Wet tegemoetkomingen loondomein
Abbreviated Label | Wtl |
Court | Financiën |
Subject Matter | Belastingrecht | Loonbelasting en premieheffing |
Geldend van 01-01-2020 t/m heden
Wet van 23 december 2015, houdende tegemoetkomingen in de loonkosten van specifieke groepen (Wet tegemoetkomingen loondomein)
Wij Willem-Alexander, bij de gratie Gods, Koning der Nederlanden, Prins van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.
Allen, die deze zullen zien of horen lezen, saluut! doen te weten:
Alzo Wij in overweging genomen hebben, dat het wenselijk is in het kader van de vereenvoudiging van de processen van de Belastingdienst en het terugdringen van administratieve lasten van werkgevers een instrument te introduceren dat het mogelijk maakt om op basis van reeds bij de overheid beschikbare gegevens geautomatiseerd en zonder de loonaangifteketen te belasten een tegemoetkoming in de loonkosten aan werkgevers te verstrekken en de bestaande premiekortingen voor ouderen en arbeidsgehandicapten te vervangen, mede om de bestaande verzilveringsproblematiek weg te nemen, en voorts een lage-inkomensvoordeel in te voeren voor werkgevers met werknemers aan de onderkant van de arbeidsmarkt;
Zo is het, dat Wij, de Afdeling advisering van de Raad van State gehoord, en met gemeen overleg der Staten-Generaal, hebben goedgevonden en verstaan, gelijk Wij goedvinden en verstaan bij deze:
In deze wet en de daarop berustende bepalingen wordt verstaan onder:
a. werkgever: de inhoudingsplichtige in de zin van de Wet op de loonbelasting 1964 of de werkgever in de zin van de Wet financiering sociale verzekeringen;
b. werknemer: de werknemer in de zin van de Werkloosheidswet, de Ziektewet, de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen of de Wet op de arbeidsongeschiktheidsverzekering;
c. loonaangifte: de aangifte voor de loonbelasting, de premie voor de volksverzekeringen, de premies voor de werknemersverzekeringen en de ingevolge de Zorgverzekeringswet over het loon verschuldigde inkomensafhankelijke bijdrage;
d. aangiftetijdvak: het tijdvak waarover de loonbelasting moet worden betaald;
e. polisadministratie: hetgeen daaronder wordt verstaan in artikel 33 van de Wet structuur uitvoeringsorganisatie werk en inkomen;
f. loonadministratie: de loonadministratie, bedoeld in artikel 28, eerste lid, onderdeel c, van de Wet op de loonbelasting 1964;
g. verloonde uren: de uren waarover loon is betaald en waarvan door de werkgever ingevolge artikel 28, eerste lid, onderdeel d, van de Wet op de loonbelasting 1964 opgave aan de inspecteur is gedaan;
h. jaarloon: het door een werknemer in een dienstbetrekking als bedoeld in artikel 3 tot en met 6 van de Ziektewet in een kalenderjaar genoten loon uit tegenwoordige dienstbetrekking overeenkomstig het loon waarvan door de werkgever ingevolge artikel 28, eerste lid, onderdeel e, van de Wet op de loonbelasting 1964 opgave aan de werknemer is gedaan;
i. correctiebericht: het correctiebericht, bedoeld in artikel 28a van de Wet op de loonbelasting 1964;
j. inspecteur of ontvanger: de functionaris van de rijksbelastingdienst die als zodanig bij wet van Onze Minister van Financiën is aangewezen;
k. Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen: het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen, genoemd in hoofdstuk 5 van de Wet structuur uitvoeringsorganisatie werk en inkomen.
Een werkgever kan in de loonaangifte een verzoek doen voor de volgende tegemoetkomingen:
a. loonkostenvoordeel oudere werknemer;
b. loonkostenvoordeel arbeidsgehandicapte werknemer;
c. loonkostenvoordeel doelgroep banenafspraak en scholingsbelemmerden;
d. loonkostenvoordeel herplaatsen arbeidsgehandicapte werknemer;
waarbij een uiterlijk op de in artikel 4.1, tweede of zevende lid, bedoelde datum van het kalenderjaar volgend op het kalenderjaar waarop de tegemoetkoming betrekking heeft ingediend correctiebericht wordt opgevat als een in de loonaangifte gedaan verzoek.
