Uitspraak Nº 201402641/1/R1. Raad van State, 2016-03-16

ECLIECLI:NL:RVS:2016:732
Date16 Marzo 2016
Docket Number201402641/1/R1
CourtCouncil of State (Netherlands)

Bij deze uitspraak is een persbericht uitgebracht.

201402641/1/R1.

Datum uitspraak: 16 maart 2016

AFDELING

BESTUURSRECHTSPRAAK

Uitspraak in het geding tussen:

1. de besloten vennootschappen met beperkte aansprakelijkheid Van Neerbos Bouwmarkten B.V. en Van Neerbos Groep B.V., beide gevestigd te Vlaardingen, (hierna tezamen en in enkelvoud: Van Neerbos)

2. [appellant sub 2A] en [appellante sub 2B], beiden wonend te Zwolle, (hierna tezamen en in enkelvoud: [appellant sub 2])

3. [appellant sub 3], wonend te Zwolle,

4. [appellant sub 4], wonend te Zwolle,

5. [appellant sub 5], wonend te Zwolle,

6. de besloten vennootschappen met beperkte aansprakelijkheid Praxis Vastgoed B.V. en Praxis Doe-het-zelf Center B.V., beide gevestigd te Amsterdam, (hierna tezamen en in enkelvoud: Praxis),

7. [appellant sub 7], wonend te Zwolle,

en

de raad van de gemeente Zwolle,

verweerder.

Procesverloop

Bij besluit van 3 februari 2014 heeft de raad het bestemmingsplan "Blaloweg en Katwolderweg (voormalig Shell-terrein en omgeving)" vastgesteld en besloten geen exploitatieplan vast te stellen.

Tegen dit besluit hebben Van Neerbos, [appellant sub 2], [appellant sub 3], [appellant sub 4], [appellant sub 5], Praxis en [appellant sub 7] beroep ingesteld.

De raad heeft een verweerschrift ingediend.

De raad, Van Neerbos, Praxis en de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid Hornbach Holding B.V. (hierna: Hornbach) hebben nadere stukken ingediend.

Bij besluit van 15 december 2014 heeft de raad het bestemmingsplan "Blaloweg en Katwolderweg (voormalig Shell-terrein en omgeving)" gewijzigd vastgesteld (hierna: het wijzigingsbesluit).

De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 18 mei 2015, waar Van Neerbos, vertegenwoordigd door [medewerker], werkzaam bij Van Neerbos, en bijgestaan door mr. A. Kaspers, advocaat te Amsterdam, [appellant sub 2], [appellant sub 3], [appellant sub 4], [appellant sub 5] en [appellant sub 7], vertegenwoordigd door mr. A. Kaspers, voormeld, Praxis, vertegenwoordigd door [medewerker], werkzaam bij Praxis, en bijgestaan door mr. J.R. van Angeren, advocaat te Amsterdam, en drs. A. Hooft, werkzaam bij Bureau Stedelijke Planning (hierna: BSP), en de raad, vertegenwoordigd door mr. J. van den Berg, werkzaam bij de gemeente, G. Welten, werkzaam bij Rho adviseurs en ing. J.L.M. Eskens, werkzaam bij Antea, zijn verschenen. Voorts is ter zitting als partij gehoord Hornbach, vertegenwoordigd door [medewerkers], beiden werkzaam bij Hornbach, en bijgestaan door mr. C.W. Kniestedt, advocaat te Amsterdam.

De voorzitter van de Afdeling heeft staatsraad mr. R.J.G.M. Widdershoven (hierna: de staatsraad advocaat-generaal) verzocht om een conclusie, als bedoeld in artikel 8:12a van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: de Awb).

De staatsraad advocaat-generaal heeft op 2 december 2015 geconcludeerd (zaak nr. 201402641/5/R1).

Daartoe in de gelegenheid gesteld, hebben Praxis, Hornbach en de raad op de conclusie gereageerd.

Vervolgens is het onderzoek gesloten.

Overwegingen

Het plan

1. Het plan maakt op het voormalige Shell-terrein, in de hoek van de Blaloweg en Katwolderweg op het bedrijventerrein Voorst A te Zwolle een bouwmarkt met een tuincentrum ten behoeve van een vestiging van Hornbach mogelijk.

