Uitspraak Nº 201710364/1/A3. Raad van State, 2019-01-16

ECLIECLI:NL:RVS:2019:103
Date16 Enero 2019
Docket Number201710364/1/A3
CourtCouncil of State (Netherlands)

201710364/1/A3.

Datum uitspraak: 16 januari 2019

AFDELING

BESTUURSRECHTSPRAAK

Tussenuitspraak met toepassing van artikel 8:51d van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: de Awb) op het hoger beroep van:

[appellant], wonend te [woonplaats],

tegen de uitspraak van de rechtbank Amsterdam van 15 november 2017 in zaak nr. 16/2932 in het geding tussen:

[appellant]

en

het college van burgemeester en wethouders van Amsterdam.

Procesverloop

Bij besluit van 28 oktober 2015 heeft het college aan [appellant] een bestuurlijke boete van € 36.000,00 opgelegd.

Bij besluit van 18 maart 2016 heeft het college het door [appellant] daartegen gemaakte bezwaar ongegrond verklaard.

Bij uitspraak van 15 november 2017 heeft de rechtbank het door [appellant] daartegen ingestelde beroep ongegrond verklaard. Deze uitspraak is aangehecht.

Tegen deze uitspraak heeft [appellant] hoger beroep ingesteld.

De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 8 oktober 2018, waar [appellant], bijgestaan door mr. M. Niermeijer, advocaat te Amsterdam, en het college, vertegenwoordigd door mr. N. Hamdach en mr. R. Lo Fo Sang, zijn verschenen.

Overwegingen

Wet- en regelgeving

1. Het wettelijk kader is opgenomen in de bijlage die deel uitmaakt van deze uitspraak.

Inleiding

2. [appellant] is eigenaar van het pand aan de [locatie 1] in [plaats]. Hij verhuurde het gehele pand aan [hotel]. Naar aanleiding van een brandmelding over het pand aan de [locatie 1] is de gemeente een onderzoek gestart naar dit adres. Uit de basisadministratie adressen en gebouwen is gebleken dat het pand uit drie zelfstandige woningen bestaat, te weten [locatie 2], [locatie 3] en [locatie 4], en dat deze woningen de bestemming wonen hebben. Volgens de basisregistratie personen stond ten tijde van het onderzoek niemand op de adressen ingeschreven.

2.1. Op 2 april 2015 hebben toezichthouders van de gemeente de woningen bezocht. Zij hebben hun bevindingen neergelegd in een op ambtseed opgemaakt rapport van bevindingen van 12 mei 2015 (hierna: het rapport). Op basis van de in het rapport neergelegde bevindingen heeft het college aan [appellant], als eigenaar, een boete van € 36.000,00 opgelegd wegens het zonder vergunning onttrekken van woonruimten aan de bestemming tot bewoning. Volgens het college is komen vast te staan dat de drie woningen aan de [locatie 2], [locatie 3] en [locatie 4] werden verhuurd aan toeristen. Het gebruik van de woonruimten voor hoteldoeleinden is in strijd met het bepaalde in artikel 30, eerste lid, aanhef en onder a, van de Huisvestingswet, aldus het college. Deze boete heeft het college in bezwaar gehandhaafd. Tegen het besluit op bezwaar heeft [appellant] beroep ingesteld. De rechtbank heeft dit beroep ongegrond verklaard.

Het hoger beroep

3. Niet in geschil is dat artikel 30 van de Huisvestingswet is overtreden. Ter zitting heeft de gemachtigde van [appellant] de beroepsgrond dat geen wettelijke grondslag bestond voor het opleggen van een boete laten vallen. Derhalve is evenmin in geschil dat het college bevoegd was om voor de overtreding van artikel 30 van de Huisvestingswet een bestuurlijke boete op te leggen.

Overtreder

4. [appellant] betoogt dat de rechtbank heeft miskend dat het college hem niet als overtreder mocht aanmerken. Hij voert aan dat de eigenaresse van [hotel] de verboden handeling fysiek heeft verricht. Volgens [appellant] moet de jurisprudentie van de Afdeling zo worden gelezen dat in de eerste plaats degene die de handeling fysiek heeft verricht verantwoordelijk moet worden gehouden voor de overtreding. Pas als er geen fysieke overtreder is, kan degene aan wie de overtreding is toe te rekenen daarvoor verantwoordelijk worden gehouden.

4.1. Zoals de Afdeling eerder heeft overwogen (zie de uitspraken van de Afdeling van 28 mei 2014, ECLI:NL:RVS:2014:1912 en 4 oktober 2017, ECLI:NL:RVS:2017:2641), is de overtreder degene die het desbetreffende wettelijke voorschrift daadwerkelijk heeft geschonden. Dat is in de eerste plaats degene die de verboden handeling fysiek heeft verricht. Daarnaast kan in bepaalde gevallen degene die de overtreding niet zelf feitelijk heeft begaan, doch aan wie de handeling is toe te rekenen, voor de overtreding verantwoordelijk worden gehouden en derhalve als overtreder worden aangemerkt. Deze mogelijkheid staat los van de mogelijkheid om degene die de verboden handeling fysiek heeft verricht aan te spreken. Het is dus, anders dan [appellant] lijkt te veronderstellen, niet zo dat deze persoon pas als overtreder mag worden aangemerkt als degene die de verboden handeling fysiek heeft verricht niet voor de overtreding verantwoordelijk wordt gehouden. Bovendien is gelet op de bewoordingen van de verbodsbepaling in artikel 30, eerste lid, aanhef en onder a, van de Huisvestingswet, het verbod gericht tot meerdere personen, waardoor niet is uitgesloten dat meerdere personen dit verbod tegelijkertijd overtreden (vergelijk de uitspraak van de Afdeling van...

