Wet bekostiging financieel toezicht
Court | Financiën |
Subject Matter | Bank- en effectenrecht, financiering | Toezicht bank- en kredietwezen |
Abbreviated Label | Wbft |
[Regeling vervallen per 01-01-2019.]
Geldend van 16-11-2018 t/m 31-12-2018
Wet van 24 mei 2012, houdende regels met betrekking tot de financiering van het toezicht op de financiële markten (Wet bekostiging financieel toezicht)
Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.
Allen, die deze zullen zien of horen lezen, saluut! doen te weten:
Alzo Wij in overweging hebben genomen, dat het wenselijk is om de bekostiging van het financieel toezicht helder en in samenhang met andere bepalingen omtrent het financieel beheer van dit toezicht, overzichtelijk in één wet vast te leggen;
Zo is het, dat Wij, de Afdeling advisering van de Raad van State gehoord, en met gemeen overleg der Staten-Generaal, hebben goedgevonden en verstaan, gelijk Wij goedvinden en verstaan bij deze:
[Vervallen per 01-01-2019]
In deze wet en de daarop berustende bepalingen wordt, voor zover niet anders is bepaald, verstaan onder:
a. Autoriteit Financiële Markten: Stichting Autoriteit Financiële Markten;
b. de Nederlandsche Bank: De Nederlandsche Bank N.V.;
-
c. de toezichthouder: Autoriteit Financiële Markten of de Nederlandsche Bank, ieder voor zover betrokken bij de uitvoering van taken ingevolge:
2° de Pensioenwet;
3° de Pensioenwet BES;
4° de Sanctiewet 1977;
6° de Wet financiële markten BES;
7° de Wet giraal effectenverkeer;
9° de Wet inzake de geldtransactiekantoren;
10° de Wet op het financieel toezicht;
11° de Wet op het notarisambt;
12° de Wet privatisering ABP;
13° [Red: vervallen;]
14° de Wet ter voorkoming van witwassen en financieren van terrorisme;
15° de Wet ter voorkoming van witwassen en financieren van terrorisme BES;
18° de Wet toezicht financiële verslaggeving;
19° de Wet toezicht trustkantoren;
21° de Wet verplichte deelneming in een bedrijfstakpensioenfonds 2000;
22° EU-rechtshandelingen;
d. eenmalige toezichthandeling: een in bijlage I genoemde handeling van de toezichthouder, welke handeling plaatsvindt krachtens een van de wetten en besluiten, bedoeld in onderdeel c, uitgezonderd de onder 6° en 15° bedoelde wetten;
e. Onze Ministers: Onze Minister van Financiën en Onze Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid;
-
f. overige kosten: het totaalbedrag aan kosten van de toezichthouder verminderd met:
1° de opbrengsten ter dekking van de kosten van eenmalige toezichthandelingen;
2° de kosten verband houdend met de betrokkenheid van de toezichthouder bij de wetten, bedoeld in onderdeel c, onder 6° en 15°;
3° de kosten verband houdend met de betrokkenheid van de toezichthouder bij de beoordeling, bedoeld in artikel 33, vierde lid, van verordening (EU) nr. 1024/2013 van de Raad van 15 oktober 2013 waarbij aan de Europese Centrale Bank specifieke taken worden opgedragen betreffende het beleid inzake het prudentieel toezicht op kredietinstellingen (PbEU 2013, L 287);
4° baten en inkomsten als bedoeld in artikel 28, tweede lid, van de Kaderwet zelfstandige bestuursorganen;
g. personen: natuurlijke personen, rechtspersonen of vennootschappen, waaronder personenvennootschappen, of daarmee vergelijkbare lichamen of samenwerkingsverbanden;
h. toezicht: de betrokkenheid van de toezichthouder bij de wetten en bindende besluiten, bedoeld in onderdeel c, alsmede de betrokkenheid van de toezichthouder bij de totstandkoming van nieuwe wetten en bindende besluiten die verband houden met de uitvoering van taken als toezichthouder.
[Vervallen per 01-01-2019]
Tot de betrokkenheid van de Nederlandsche Bank bij de uitvoering van taken ingevolge de in artikel 1, onderdeel c, genoemde wetten en de in dat onderdeel bedoelde EU-rechtshandelingen, wordt voor de toepassing van deze wet niet gerekend:
a. het toezicht door de Nederlandsche Bank ten aanzien van afwikkelondernemingen als bedoeld in artikel 1:1 van de Wet op het financieel toezicht;
-
b. de uitvoering en handhaving, bedoeld in artikel 1:24, derde lid, van de Wet op het financieel toezicht, van regels gesteld bij of krachtens:
1° verordening (EU) nr. 260/2012 van het Europees Parlement en de Raad van 14 maart 2012 tot vaststelling van technische en bedrijfsmatige vereisten voor overmakingen en automatische afschrijvingen in euro en tot wijziging van Verordening (EG) nr. 924/2009 (PbEU 2012 L 94);
2° de titels III, IV en V van verordening (EU) nr. 648/2012 van het Europees Parlement en de Raad van 4 juli 2012 betreffende otc-derivaten, centrale tegenpartijen en transactieregisters (PbEU 2012, L 201).
[Vervallen per 01-01-2019]
1 De toezichthouder zendt de begroting, bedoeld in artikel 26 van de Kaderwet zelfstandige bestuursorganen, jaarlijks voor 1 december aan Onze Ministers.