Het toetsingskader

2. Bij de vaststelling van een bestemmingsplan heeft de raad beleidsvrijheid om bestemmingen aan te wijzen en regels te geven die de raad uit een oogpunt van een goede ruimtelijke ordening nodig acht. De Afdeling toetst deze beslissing terughoudend. Dit betekent dat de Afdeling aan de hand van de beroepsgronden beoordeelt of aanleiding bestaat voor het oordeel dat de raad zich niet in redelijkheid op het standpunt heeft kunnen stellen dat het plan strekt ten behoeve van een goede ruimtelijke ordening. Voorts beoordeelt de Afdeling aan de hand van de beroepsgronden of het bestreden besluit anderszins is voorbereid of genomen in strijd met het recht.

De beroepen van [appellant sub 2], [appellant sub 3], [appellant sub 4], [appellant sub 5] en [appellant sub 7]

3. De beroepen van [appellant sub 2], [appellant sub 3], [appellant sub 4], [appellant sub 5] en [appellant sub 7] richten zich tegen de mogelijkheid om een attentiemast met een hoogte van 40 m op te richten. Zij wonen in een appartementengebouw op een afstand van ongeveer 324 m van de gronden waarop een attentiemast is voorzien. Zij betogen dat de attentiemast met een hoogte van 40 m zal leiden tot een ernstige aantasting van hun uitzicht, ernstige lichtoverlast en een ernstige waardedaling van hun woningen.

3.1. De raad heeft ter zitting toegelicht dat een hoogte van 40 m noodzakelijk is om verkeer op de A28 tijdig te attenderen op de bouwmarkt. Bij een lagere hoogte zal de attentiemast niet tijdig zichtbaar zijn voor het verkeer om veilig de afslag te kunnen nemen. Voorts heeft de raad toegelicht dat het beleid wordt gevoerd dat attentiemasten nabij de A28 op eigen terrein moeten worden geplaatst, omdat het uit een oogpunt van verkeersveiligheid niet wenselijk is dat attentiemasten direct naast de A28 staan. Gelet op deze toelichting is de Afdeling van oordeel dat de raad in redelijkheid voor een toegestane hoogte van 40 m voor de voorziene attentiemast heeft kunnen kiezen. Daarbij neemt de Afdeling ook in aanmerking dat de raad ervan heeft kunnen uitgaan dat de attentiemast niet tot een ernstige aantasting van het uitzicht van [appellant sub 2], [appellant sub 3], [appellant sub 4], [appellant sub 5] en [appellant sub 7], ernstige lichtoverlast of een ernstige waardedaling van hun woningen zal leiden, gelet op de afstand van ongeveer 324 m van hun woningen tot de gronden waarop de attentiemast is toegestaan. Bij deze afweging is van belang dat geen recht bestaat op een blijvend vrij uitzicht.

Het betoog faalt.

4. De beroepen van [appellant sub 2], [appellant sub 3], [appellant sub 4], [appellant sub 5] en [appellant sub 7] zijn ongegrond.

5. Voor een proceskostenveroordeling ten aanzien van [appellant sub 2], [appellant sub 3], [appellant sub 4], [appellant sub 5] en [appellant sub 7] bestaat geen aanleiding.

De beroepen van Praxis en Van Neerbos

Wijzigingsbesluit

6. In het wijzigingsbesluit is artikel 9, lid 9.1, onder b, van de planregels gewijzigd. Als gevolg hiervan zijn voor bouwmarkten en tuincentra geen maximumparkeernormen meer in het plan opgenomen. De beroepen van Van Neerbos en Praxis hebben op grond van artikel 6:19 van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: Awb) van rechtswege mede betrekking op dit besluit.

Intrekking beroepsgronden

7. Ter zitting heeft Praxis haar beroepsgronden dat ten onrechte geen exploitatieplan is vastgesteld en dat het plan in onvoldoende parkeerplaatsen voorziet, ingetrokken. Van Neerbos heeft ter zitting haar beroepsgronden dat het plan in strijd is met de ten tijde van de vaststelling van het plan geldende Omgevingsverordening Overijssel (hierna: Omgevingsverordening) en dat het plan zoveel planschade met zich brengt dat het financieel niet uitvoerbaar is, ingetrokken.