Om verder te lezen

PROBEER HET UIT
19 temas prácticos
  • Uitspraak Nº AWB - 21 _ 7301. Rechtbank Den Haag, 2022-08-18
    • Nederland
    • Rechtbank Den Haag (Neederland)
    • 18 augustus 2022
    ...3 Zie de uitspraak van de ABRvS van 6 oktober 2021 (ECLI:NL:RVS:2021:2236). 4 Zie de uitspraak van de ABRvS van 16 januari 2019 (ECLI:NL:RVS:2019:103). 5 Zie de uitspraak van de ABRvS van 4 februari 2015 (ECLI:NL:RVS:2015:288) en de daarin genoemde arresten van het Europese Hof van de Recht......
  • Uitspraak Nº 201902579/1/A3. Raad van State, 2020-01-22
    • Nederland
    • Council of State (Netherlands)
    • 22 januari 2020
    ...boete wegens bijzondere omstandigheden te hoog is. Zoals de Afdeling eerder heeft overwogen in de uitspraak van 16 januari 2019, ECLI:NL:RVS:2019:103, kunnen een verminderde verwijtbaarheid, een beperkte ernst van een overtreding en een geringe financiële draagkracht worden aangemerkt als b......
  • Uitspraak Nº 201805952/1/A3. Raad van State, 2019-06-05
    • Nederland
    • Council of State (Netherlands)
    • 5 juni 2019
    ...boete wegens bijzondere omstandigheden te hoog is. Zoals de Afdeling eerder heeft overwogen in de uitspraak van 16 januari 2019, ECLI:NL:RVS:2019:103, kunnen een verminderde verwijtbaarheid, een beperkte ernst van een overtreding en een geringe financiële draagkracht worden aangemerkt als b......
  • Uitspraak Nº 201902284/1/A3. Raad van State, 2020-10-28
    • Nederland
    • 28 oktober 2020
    ...boete wegens bijzondere omstandigheden te hoog is. Zoals de Afdeling eerder heeft overwogen in de uitspraak van 16 januari 2019, ECLI:NL:RVS:2019:103, kunnen een verminderde verwijtbaarheid, een beperkte ernst van een overtreding en een geringe financiële draagkracht worden aangemerkt als b......
  • Vraag een proefperiode aan om aanvullende resultaten te zien
19 sentencias
  • Uitspraak Nº AWB - 21 _ 7301. Rechtbank Den Haag, 2022-08-18
    • Nederland
    • Rechtbank Den Haag (Neederland)
    • 18 augustus 2022
    ...3 Zie de uitspraak van de ABRvS van 6 oktober 2021 (ECLI:NL:RVS:2021:2236). 4 Zie de uitspraak van de ABRvS van 16 januari 2019 (ECLI:NL:RVS:2019:103). 5 Zie de uitspraak van de ABRvS van 4 februari 2015 (ECLI:NL:RVS:2015:288) en de daarin genoemde arresten van het Europese Hof van de Recht......
  • Uitspraak Nº 201902579/1/A3. Raad van State, 2020-01-22
    • Nederland
    • Council of State (Netherlands)
    • 22 januari 2020
    ...boete wegens bijzondere omstandigheden te hoog is. Zoals de Afdeling eerder heeft overwogen in de uitspraak van 16 januari 2019, ECLI:NL:RVS:2019:103, kunnen een verminderde verwijtbaarheid, een beperkte ernst van een overtreding en een geringe financiële draagkracht worden aangemerkt als b......
  • Uitspraak Nº 201805952/1/A3. Raad van State, 2019-06-05
    • Nederland
    • Council of State (Netherlands)
    • 5 juni 2019
    ...boete wegens bijzondere omstandigheden te hoog is. Zoals de Afdeling eerder heeft overwogen in de uitspraak van 16 januari 2019, ECLI:NL:RVS:2019:103, kunnen een verminderde verwijtbaarheid, een beperkte ernst van een overtreding en een geringe financiële draagkracht worden aangemerkt als b......
  • Uitspraak Nº 201902284/1/A3. Raad van State, 2020-10-28
    • Nederland
    • 28 oktober 2020
    ...boete wegens bijzondere omstandigheden te hoog is. Zoals de Afdeling eerder heeft overwogen in de uitspraak van 16 januari 2019, ECLI:NL:RVS:2019:103, kunnen een verminderde verwijtbaarheid, een beperkte ernst van een overtreding en een geringe financiële draagkracht worden aangemerkt als b......
  • Vraag een proefperiode aan om aanvullende resultaten te zien

VLEX uses login cookies to provide you with a better browsing experience. If you click on 'Accept' or continue browsing this site we consider that you accept our cookie policy. ACCEPT