samenwerking Politie Nederland en het Korps landelijke politiediensten, aan de bewaarders van de desbetreffende registers gedaan.

  • 4 Ter zake van de in het eerste lid bedoelde overgang van vermogensbestanddelen blijft heffing van overdrachtsbelasting achterwege.

Artikel 4
  • 1 Archiefbescheiden van de regio’s, het Korps landelijke politiediensten en de voorziening tot samenwerking Politie Nederland betreffende zaken die op de datum van inwerkingtreding van deze wet nog niet zijn afgedaan alsmede zaken die op dat tijdstip zijn afgedaan, worden overgedragen aan de politie, voor zover zij niet overeenkomstig de Archiefwet 1995 zijn overgebracht naar een archiefbewaarplaats.

  • 2 Archiefbescheiden van Onze Minister van Veiligheid en Justitie voor zover betrekking hebbend op de rijksrecherche betreffende zaken die op de datum van inwerkingtreding van deze wet nog niet zijn afgedaan, worden overgedragen aan het College van procureurs-generaal, voor zover zij niet overeenkomstig de Archiefwet 1995 zijn overgebracht naar een archiefbewaarplaats.

Artikel 5
  • 1 In wettelijke procedures en rechtsgedingen, waarbij een regio, het Korps landelijke politiediensten of de voorziening tot samenwerking Politie Nederland is betrokken, treedt met ingang van de datum van inwerkingtreding van deze wet de politie, dan wel de korpschef, bedoeld in artikel 27 van de Politiewet 2012, in de plaats van de regio, de Staat of de voorziening tot samenwerking Politie Nederland, dan wel de korpsbeheerder van de regio, Onze Minister van Veiligheid en Justitie of de voorzitter van het algemeen bestuur van voorziening tot samenwerking Politie Nederland.

  • 2 In wettelijke procedures en rechtsgedingen, waarbij de rijksrecherche is betrokken, treedt met ingang van de datum van inwerkingtreding van deze wet het College van procureurs-generaal in de plaats van Onze Minister van Veiligheid en Justitie.

Artikel 6
  • 1 In zaken waarin voor het tijdstip van inwerkingtreding van deze wet aan de Nationale ombudsman is verzocht een onderzoek te doen dan wel de Nationale ombudsman een onderzoek heeft ingesteld naar een gedraging die kan worden toegerekend aan een bestuursorgaan van een regio, van de voorziening tot samenwerking Politie Nederland of Onze Minister van Veiligheid en Justitie voor wat betreft het Korps landelijke politiediensten, treedt de korpschef, bedoeld in artikel 27 van de Politiewet 2012, op dat tijdstip als bestuursorgaan in de zin van de Wet Nationale ombudsman in de plaats van dat bestuursorgaan.

  • 2 In zaken waarin voor het tijdstip van inwerkingtreding van deze wet aan de Nationale ombudsman is verzocht een onderzoek te doen dan wel de Nationale ombudsman een onderzoek heeft ingesteld naar een gedraging die kan worden toegerekend aan Onze Minister van Veiligheid en Justitie voor wat betreft de rijksrecherche, treedt het College van procureurs-generaal op dat tijdstip als bestuursorgaan in de zin van de Wet Nationale ombudsman in de plaats van Onze Minister van Veiligheid en Justitie.

Artikel 7
  • 1 Na inwerkingtreding van deze wet berusten de algemene maatregelen van bestuur, genoemd in bijlage B van deze wet, voor zover deze berustten op de Politiewet 1993, op de in deze bijlage genoemde artikelen van de Politiewet 2012.

  • 2 Na inwerkingtreding van deze wet berusten de ministeriële regelingen, genoemd in bijlage C van deze wet, voor zover deze berustten op de Politiewet 1993, op de in deze bijlage genoemde artikelen van de Politiewet 2012.

  • 3 Na inwerkingtreding van deze wet berusten de krachtens artikel 8, zevende lid, van de Politiewet 1993 genomen besluiten van Onze Minister van Veiligheid en Justitie op artikel 7, zevende lid, van de Politiewet 2012.

  • 4 Na inwerkingtreding van deze wet berust de Beschikking van de Minister van Justitie van 25 september 2003, houdende aanwijzing van functionarissen en ambtenaren in het arrondissement Amsterdam voor de uitvoering van de dienst bij de gerechten en het transport van personen die rechtens van hun vrijheid zijn beroofd (Stcrt. 189), voor zover deze berustte op de Politiewet 1993, op artikel 9, zesde lid, van de Politiewet 2012.

  • 5 Na inwerkingtreding van deze wet berusten de bij of krachtens de artikelen 25, eerste en derde lid, en 42, eerste en tweede lid, onderscheidenlijk artikel 52 van de Politiewet 1993 genomen koninklijke besluiten op artikel 28, derde lid, onderscheidenlijk 45, tweede lid, van de Politiewet 2012.

  • 6 Na inwerkingtreding van deze wet wordt een aanwijzing als bedoeld in artikel 60, tweede lid, van de Wet op de inlichtingen- en veiligheidsdiensten 2002 van de korpsbeheerder van een regionaal politiekorps of Onze Minister van Veiligheid en Justitie wat betreft het Korps landelijke politiediensten, aangemerkt als een aanwijzing van de korpschef, bedoeld in artikel 27 van de Politiewet 2012, ten aanzien van de in de aanwijzing genoemde persoon bij de regionale eenheid in het gebied waar hij op de dag voor inwerkingtreding van deze wet werkzaam was onderscheidenlijk bij een landelijke eenheid. Na inwerkingtreding van deze wet wordt de aan de aanwijzing gegeven instemming van Onze Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties aangemerkt als een instemming ten aanzien van de in de aanwijzing genoemde persoon bij de in de eerste volzin bedoelde regionale eenheid of landelijke eenheid. Een aan de instemming verbonden bepaling dat bij wijziging van de functieaanduiding, dan wel bij inhoudelijke wijziging van de functie, de aanwijzing vervalt, blijft buiten toepassing.

Hoofdstuk 2. Wijziging van andere wetten
§ 1. Ministerie van Algemene Zaken
Artikel 8

[Red: Wijzigt de Noodwet rechtspleging.]

Artikel 9

[Red: Wijzigt de Wet buitengewone bevoegdheden burgerlijk gezag.]

Artikel 10

[Red: Wijzigt de Wet op de inlichtingen- en veiligheidsdiensten 2002.]

Artikel 11

[Red: Wijzigt het Wetboek van Koophandel.]

§ 2. Ministerie van Veiligheid en Justitie
Artikel 12

[Red: Wijzigt de Algemene wet bestuursrecht.]

Artikel 13

[Red: Wijzigt de Faillissementswet.]

Artikel 14

[Red: Wijzigt de Overleveringswet.]

Artikel 15

[Red: Wijzigt de Uitvoeringswet Internationaal Strafhof.]

Artikel 16

[Red: Wijzigt de Uitvoeringswet internationale kinderbescherming.]

Artikel 17

[Red: Wijzigt de Uitvoeringswet Speciaal Tribunaal voor Libanon.]

Artikel 18

[Red: Wijzigt de Uitvoeringswet...

Om verder te lezen

PROBEER HET UIT

VLEX uses login cookies to provide you with a better browsing experience. If you click on 'Accept' or continue browsing this site we consider that you accept our cookie policy. ACCEPT