Inleiding

8. Van Neerbos exploiteert een bouwmarkt op het bedrijventerrein Voorst A in Zwolle op een afstand van ongeveer 140 m van de voorziene bouwmarkt. Praxis exploiteert een bouwmarkt op het bedrijventerrein Marslanden B in Zwolle op een afstand van ongeveer 5 km van de voorziene bouwmarkt. Zij hebben verscheidene beroepsgronden aangevoerd tegen het plan. De Afdeling zal eerst bespreken of en zo ja, in hoeverre het relativiteitsvereiste in artikel 8:69a van de Awb eraan in de weg staat dat de beroepsgronden van Praxis en Van Neerbos tot vernietiging van het plan leiden.

Beoordeling relativiteitsvereiste

9. Ingevolge artikel 8:69a van de Awb vernietigt de bestuursrechter een besluit niet op de grond dat het in strijd is met een geschreven of ongeschreven rechtsregel of een algemeen rechtsbeginsel, indien deze regel of dit beginsel kennelijk niet strekt tot bescherming van de belangen van degene die zich daarop beroept.

9.1. Blijkens de geschiedenis van de totstandkoming van de Wet aanpassing bestuursprocesrecht (Kamerstukken II, 2009/10, 32 450, nr. 3, blz. 18-20) heeft de wetgever met artikel 8:69a van de Awb de eis willen stellen dat er een verband moet bestaan tussen een beroepsgrond en het belang waarin de appellant door het bestreden besluit dreigt te worden geschaad. De bestuursrechter mag een besluit niet vernietigen wegens schending van een rechtsregel die kennelijk niet strekt tot bescherming van het belang van de appellant. Hierna wordt eerst per beroepsgrond beoordeeld of de rechtsregel waarop een beroep wordt gedaan strekt ter bescherming van appellanten.

Externe veiligheid

10. Praxis en Van Neerbos betogen dat de voorziene bouwmarkt in strijd is met het beleid en de regelgeving ten aanzien van de externe veiligheid.

11. De Afdeling stelt vast dat het beleid en de regelgeving ten aanzien van de externe veiligheid ertoe strekken om te voorkomen dat functies met risico’s voor de externe veiligheid beperkt worden in de bedrijfsvoering door gevoelige bestemmingen en dat omgekeerd deze gevoelige bestemmingen beschermd worden tegen dergelijke risico’s. De door Van Neerbos geëxploiteerde bouwmarkt is geen functie met risico’s voor de externe veiligheid en ondervindt derhalve geen beperkende gevolgen van de nieuwe bouwmarkt als gevoelige bestemming. Evenmin betreft deze bouwmarkt een functie met risico’s voor de externe veiligheid waardoor de bouwmarkt van Van Neerbos als gevoelige bestemming geconfronteerd wordt met risico's voor de externe veiligheid. Ook is uitgesloten dat de bouwmarkt van Praxis wat betreft de externe veiligheid rechtstreeks gevolgen zal ondervinden van de voorziene bouwmarkt. De belangen van Van Neerbos en Praxis zijn erin gelegen dat zij gevrijwaard blijven van een nieuwe bouwmarkt in hun verzorgingsgebied. Het beleid en de regelgeving ten aanzien van externe veiligheid strekken...