2 In de begroting neemt de toezichthouder een overzicht op waaruit de berekeningswijze van de overige kosten blijkt.
-
3 In het overzicht, bedoeld in het tweede lid, maakt de Nederlandsche Bank onderscheid tussen:
a. de overige kosten voor het toezicht op personen die behoren tot de in bijlage II, onderdeel «Toezichthouder: De Nederlandsche Bank», opgenomen toezichtcategorieën, met uitzondering van de kosten, bedoeld in onderdeel c;
b. de overige kosten voor het toezicht op personen die behoren tot de in bijlage III, onderdeel «Toezichthouder: De Nederlandsche Bank», opgenomen toezichtcategorie, met uitzondering van de kosten, bedoeld in onderdeel c;
c. de overige kosten die verband houden met het voorbereiden van de afwikkeling van kredietinstellingen en beleggingsondernemingen in de zin van verordening (EU) nr. 806/2014 van het Europees parlement en de Raad van 15 juli 2014 betreffende de afwikkeling van kredietinstellingen en bepaalde beleggingsondernemingen (PbEU 2014, L 225) en het Deel Bijzondere maatregelen financiële ondernemingen van de Wet op het financieel toezicht.
-
4 De hoogte van de begroting, bedoeld in het eerste lid, is niet hoger dan de totale kosten van het toezicht zoals die blijken uit de laatst goedgekeurde begroting van de toezichthouder exclusief de kosten die verband houden met de betrokkenheid van de toezichthouder bij de uitvoering van verordening (EU) nr. 1024/2013 van de Raad van 15 oktober 2013 waarbij aan de Europese Centrale Bank specifieke taken worden opgedragen betreffende het beleid inzake het prudentieel toezicht op kredietinstellingen (PbEU 2013, L 287) met daarbij opgeteld:
a. de kosten die verband houden met de betrokkenheid van de toezichthouder bij de uitvoering van verordening (EU) nr. 1024/2013 van de Raad van 15 oktober 2013 waarbij aan de Europese Centrale Bank specifieke taken worden opgedragen betreffende het beleid inzake het prudentieel toezicht op kredietinstellingen (PbEU 2013, L 287);
b. loon- of prijsmutatie; en
c. de naar kosten herleide mutaties in het takenpakket.
Onze Ministers kunnen in bijzondere omstandigheden afwijken van hetgeen in dit artikel is bepaald en informeren de beide kamers der Staten-Generaal hier tijdig over.
5 Voor de toepassing van artikel 27, vierde lid, van de Kaderwet zelfstandige bestuursorganen wordt met betrekking tot de begroting van de Nederlandsche Bank voor «laatst goedgekeurde jaarrekening» gelezen: laatst goedgekeurde verantwoording als bedoeld in artikel 5, tweede lid, van de Wet bekostiging financieel toezicht.
6 De begroting van de Nederlandsche Bank heeft slechts betrekking op het toezicht.
[Vervallen per 01-01-2019]
1 Goedkeuring als bedoeld in artikel 29 van de Kaderwet zelfstandige bestuursorganen wordt niet onthouden dan nadat de toezichthouder in de gelegenheid is gesteld de begroting aan te passen, binnen een door Onze Ministers gezamenlijk te stellen redelijke termijn.
2 De toezichthouder doet na goedkeuring van de begroting onverwijld mededeling van de begroting in de Staatscourant en houdt de begroting gedurende ten minste twee jaar na goedkeuring op elektronische wijze ter inzage.
3 Indien de begroting niet voor 1 januari van het begrotingsjaar waarop zij betrekking heeft, is goedgekeurd, kan de toezichthouder, zolang de begroting niet is goedgekeurd, voor het aangaan van verplichtingen en het verrichten van uitgaven beschikken over ten hoogste vier twaalfde gedeelten van de bedragen die bij de overeenkomstige onderdelen van de begroting van het voorafgaande jaar waren toegestaan.
[Vervallen per 01-01-2019]
Bij ministeriële regeling van Onze Ministers gezamenlijk kunnen regels worden gesteld voor de inrichting van de begroting.
[Vervallen per 01-01-2019]
1 De Autoriteit Financiële Markten stelt de jaarrekening, bedoeld in artikel 34 van de Kaderwet zelfstandige bestuursorganen, jaarlijks voor 15 maart op.
2 De Nederlandsche Bank stelt jaarlijks voor 15 maart een verantwoording op, waarin met betrekking tot het toezicht rekening en verantwoording wordt afgelegd van het financieel beheer en van de geleverde prestaties over het verstreken boekjaar. De artikelen 34, tweede en derde lid, en 35, tweede tot en met vierde lid, van de Kaderwet zelfstandige bestuursorganen zijn van overeenkomstige toepassing.
3 In afwijking van artikel 35, tweede lid, van de Kaderwet zelfstandige bestuursorganen gaat de jaarrekening van de Autoriteit Financiële Markten vergezeld van een verklaring omtrent de getrouwheid, afgegeven door een door de Autoriteit Financiële Markten aangewezen registeraccountant of Accountant-Administratieconsulent ten aanzien van wie in het accountantsregister een aantekening is geplaatst als bedoeld in artikel 36, tweede lid,...
Om verder te lezen
PROBEER HET UIT