Uitspraak Nº 201402008/6/R2. Raad van State, 2017-02-01

ECLIECLI:NL:RVS:2017:246
Date01 Febrero 2017
Docket Number201402008/6/R2
CourtCouncil of State (Netherlands)

201402008/6/R2.

Datum uitspraak: 1 februari 2017

AFDELING

BESTUURSRECHTSPRAAK

Uitspraak in het geding tussen:

1. het college van gedeputeerde staten van Noord-Brabant,

2. [appellant sub 2], wonend te Liessel, gemeente Deurne,

3. [appellant sub 3], wonend te Liessel, gemeente Deurne,

4. [appellant sub 4], wonend te Liessel, gemeente Deurne,

5. [appellant sub 5], wonend te Deurne,

appellanten,

en

De raad van de gemeente Deurne,

verweerder.

Procesverloop

Bij uitspraak, deels tussenuitspraak, van 26 augustus 2015, ECLI:NL:RVS:2015:2720, heeft de Afdeling de raad met betrekking tot de beroepen van het college, [appellant sub 2] en [appellant sub 4] opgedragen om binnen 26 weken na de verzending van deze uitspraak met inachtneming van hetgeen daarin is overwogen het besluit van 28 januari 2014 te herstellen. Deze uitspraak is aangehecht.

Bij besluit van 16 februari 2016 heeft de raad ter uitvoering van voormelde tussenuitspraak het bestemmingsplan "Tweede herziening bestemmingsplan Buitengebied" gewijzigd vastgesteld.

Het college, [appellant sub 2], [appellant sub 3], [appellant sub 4] en [appellant sub 5] hebben tegen dit besluit zienswijzen naar voren gebracht.

De raad heeft een aanvullend verweerschrift ingediend.

[appellant sub 2], [appellant sub 4] en [belanghebbende], belanghebbende, hebben nadere stukken ingediend.

De Afdeling heeft de zaak opnieuw ter zitting behandeld op 21 september 2016, waar het college, vertegenwoordigd door J.D.F. Verboom, bijgestaan door A.J.H. van Lent, [appellant sub 2], bijgestaan door mr. F.K. van den Akker, advocaat te Eindhoven, [appellant sub 3], vertegenwoordigd door mr. N. Crooijmans, advocaat te Deurne, [appellant sub 4], bijgestaan door mr. N. Crooijmans voornoemd, [appellant sub 5], bijgestaan door mr. J.A.J.M. van Houtum, rechtsbijstandverlener, en de raad, vertegenwoordigd door mr. F.P.G. Ricken-Cleven en mr. M. Jochem, zijn verschenen.

Voorts is [belanghebbende], vertegenwoordigd door [gemachtigde], bijgestaan door mr. M.A.D. Klein-Pietersen, rechtsbijstandverlener, en ing. B.L. Spreeuwenberg, ter zitting gehoord.

De Afdeling heeft krachtens artikel 8:68 van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: Awb) het onderzoek wat betreft het beroep van het college met betrekking tot het perceel [locatie A] te Deurne heropend teneinde schriftelijke inlichtingen als bedoeld in artikel 8:45 van de Awb in te winnen. De raad, het college en [belanghebbende] hebben deze inlichtingen verstrekt. Daarna heeft de Afdeling het onderzoek gesloten.

De Afdeling heeft krachtens artikel 8:68 van de Awb het onderzoek wat betreft de beroepen van [appellant sub 3] en [appellant sub 4] heropend teneinde de raad in de gelegenheid te stellen een reactie te geven op de nadere stukken van [appellant sub 3] en [appellant sub 4]. Na ontvangst van deze reactie heeft de Afdeling het onderzoek gesloten.

Overwegingen

[locatie B] (perceel […] ), plandeel "Wonen"

1. De Afdeling heeft in 4.6. van de tussenuitspraak overwogen dat de planregeling voor het genoemde perceel een in planologisch opzicht nieuwe woning mogelijk maakt, hetgeen ingevolge artikel 11.1 van de provinciale Verordening ruimte 2012 (hierna: Verordening 2012) niet is toegestaan.