Om verder te lezen

PROBEER HET UIT
33 temas prácticos
  • Uitspraak Nº 201906841/1/R1. Raad van State, 2020-11-11
    • Nederland
    • 11 November 2020
    ...personen en niet aan rechtspersonen. Rechtspersonen hebben immers geen leven als bedoeld in artikel 2 (uitspraak van 16 maart 2016, ECLI:NL:RVS:2016:732 Verenigbaarheid van artikel 8:69a Awb met het Unierecht 5.3. Omdat het relativiteitsvereiste op gelijke wijze wordt toegepast op beroepen ......
  • Uitspraak Nº UTR 16/1738, UTR 16/1745, UTR 16/1748, UTR 16/1749, UTR 16/1751 en UTR 16/1752. Rechtbank Midden-Nederland, 2017-04-25
    • Nederland
    • Rechtbank Midden-Nederland (Neederland)
    • 25 April 2017
    ...bescherming van de belangen van Eco Energie. De rechtbank verwijst in dit verband naar de uitspraak van de ABRvS van 16 maart 2016 (ECLI:NL:RVS:2016:732), onder 12.3. 13. Over het betoog van Eco Energie dat de verleende vergunning berust op onjuiste aannames over de stroom opwaartse en stro......
  • Uitspraak Nº 201601015/1/R1. Raad van State, 2017-03-15
    • Nederland
    • Council of State (Netherlands)
    • 15 March 2017
    ...daarvoor onvoldoende depositieruimte en/of ontwikkelingsruimte beschikbaar is. Zoals de Afdeling in haar uitspraak van 16 maart 2016, ECLI:NL:RVS:2016:732, heeft geoordeeld kan een geslaagd beroep op het gelijkheidsbeginsel leiden tot een correctie op de toepassing van het relativiteitsvere......
  • Uitspraak Nº 201801209/1/A3. Raad van State, 2018-10-10
    • Nederland
    • Council of State (Netherlands)
    • 10 October 2018
    ...verwijzingen van Teva naar de uitspraken van de Afdeling van 9 oktober (lees: november) 2016 (ECLI:NL:RVS:2016:2947) en 16 maart 2016 (ECLI:NL:RVS:2016:732) leiden volgens de rechtbank niet tot een ander oordeel. Eerstgenoemde uitspraak heeft betrekking op een parallelhandelsvergunning waar......
  • Vraag een proefperiode aan om aanvullende resultaten te zien
33 sentencias
  • Uitspraak Nº 201906841/1/R1. Raad van State, 2020-11-11
    • Nederland
    • 11 November 2020
    ...personen en niet aan rechtspersonen. Rechtspersonen hebben immers geen leven als bedoeld in artikel 2 (uitspraak van 16 maart 2016, ECLI:NL:RVS:2016:732 Verenigbaarheid van artikel 8:69a Awb met het Unierecht 5.3. Omdat het relativiteitsvereiste op gelijke wijze wordt toegepast op beroepen ......
  • Uitspraak Nº UTR 16/1738, UTR 16/1745, UTR 16/1748, UTR 16/1749, UTR 16/1751 en UTR 16/1752. Rechtbank Midden-Nederland, 2017-04-25
    • Nederland
    • Rechtbank Midden-Nederland (Neederland)
    • 25 April 2017
    ...bescherming van de belangen van Eco Energie. De rechtbank verwijst in dit verband naar de uitspraak van de ABRvS van 16 maart 2016 (ECLI:NL:RVS:2016:732), onder 12.3. 13. Over het betoog van Eco Energie dat de verleende vergunning berust op onjuiste aannames over de stroom opwaartse en stro......
  • Uitspraak Nº 201601015/1/R1. Raad van State, 2017-03-15
    • Nederland
    • Council of State (Netherlands)
    • 15 March 2017
    ...daarvoor onvoldoende depositieruimte en/of ontwikkelingsruimte beschikbaar is. Zoals de Afdeling in haar uitspraak van 16 maart 2016, ECLI:NL:RVS:2016:732, heeft geoordeeld kan een geslaagd beroep op het gelijkheidsbeginsel leiden tot een correctie op de toepassing van het relativiteitsvere......
  • Uitspraak Nº 201801209/1/A3. Raad van State, 2018-10-10
    • Nederland
    • Council of State (Netherlands)
    • 10 October 2018
    ...verwijzingen van Teva naar de uitspraken van de Afdeling van 9 oktober (lees: november) 2016 (ECLI:NL:RVS:2016:2947) en 16 maart 2016 (ECLI:NL:RVS:2016:732) leiden volgens de rechtbank niet tot een ander oordeel. Eerstgenoemde uitspraak heeft betrekking op een parallelhandelsvergunning waar......
  • Vraag een proefperiode aan om aanvullende resultaten te zien

VLEX uses login cookies to provide you with a better browsing experience. If you click on 'Accept' or continue browsing this site we consider that you accept our cookie policy. ACCEPT