-
1 Een werkgever die een verzoek als bedoeld in artikel 2.1 heeft gedaan, heeft recht op een loonkostenvoordeel oudere werknemer indien bij deze werkgever een werknemer in een of meerdere dienstbetrekkingen is die:
-
a. in de maand voorafgaand aan de aanvang van de dienstbetrekking:
1°. recht had op een uitkering op grond van de Werkloosheidswet, de Wet op de arbeidsongeschiktheidsverzekering, de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen, de Wet arbeidsongeschiktheidsvoorziening jonggehandicapten, de Wet arbeidsongeschiktheidsverzekering zelfstandigen, de Wet arbeidsongeschiktheidsvoorziening militairen, de Participatiewet, de Wet inkomensvoorziening oudere werklozen, de Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte werkloze werknemers of de Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte gewezen zelfstandigen; of
2°. recht had op arbeidsondersteuning op grond van de Wet arbeidsongeschiktheidsvoorziening jonggehandicapten;
b. op het moment van aanvang van de dienstbetrekking 56 jaar of ouder was;
c. niet op enig moment in de periode van zes maanden voorafgaand aan de datum van indiensttreding bij deze werkgever in dienstbetrekking is geweest; en
d. een geldige doelgroepverklaring als bedoeld in artikel 2.3 aan de werkgever heeft verstrekt.
-
-
2 Het eerste lid is niet of niet langer van toepassing indien:
a. de werknemer de pensioengerechtigde leeftijd, bedoeld in artikel 7a, eerste lid, van de Algemene Ouderdomswet, heeft bereikt;
b. de werknemer arbeid verricht in een dienstbetrekking als bedoeld in artikel 2 van de Wet sociale werkvoorziening of als bedoeld in artikel 10b, derde lid, van de Participatiewet; of
c. de periode, bedoeld in artikel 2.4, voor deze werknemer is verstreken.
3 Met een uitkering als bedoeld in het eerste lid, onderdeel a, wordt gelijkgesteld een naar aard en strekking daarmee overeenkomende uitkering op grond van een wettelijk stelsel inzake sociale zekerheid van een andere lidstaat van de Europese Unie, een andere staat die partij is bij de Overeenkomst betreffende de Europese Economische Ruimte dan wel Zwitserland.
4 Voor de toepassing van dit artikel worden onderbrekingen van een dienstbetrekking tussen dezelfde werkgever en werknemer binnen de periode, bedoeld in artikel 2.4, eerste lid, geacht niet te hebben plaatsgevonden.
1 Het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen of, indien het een oudere werknemer betreft die in de maand voorafgaand aan zijn dienstbetrekking recht had op een uitkering op grond van de Participatiewet, de Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte werkloze werknemers of de Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte gewezen zelfstandigen, het college van burgemeester en wethouders, verstrekt uitsluitend aan degene die een dienstbetrekking met een werkgever aangaat en, met inachtneming van artikel 2.2, tweede tot en met vierde lid, voldoet aan de voorwaarden, bedoeld in artikel 2.2, eerste lid, onderdelen a tot en met c, op diens verzoek een verklaring dat deze werknemer aan de genoemde voorwaarden voldoet. Indien de doelgroepverklaring niet kan worden verstrekt, wordt het besluit tot weigering uitsluitend verstrekt aan de aanvrager van de doelgroepverklaring. De doelgroepverklaring wordt aangevraagd binnen drie maanden na aanvang van de dienstbetrekking. Bij regeling van Onze Minister van Financiën kunnen, in overeenstemming met Onze Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, nadere regels worden gesteld met betrekking tot de geldigheid van de doelgroepverklaring, bedoeld in de eerste volzin.
2 Indien artikel 2.2, derde lid, van toepassing is, overlegt degene die het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen verzoekt om een doelgroepverklaring als bedoeld in het eerste lid gelijktijdig met dit verzoek een bewijs dat hij in de maand voorafgaand aan de aanvang van de dienstbetrekking recht had op een uitkering als bedoeld in artikel 2.2, derde lid. Bij regeling van Onze Minister van Financiën kunnen, in overeenstemming met Onze Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, nadere voorwaarden worden gesteld aan dit bewijs.
3 De werkgever bewaart de doelgroepverklaring, bedoeld in het eerste lid, bij de loonadministratie.
1 Een loonkostenvoordeel oudere werknemer wordt ten hoogste verstrekt over een aaneengesloten periode van drie jaar vanaf de aanvang van de eerste dienstbetrekking tussen de werkgever en de werknemer waarbij aan de voorwaarden, bedoeld in artikel 2.2, wordt voldaan.
2 Ingeval de periode waarin het loonkostenvoordeel oudere werknemer van toepassing is, in de loop van een aangiftetijdvak begint of eindigt, wordt die periode verlengd met het buiten die periode vallende deel van het aangiftetijdvak waarin die periode begint, onderscheidenlijk eindigt.
Een loonkostenvoordeel oudere werknemer bedraagt € 3,05 per verloond uur van de werknemers die voldoen aan de voorwaarden, bedoeld in artikel 2.2, doch ten hoogste € 6.000 per werknemer per kalenderjaar.
-
1 Een...
Om verder te lezen
PROBEER HET UIT