1.1. Gelet op hetgeen in 4.6. en 12. van de tussenuitspraak is overwogen ziet de Afdeling in hetgeen het college en [appellant sub 2] hebben aangevoerd aanleiding voor het oordeel dat het bestreden besluit van 28 januari 2014, voor zover het betreft het plandeel met de bestemming "Wonen" voor het perceel [locatie B] te Liessel, is genomen in strijd met artikel 11.1, eerste lid van de Verordening 2012. De beroepen van het college en [appellant sub 2] tegen dat besluit zijn gegrond. Het besluit dient in zoverre te worden vernietigd.

1.2. In de tussenuitspraak heeft de Afdeling de raad met betrekking tot de beroepen van het college en [appellant sub 2] opgedragen om een andere planregeling vast te stellen voor het perceel [locatie B] te Liessel.

1.3. Ter uitvoering van de tussenuitspraak heeft de raad bij besluit van 16 februari 2016 het plandeel voor het perceel gewijzigd vastgesteld. Daarbij is het bestemmingsvlak "Wonen" gewijzigd in "Agrarisch - 3". Ter plaatse van het bestaande gebouw zijn de aanduidingen "specifieke vorm van agrarisch - veldschuur 2" en "woning met persoonsgebonden overgangsrecht" opgenomen.

1.4. Artikel 6:19, eerste lid, van de Awb luidt: "Het bezwaar of beroep heeft van rechtswege mede betrekking op een besluit tot intrekking, wijziging of vervanging van het bestreden besluit, tenzij partijen daarbij onvoldoende belang hebben."

De beroepen van het college en [appellant sub 2] worden geacht mede te zijn gericht tegen het besluit van 16 februari 2016, voor zover het betrekking heeft op het plandeel voor het perceel [locatie B]. Voor [appellant sub 3], eigenaar van dit pand en ingevolge artikel 8:26 van de Awb partij in dit geding, is van rechtswege beroep ontstaan tegen voornoemd besluit.

De beroepen van het college, [appellant sub 2] en [appellant sub 3]

De aanduiding "specifieke vorm van agrarisch - veldschuur 2"

2. [appellant sub 2] stelt dat de aanduiding in strijd is met de artikelen 3.1 en 3.2 van de ten tijde van het herstelbesluit geldende Verordening ruimte 2014 (hierna: de Verordening 2014) omdat deze voorziet in een ruimtelijke ontwikkeling op een niet bestaand bouwperceel. Ook is niet gebleken dat deze ontwikkeling gepaard gaat met een fysieke kwaliteitsverbetering van het landschap.

De aanduiding is volgens [appellant sub 2] ook in strijd met een goede ruimtelijke ordening omdat daarmee de illegale woning niet wordt gelegaliseerd. Bovendien is het gebouw geen veldschuur en is een bestemming als veldschuur ook niet door de eigenaar aangevraagd. De aanduiding leidt tot ongewenste verstening in het buitengebied.

2.1. Artikel 1, lid 1.15, van de Verordening 2014 luidt: "Onder een bestaand bouwperceel wordt verstaan een bouwperceel waarbinnen het geldend bestemmingsplan het bouwen van gebouwen en bijbehorende bouwwerken met een gezamenlijke oppervlakte van meer dan 100 m2 toestaat."

Artikel 1, lid 1.72, luidt: "Onder ruimtelijke ontwikkeling wordt verstaan bouwactiviteiten en planologische gebruiksactiviteiten waarvoor een wijziging van het planologisch regime nodig is."

Artikel 3.1, eerste lid, luidt: "De toelichting bij een bestemmingsplan dat voorziet in een ruimtelijke ontwikkeling bevat een verantwoording dat:

a. het plan bijdraagt aan de zorg voor het behoud en de bevordering van de ruimtelijke kwaliteit van het daarbij betrokken gebied en de naaste omgeving, waaronder in ieder geval een goede landschappelijke inpasbaarheid;

b. toepassing is gegeven aan het principe van zorgvuldig ruimtegebruik."

Het tweede lid, aanhef en onder a, luidt: "Het principe van zorgvuldig ruimtegebruik als bedoeld in het eerste lid houdt in ieder geval in dat een ruimtelijke ontwikkeling buiten bestaand stedelijk gebied gebruik maakt van een bestaand bouwperceel, tenzij in deze verordening uitdrukkelijk anders is bepaald."

Artikel 5, lid 5.2.5, aanhef en onder f, van de planregels van het gewijzigd vastgestelde plan luidt: "Ter plaatse van de aanduiding "specifieke vorm van agrarisch - veldschuur 2" mag eenmalig bebouwing worden vergund tot een maximale omvang van 158 m2 gebruiksoppervlakte en een nokhoogte van 5,5 m."

In het voorheen geldende bestemmingsplan "Buitengebied" uit 1980 had het plandeel voor het perceel [locatie B] de bestemming "Bos en bosschages". Op de plankaart stond de aanduiding "noodwoning - beperkt overgangsrecht van toepassing (artikel 41, lid A, sub 2)".

Artikel 41, lid A, sub 2, van de planvoorschriften van dat plan luidt: "De noodwoningen, welke op de plankaart zijn aangeduid als vallend onder het beperkt overgangsrecht mogen niet worden herbouwd, verbouwd, vernieuwd, veranderd of uitgebreid (dus uitsluitend onderhouden). Behoudens onteigening overeenkomstig de wet en op voorwaarde dat de bestaande afwijking niet wordt vergroot, mogen deze bouwwerken worden herbouwd, indien zij zijn verwoest door een calamiteit, mits de bouwvergunning binnen twee jaren na de calamiteit is aangevraagd."

Lid B, sub 1, luidt: "Het op het tijdstip van het rechtskracht verkrijgen van het plan bestaande gebruik van gronden (anders dan bebouwing) en opstallen dat met het in het plan aangewezen gebruik in strijd is, mag worden voortgezet."

Sub 2 luidt: "Het is verboden het sub 1 bedoelde gebruik van gronden en opstallen te wijzigen, tenzij door wijziging van het gebruik de afwijking van het plan niet wordt vergroot."

2.1.1. Uit de gedingstukken volgt dat het gebouw in 1956 zonder vergunning is opgericht en in gebruik genomen als noodwoning.

In het voorheen geldende bestemmingsplan "Buitengebied" was het gebouw aangeduid als noodwoning. Omdat dat bestemmingsplan op het perceel geen veldschuur toestond, is een wijziging van het planologisch regime nodig om het gebouw te bestemmen als veldschuur. De aanduiding in het nu voorliggende plan voorziet daarmee in een ruimtelijke ontwikkeling als bedoeld in artikel 1, lid 1.72, van de Verordening 2014.

Gelet op het principe van zorgvuldig ruimtegebruik zoals opgenomen in artikel 3.1, eerste en tweede lid, van de Verordening 2014 moet voor de aanduiding als veldschuur gebruik worden gemaakt van een bestaand bouwperceel. Daaronder wordt ingevolge artikel 1, lid 1.15, van de Verordening 2014 verstaan een bouwperceel waarbinnen het geldend bestemmingsplan het bouwen van gebouwen en bijbehorende bouwwerken met een gezamenlijke oppervlakte van meer dan 100 m2 toestaat. Artikel 41 van de planvoorschriften van het voorheen geldende bestemmingsplan stond ter plaatse een noodwoning van 158 m2 toe die mocht worden onderhouden. Daarmee is een gebouw toegelaten van meer dan 100 m2 en kan het perceel worden aangemerkt als een bestaand bouwperceel in de zin van artikel 3.1, tweede lid, aanhef en onder a...

Om verder te lezen

PROBEER HET UIT
14 temas prácticos
  • Uitspraak Nº 202002530/1/R2. Raad van State, 2022-04-20
    • Nederland
    • Council of State (Netherlands)
    • 20 Abril 2022
    ...is opgenomen hebben zowel [vergunninghouder] als [wederpartij] bij de Afdeling geprocedeerd (zie de uitspraak van 1 februari 2017, ECLI:NL:RVS:2017:246). [vergunninghouder] heeft op 24 mei 2017 een aanvraag om omgevingsvergunning voor de activiteit bouwen ingediend voor de legalisatie van d......
  • Uitspraak Nº 18-1954 AOW. Centrale Raad van Beroep, 2019-02-28
    • Nederland
    • Centrale Raad van Beroep (Nederland)
    • 28 Febrero 2019
    ...herinnert in dit verband aan de uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (Afdeling) van 1 februari 2017, ECLI:NL:RVS:2017:246 onder punt 5.3. In gevallen zoals die voorliggen, waarin vernietiging van beslissingen op bezwaar met toepassing van artikel 8:113, tweede......
  • Uitspraak Nº 201705703/1/A1. Raad van State, 2018-08-08
    • Nederland
    • Council of State (Netherlands)
    • 8 Agosto 2018
    ...heeft de rechtbank ten onrechte de uitspraken van de Afdeling van 13 februari 2013, ECLI:NL:RVS:2013:BZ1289, en 1 februari 2017, ECLI:NL:RVS:2017:246, als uitgangspunt genomen, omdat daar sprake was van de behandeling van een beroep in eerste en enige aanleg. Uitgaande van de termijnen die ......
  • Uitspraak Nº AWB - 20 _ 6942. Rechtbank Amsterdam, 2022-05-09
    • Nederland
    • Rechtbank Amsterdam (Neederland)
    • 9 Mayo 2022
    ...van 31 januari 2020, ECLI:NL:RBAMS:2020:497. 14 Zie de uitspraak van de Afdeling van 17 maart 2021, ECLI:NL:RVS:2021:566. 15 Zie ECLI:NL:RVS:2017:246. 16 Zie bijvoorbeeld de uitspraak van de Afdeling van 27 oktober 2021, ECLI:NL:RVS:2021:2395. 17 Zie de uitspraak van de Afdeling van 19 nove......
  • Vraag een proefperiode aan om aanvullende resultaten te zien
14 sentencias
  • Uitspraak Nº 202002530/1/R2. Raad van State, 2022-04-20
    • Nederland
    • Council of State (Netherlands)
    • 20 Abril 2022
    ...is opgenomen hebben zowel [vergunninghouder] als [wederpartij] bij de Afdeling geprocedeerd (zie de uitspraak van 1 februari 2017, ECLI:NL:RVS:2017:246). [vergunninghouder] heeft op 24 mei 2017 een aanvraag om omgevingsvergunning voor de activiteit bouwen ingediend voor de legalisatie van d......
  • Uitspraak Nº 18-1954 AOW. Centrale Raad van Beroep, 2019-02-28
    • Nederland
    • Centrale Raad van Beroep (Nederland)
    • 28 Febrero 2019
    ...herinnert in dit verband aan de uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (Afdeling) van 1 februari 2017, ECLI:NL:RVS:2017:246 onder punt 5.3. In gevallen zoals die voorliggen, waarin vernietiging van beslissingen op bezwaar met toepassing van artikel 8:113, tweede......
  • Uitspraak Nº 201705703/1/A1. Raad van State, 2018-08-08
    • Nederland
    • Council of State (Netherlands)
    • 8 Agosto 2018
    ...heeft de rechtbank ten onrechte de uitspraken van de Afdeling van 13 februari 2013, ECLI:NL:RVS:2013:BZ1289, en 1 februari 2017, ECLI:NL:RVS:2017:246, als uitgangspunt genomen, omdat daar sprake was van de behandeling van een beroep in eerste en enige aanleg. Uitgaande van de termijnen die ......
  • Uitspraak Nº AWB - 20 _ 6942. Rechtbank Amsterdam, 2022-05-09
    • Nederland
    • Rechtbank Amsterdam (Neederland)
    • 9 Mayo 2022
    ...van 31 januari 2020, ECLI:NL:RBAMS:2020:497. 14 Zie de uitspraak van de Afdeling van 17 maart 2021, ECLI:NL:RVS:2021:566. 15 Zie ECLI:NL:RVS:2017:246. 16 Zie bijvoorbeeld de uitspraak van de Afdeling van 27 oktober 2021, ECLI:NL:RVS:2021:2395. 17 Zie de uitspraak van de Afdeling van 19 nove......
  • Vraag een proefperiode aan om aanvullende resultaten te zien

VLEX uses login cookies to provide you with a better browsing experience. If you click on 'Accept' or continue browsing this site we consider that you accept our cookie policy. ACCEPT